JAL HC 4 + 5 - Structurele redeneerfouten Flashcards
Bias
= vooroordeel, vooringenomenheid, tunneldenken, neiging –> wanneer systeem 1 spontaan een bepaald verband legt = bias.
Systeem 1 kenmerken
Snelle verwerking van info: met beperkte informatie meteen aan de slag gaan (gevoel van inzicht). Sneltreinverbanden, nog niet gecheckt.
WYSIATI (what you see…)
Spontaan verband; neiging om bepaalde info te verwerken in overeenstemming met wat we reeds weten.
Systeem 2 kenmerken
Pas actief als daar een goede reden voor is. Waarde informatie toetsen aan andere informatie waarover je beschikt.
Heuristiek
Praktische benadering om iets te vinden, te ontdekken of op te lossen. Die benadering is voldoende om te slagen in het opzet, maar niet per se optimaal. Wanneer het niet werkbaar of mogelijk is om een optimaal resultaat te bereiken (door gebrek aan tijd, zuinig aan tijd en energie) kunnen heuristische methodes worden gebruikt om binnen een beperkte tijd een afdoende oplossing te bereiken.
Vb. Vuistregels, beredeneerde gokken, gezond verstand.
In context psychologie = redeneringen die we gebruiken om op een eenvoudige en efficiënte manier een probleem of casus op te lossen. Kenmerkend voor heuristieken in deze context is dat de gebruikte redenering amper of geen cognitieve belasting inhouden.
–> mentale shortcuts ipv de volledige stappen van systeem 2 redeneren te doorlopen
DAAROM: systeem 1, oplossingen = eenzijdig, onvolledig en eenvoudig (niet geheel maar deeltje)
Verankering
Neiging om meer gewicht te hechten aan initieel beschikbare info. Het anker beïnvloedt je antwoord zonder zelf relevante info te verstrekken. Eens je over een anker beschikt, ga je onvermijdelijk later opduikende informatie interpreteren in het licht van dat anker.
Vb. Hoe oud JFK toen hij stierf? / Was hij ouder of jonger dan 90 jaar?
Vb. Ook vaak gebruikt bij huurprijs!
Framing effect
Neiging om vaker te kiezen voor optie als ze positief geformuleerd is.
= redeneerfout, zou eigenlijk niet mogen uitmaken hoe de optie wordt voorgesteld.
Bevestigingsbias (confirmation bias)
Houdt in dat we als mensen geneigd zijn om nieuwe informatie zo te zoeken, interpreteren en onthouden dat ze verenigbaar is met onze vooraf bestaande opvattingen, theorieën en overtuigingen. Als nieuwe informatie onverenigbaar is met ons denkkader, dan wordt die informatie genegeerd, geminimaliseerd of verdrongen.
= bias omdat als we weloverwogen de info verwerken, dan hechten we evenveel belang aan bevestigende als aan ontkrachtende info
Opvattingspersistentie
Moeite om afstand te nemen van vertrouwde ideeën, opvattingen en overtuigingen. We vinden het moeilijk om een groot verhaal op te geven. Ons denkkader biedt een gevoel van veiligheid, herkenbaarheid en duidelijkheid waardoor we geneigd zijn om daar hardnekkig aan vast te houden.
Verliesaversie
De neiging om verliezen te vermijden. Iets wat we wel hebben dreigen te verliezen vinden we veel erger dan iets gewoonweg niet hebben. Dingen verliezen die je hebt is een pijnlijke ervaring die systeem 1 liever uit de weg gaat.
Toeëigeningseffect
Meer waarde hechten aan wat je hebt, dan aan wat je niet hebt.
Oorsprong bevestigingsbias (2)
1) Vertrouwdheid van bevestigende informatie: Hoe meer vertrouwen, hoe meer gaan we redeneren via systeem 1. Bevestigende informatie wordt nu eenmaal sneller verwerkt dan ontkrachtende informatie, en ze blijft langer hangen.
2) Vaagheid van theorieën: Hoe vager, des te beter integreerbaar = kiezen van interpretatie die aansluit bij ons idee
Vb. Delphidenkfout van Croesus
3) Cognitieve dissonantie
Cognitieve dissonantie
Het mentale ongemak dat je ervaart wanneer je twee conflicterende ervaringen hebt en dat ervoor zorgt dat je die ervaringen herformuleert zodat ze je niet langer ongemakkelijk doen voelen.
–> Wie sterk in een bepaald idee gelooft, zal niet alleen geneigd zijn om eraan vast te houden, maar zal ook geneigd zijn om wanneer dat idee niet langer houdbaar blijkt, een mentale vluchtroute te nemen om niet geconfronteerd te worden met de negatieve ervaring dat een dierbaar idee aan diggelen is geslagen.
Just world belief
= morele equivalent van de bevestigingsbias
–> Het geloof dat de wereld intrinsiek rechtvaardig is. Het gaat om de veronderstelling dat iemands handelingen steeds gepaste morele gevolgen krijgen. Wie goed handelt, wordt beloond en wie slecht handelt wordt gestraft
–> impliceert het bestaan van een universele kracht die het morele evenwicht in stand houdt en gaat gepaard met het idee van een mensoverstijgende rechtvaardigheid, voorzienigheid of orde.
Vb. Boontje komt om zijn loontje
Vb. Schuld (debt vs. guilt)
(ook is/ought drogreden)
Geldigheid en geloofwaardigheid (beliefbias)
De neiging om geldigheid van redenering te verwarren met de geloofwaardigheid van de conclusie. De conclusie is geloofwaardig, maar de redenering is ongeldig (correlatie =/= causaliteit)
Link met bevestigingsbias: meer geneigd om conclusie te aanvaarden als die strookt met eigen opvattingen en denkkader.
Post hoc ergo propter hoc
= Nadat dus doordat
–> Neiging om te denken dat A de oorzaak is van B omdat A voor B plaatsvond.
Brein = verbandenleggende machine
–> neiging om gecorreleerde gegevens in een oorzakelijk verband met elkaar te plaatsen (correlatie =/= causaliteit!)