A&I Flashcards
Florence Nightingale
grafische weergaven maken van statistiek, statistiek voor een breder publiek inzichtelijk maken
Redenering
standpunt + argument, een argument gebruiken om een standpunt kracht bij te zetten
Syllogismen
uitspraken die gaan over: groepen, klassen, verzamelingen of eigenschappen (die gaan over mensen) die gekoppeld worden aan bijzondere eigenschappen
Premissen
Syllogismen bestaat uit premissen over die algemene verzameling en premissen over een specifiek geval waar vervolgens een conclusie aan gekoppeld wordt -> alleen als de conclusie automatisch uit de premissen volgt is de redenering logisch geldig = alle vogels hebben een snavel, alle reigers zijn vogels dus hebben een snavel
Venndiagram
om argumenten te ontleden
Conditionele redeneringen
Vorm 1 = geldig
- Als p, dan q (als het regent wordt de straat nat)
- p (als het regent)
- Dus q (dus de straat wordt nat)
Vorm 2 = ongeldig
- Als p, dan q (als het regent wordt de straat nat)
- q (de straat wordt nat)
- Dus p (dus het regent)
Vorm 3 = ongeldig
- Als p, dan q (als het regent wordt de straat nat)
- Niet p (als het niet regent)
- Dus: niet q (wordt de straat niet nat)
Vorm 4 = geldig
- Als p, dan q (als het regent wordt de straat nat)
- Niet q (de straat is niet nat)
- Dus: niet p (dus het heeft niet geregend)
Voldoende en noodzakelijke voorwaarden
- Twee soorten voorwaarden: voldoende en noodzakelijke voorwaarden
- Als A dan B
- Als het regent wordt de straat nat -> Voorwaarde? Voldoende of noodzakelijk? Je hebt niet alleen regen nodig maar het is voldoende om de straat nat te maken
- Als niet A dan niet B
- Als je niet getrouwd bent dan heb je niet de huwelijkse staat -> Voorwaarde? Voldoende of noodzakelijke? Want je moet trouwen voor de huwelijkse staat er is geen andere voorwaarde
Bijvoorbeeld: goed tandenpoetsen is geen voldoende voorwaarde voor een mooi en gaaf gebit. Gezond eten is ook van belang. Het is wel een noodzakelijke voorwaarde, want als je je tanden niet goed poetst, krijg je gaatjes
Operationaliseren
meetbaar maken door bijv. ‘’hoeveel…’’ te gebruiken;
In Amsterdam is er sprake van ergere criminaliteit dan in Rotterdam.
Operat. 1: In Amsterdam worden meer delicten gepleegd.
Operat. 2: In Amsterdam zijn er ergere misdaden, zoals moorden, vergeleken met Rotterdam, het gaat dan vooral om tasjes roof
Informele drogredenen
Stroman = wanneer je niet het werkelijke standpunt van de tegenstander aanvalt, maar een verdraaide versie ervan -> argument verdraaien -> heeft er niks mee te maken -> directe aanval -> aandacht afleiden ‘‘vind je ook niet dat’’ -> extreem maken
Ad hominem = persoonlijke aanval “jij” of “hij” -> zonder eigen argumentatie -> op één persoon gericht -> tegenstander zelf aanvallen
Post hoc, ergo propter hoc (‘na dit, dus door dit’) = kan misleidend zijn (bijgeloven)
Overhaaste generalisatie = algemene conclusie trekken (in hokjes denken) -> over afkomst -> hokjes denken -> weinig informatie hebben -> algemene uitspraak -> iets zeggen waar je misschien weinig van weet
Cirkelredenering = constant dezelfde argumenten gebruiken -> herhaling -> ‘‘vermaak en plezier’’
Omdraaien van de bewijslast = letterlijk omdraaien en de vraag bij de ander leggen -> ‘‘laat jij maar zien dat het niet het geval is’’
Onjuiste/valse analogie = verschillende onderwerpen en onjuist, hebben niks met elkaar te maken -> onredelijk een vergelijking gebruiken als argument
Relevantie en volledigheid
- Relevantie: A is relevant voor B betekent dat er een bepaalde relatie bestaat tussen A en B
- Volledigheid: soms is een argument wel enigszins relevant, maar heeft het onvoldoende gewicht om de conclusie te ondersteunen
- Relevantie en volledigheid zijn van elkaar afhankelijk: als argumentatie volledig is, is die zeker relevant; als argumentatie niet relevant is, is die zeker niet volledig
- Maar: relevante argumentatie hoeft niet per se volledig te zijn
Sociale psychologie
de omgeving, aanwezigheid van andere mensen op mensen bestuderen -> interactie tussen mensen
Conformiteit
overeenstemming (in een groep), acceptatie -> vaak ga je met een groep mee
- Asch-experiment met stokje
Autoriteit & conformiteit
autoritaire mensen kunnen veel invloed hebben op conformiteit, je verlegt je grenzen, je voelt een druk
Stanford prison
hard handelen
Groupthink
meedoen met de groep en niet snel tegen de groep in gaan