Jeugdcriminologie 6 Flashcards

1
Q

waar gaan Whats Works beginselen over

A
  • Wanneer als wij als maatschappij actief een interventie inzetten om criminaliteit tegen te gaan
  • Gaat over effectiviteit strafrechtelijke interventies (wat werkt om criminaliteit te verminderen)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

De What Works beginselen dader

A
  1. Risicobeginsel (risk principle) – wie is de dader?
  2. Behoeftebeginsel (needs principle) – wat heeft de dader nodig?
  3. Responsiviteitsbeginsel (responsivity principle) – waarmee moet de dader behandeld worden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

De What Works beginselen interventie

A
  1. Beginsel van behandelmodaliteit (treatment modality)
  2. Beginsel van programma-integriteit (programme integrity) - hoe interventie uitgevoerd?
  3. Professionaliteitsbeginsel (professionalism) - wie intervenieert
  4. Beginsel ‘gemeenschapsgeorienteerd’ (community based) - waar
    Interventie heeft grotere kans van slagen als je al deze toepast
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

wat is het risicobeginsel

A
  • Risico op recidive niet voor iedereen gelijk (aanrijding is veel minder grote kans dan winkeldiefstal
  • Intensiteit van de reactie afstemmen op risico dat de dader recidiveert (je moet kijken hoe groot de kans is)
  • Juiste match tussen risico op recidive en reactie hierop
  • Toepassing verondersteld variëteit en flexibiliteit van interventies/programma’s (detentie, taakstraf, werkstraf of gedragsinterventies)
  • En vooral: goed inschatten recidive-risico (advies door reclassering)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

wat is behoeftebeginsel

A
  • Strafrechtelijke interventies/programma’s dienen zich te richten op de criminogene behoeften
  • Criminogene behoeften: kenmerken, risicofactoren en problemen van de dader die direct samenhangen met het delinquente gedrag (factoren die hebben gezorgd voor dit gedrag; als deze facotren verminderen neemt het gedrag af)
  • Andrews en Bonta de ‘Big Four’ criminogene factoren, die recidive sterk voorspellen:
  • Antisociale cognities: opvattingen, waarden, houdingen, rationalisaties en cognitief-emotionele toestanden als wrok, verzet, wanhoop of haat (gedachten van de dader)
  • Antisociaal netwerk (als iemand nog in het criminele netwerk zit is de kans groot op recidive
  • Antisociaal gedrag (nu en in het verleden). Ook verslavingsgedrag wordt hiertoe gerekend. Verslavingsgedrag is een sterke risicofactor
  • Antisociaal persoonlijkheidscomplex, waaronder een agressief, egocentrisch, impulsief en/of ongevoelig temperament, psychopathie, een zwakke socialisatie en zwakke probleemoplossende vaardigheden (als je moeilijk om kan gaan met lastige situaties is de kans ook groter)
  • Wat heeft de dader nodig om recidive te voorkomen; hier zal de interventie om in moeten spelen (kijk naar de big four bijvoorbeeld)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

wat is responsiviteitsbeginsel

A
  • Interventie/programma werkt als deze aansluit wat bij iemand past: waar iemand responsief voor is/op ‘reageert’
  • Aansluiten bij wat iemand kan en bij iemand past
  • Gaat over persoon van de dader en uitvoerder van interventie/programma (behandelaar) en het soort programma dat wordt aangeboden (als iemand cognitief niet sterk is moet de interventie niet te complex zijn anders haakt diegene af, als iemand intelligent is maak het lastiger anders haakt iemand af omdat die denkt niet serieus genomen te worden)
  • Ook match tussen dader en behandelaar
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

wat is het beginsel van behandelmodaliteit

A

Sluit aan bij behoeftenbeginsel: meestal complexe behoeften -> interventie/programma moet multi-modaal zijn dus op meerdere behoeften richten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

wat is het beginsel van programma integriteit

A
  • Programma zelf moet effectief zijn en werken zijn gebleken en gebaseerd op theorie, mag niet op basis van onderbuikgevoel
  • Uitvoering ervan moet verlopen volgens oorspronkelijke opzet; anders kan de effectiviteit falen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

wat is professionaliteitsbeginsel

A
  • De begeleider of behandelaar moet voldoende professioneel zijn om in te kunnen schatten welke criminogene factoren van de jongeren problematisch zijn en welke methoden hierbij wel of niet aansluiten
  • Ook voor de uitvoering van het programma moet voldoende professionaliteit aanwezig zijn. Hierbij spelen kennis, vaardigheden en houdingsaspecten een rol
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

wat is het beginsel van gemeenschap georiënteerd

A
  • In eigen context/eigen sociale omgeving
  • Verbinden van programma met eigen sociale omgeving zoals school, werk, familie en vrienden
  • Vaardigheden meteen in natuurlijke context oefenen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

wat is desistance

A

Het proces waarin een individu stopt of mindert met crimineel gedrag

Gaan meerdere dingen aan vooraf, is niet van de een op de andere dag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Welke type desistance zijn er

A
  • Desistance als biologisch/psychologisch proces
  • Desistance als gevolg van bindingen
  • Desistance als gevolg van rationele en cognitieve processen
  • Desistance als geïntegreerd proces (levensloop)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

wat is Desistance als biologisch/psychologisch proces

A
  • Individuen die doorgaan met criminaliteit behoren tot de afwijkende groep
  • Relatie psychopathologie en criminaliteit (CD, ODD, ADHD, maar ook LVB); dit is niet alles kan ook door lage zelfcontrole komen; het model van Moffit? Is meer een handvat, er zijn meer processen waardoor criminaliteit kan komen
  • Oorspronkelijk deterministisch mensbeeld
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

wat is Desistance als gevolg van bindingen

A
  • Life-events (trouwen, kinderen krijgen, bindingen krijgen met maatschappij; door de bindingen is het moeilijker om crimineel gedrag goed te praten; je hebt veel te verliezen, je hebt bindingen die je niet wilt kwijtraken)
  • Interactie met de omgeving staat centraal
  • Desistance doordat de sociale controle groter wordt bij het investeren in relatie, werk, ouderschap?
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

wat is Desistance als gevolg van rationele en cognitieve processen

A
  • Rationele keuze theorie
  • Cognitieve transformatie (verandering in zelfbeeld; je gaat anders naar jezelf kijken en je krijgt het proces dit wil ik niet meer doen)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

wat is Desistance als geïntegreerd proces (levensloop)

A

Integratie van de voorgaande stromingen