introductie Flashcards

You may prefer our related Brainscape-certified flashcards:
1
Q

introductie: onderzoek van de geschiedenis van de psychologie

A

de psychologie heeft een geschiedenis. Alle vakkennis en alle theorieën, methoden en technieken in de psychologie hebben we te danken aan voorgangers uit het verleden. Wetenschap is zo bezien een dialoog met degenen die ons zijn voorgegaan. Daarbij is het de vraag hoe je de geschiedenis van de psychologie zou moeten bestuderen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Fancher en Rutherford geven drie redenen waarom geschiedenis van de psychologie als apart vak relevant is.
Beschrijf deze drie redenen

A

Op de eerste plaats is het goed om door een historische benadering even afstand te nemen van de zaken die in beoefening van de psychologie centraal staan, zoals data, methoden, experimenten en theorie, en je af te vragen door welke (vaak toevallige) historische omstandigheden die tot stand zijn gekomen.

Ten tweede is geschiedenis belangrijk om psychologische verworvenheden uit het verleden in hun oorspronkelijke context te zien. Praktijken als magnetiseren en hypnose zijn vanuit hedendaags standpunt wat ridicuul, maar waren in de achttiende en negentiende eeuw plausibele methoden. Fancher en Rutherford merken op dat in de toekomst mogelijk net zo zal worden gegniffeld om methoden die wij nu als degelijk beschouwen.

Als derde reden wordt reflexiviteit genoemd, de manier(en) waarop wij als mens naar onze ‘menselijke natuur’ kijken. Die visie op onszelf is nogal eens gewijzigd in de loop van de geschiedenis, en de geschiedenis van zulke veranderende inzichten is op zichzelf al leerzaam.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hoe geschiedenis van de psychologie kan worden beoefend, levert een breed palet aan mogelijkheden op. Fancher en Rutherford noemen drie paren van benaderingen: internalisme versus externalisme, ‘Great Man approach’ versus ‘Zeitgeist approach’ en presentisme versus historicisme.

A

Internalisme is de strikt disciplinegerichte benadering, waarbij alleen aandacht is voor historische ontwikkelingen binnen het vakgebied. Externalisme is de benadering waarbij de aandacht vooral uitgaat naar externe factoren die de ontwikkelingen in een vakgebied hebben beïnvloed.

De ‘Great Man approach’ is geschiedschrijving die is gebaseerd op grote namen, bij de ‘Zeitgeist approach’ zijn de omstandigheden van een bepaalde tijd maatgevend.

Presentisme bekijkt de geschiedenis door een hedendaagse bril en ziet het nu als de situatie die het beste is, terwijl historicisme probeert het verleden te reconstrueren en daar recht aan wil doen. Een compromisbenadering heet sophisticated presentism, dat zowel heden als verleden recht doet.

Deze drie paren van tegengestelde benaderingen leiden tegenwoordig vaak tot compromissen, waarbij zowel het vak als de maatschappelijke context, zowel de grote namen als de ‘geest van een tijd’ en een genuanceerde benadering van heden versus verleden aan bod komen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Welke criteria hebben Fancher en Rutherford gebruikt bij hun keuze voor de pioniers die in het boek zijn opgenomen?

A

De auteurs kiezen voor een ‘personalistisch-contextuele’ benadering waarbij we aan de hand van het werk en vooral het leven van pioniers kunnen zien hoe de centrale thema’s van de psychologie zich hebben ontwikkeld. De historische context heeft altijd een grote rol gespeeld, zo wordt duidelijk.

De auteurs gebruiken drie criteria voor hun keuze van pioniers.
Ten eerste moest iedere pionier door zijn of haar werk en gedachtegoed evident belangrijk zijn geweest voor de ontwikkeling van de psychologie. Op de tweede plaats moest er genoeg biografische informatie voorhanden zijn over iedere pionier. Ten derde moesten de pioniers samen een goede afspiegeling vormen van de geschiedenis, van de antieke tijd tot de psychologie van nu.

Naast het hanteren van deze drie criteria maken de auteurs de keuze om meer aandacht te willen besteden aan de rol van vrouwen (en het denken over vrouwen) in de geschiedenis van de psychologie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

reflexiviteit

A

verwijst naar het menselijk vermogen zich bewust te zijn van en na te denken over onszelf.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

de geschiedenis van de psychologie heeft een verleden

A

fascinerend vak voor psychologen zelf. 1 van de eerste amerikaanse publicaties over de geschiedenis van de psychologie was het boek: Founders of Modern Psycholgy van Stanley Hall (1912)
1929 a history of experimental psychology van Edwin Boring, over wie er in de geschiedenisboeken komen en hoe wetenschappelijke eminentie gedefinieerd en bereikt kan worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Robert Watson

A

is in de VS van invloed geweest bij het tot stand komen van de geschiedenis van de psychologie als wetenschappelijk deelgebied. Hij richtte een groep op die zich het uitwisselen van ideeën en het stimuleren van historisch onderzoek ten doel stelde. Een bescheiden begin leidde uiteindelijk tot het ontstaan van een nieuwe divisie binnen de APA: Division 26.

In de jaren 70 en 80 groeide ook de organisatiegraad van de geschiedenis van de psychologie in Canada en Europa

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

historiografie

A

is een verzamelterm voor de theorie, historie, methoden en uitgangspunten bij geschiedschrijving/verzameling historisch werk.

Alle historiografische benaderingen en methodologische keuzen dienen hun eigen doel, maar het is belangrijk te beseffen dat de beslissingen en uitgangspunten van historici van invloed zijn op de geschiedschrijving van hun hand.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

kritiek geschiedschrijving

A

In de late jaren 60 uitte Robert Young kritiek op bestaande geschiedschrijving als te presentistisch en te veel gericht op grote mensen en ideeën. In de jaren 80 kwam Laurel Furumoto met een overzichtsstudie en een nieuwe term; de nieuwe geschiedenis van de psychologie. Deze gaat verder dan het opsommen van grote verrichtingen en zou ook een kritische geschiedenis van de psychologie genoemd kunnen worden. Meer contextueel en historisch, archieven en oorspronkelijke documenten en anekdotes, op juistheid gecontroleerd

De ommezwaai naar meer inclusieve geschiedschrijving leverde in 1976 het eerste geschiedenisboek van de zwarte psychologie op, van de hand van de Afro-Amerikaan Robert Guthrie. Hij vroeg aandacht voor zwarte pioniers die in de traditionele boeken ontbraken en stelde de rascistische praktijken van blanke psychologen aan de kaak.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

oorspronsmythe proces

A

In dit proces wordt de gescheidenis selectief beschreven als een reeks van succesvolle ontdekkingen, met voorbijgaan aan elke complexiteit en controverse.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

continuïteit-discontinuïteit debat

A

discussie over de continuïteit van het lange verleden van de psychologie en de kortere geschiedenis ervan. Anders gezegd, hebben psychologische ideeën en concepten als tijdloze entiteiten altijd dezelfde betekenis gehad, of zijn het sociale en historische entiteiten met een betekenis die afhangt van sociale context en wijzigende betekenissen?

Veel vroege ideeën, vragen en attitudes gaan terug op het lange verleden maar komen in een nieuwe gedaante weer terug. Vroege pioniers beschikten niet over de bronnen en technieken van nu, en de termen die ze gebruikten waren anders maar de fundamentele vragen prikkelen nog steeds tot onderzoek in die zin is er sprake van continuïteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

de participatie van vrouwen

A

in wetenschappelijke instellingen in de 17e eeuw nog erg beperkt, en dit duurde tot het einde van de 19e eeuw. De invloed van vrouwen was slechts indirect en ondersteunend van aard. Toch blijkt uit historisch onderzoek dat de rol van vrouwen vaak zeer belangrijk was. Hoger onderwijs werd voor vrouwen vaak als ongepast gezien, toch waren er instituten waren het kon. Tot in de jaren 80 de de genderverdeling begon te verschuiven. In de jaren 70 kwam een project van de grond om het vrouwelijke aandeel te erkennen en te herwaarderen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

psychologie vs psychologieën

A

in de loop van de 20e eeuw groeide de psychologie uit van een relatief kleine discipline tot 1 van de grootste en populairste, met een grote verzameling deelgebieden. Welke onderdelen en in welke mate? En ook psychologie ziet er in verschillende delen van de wereld zeer verschillen uit.
Deze bespreking richt zich op de ontwikkeling van de Westerse psychologie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

inheems bewustzijn

A

aandacht onder historici voor de manieren waarop specifieke geografische en politieke contexten de psychologie hebben gevormd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

onze historiografische benadering

A

personalistisch-contextueel; een poging om positieve kenmerken van alle verschillende beschreven benaderingen te gebruiken. We hebben ervoor gekozen de belangrijkste theorieën, vragen en toepassingen van de psychologie te presenteren aan de hand van analyses van het leven en de tijd van belangrijke personen. Persoonlijke context tijd en plaats hebben invloed. Ook aandacht voor positie van vrouwen en rassenverschillen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

deel 1 oorsprong H1 tm H9

A

Het gaat over grote pioniers en disciplines die bepalend zijn geweest voor de vorming van de hedendaagse psychologie. Dat verhaal begint met de opvattingen van de klassieke filosofen als Socrates, Plato en Aristoteles, en loopt vervolgens via vroegmoderne filosofen als René Descartes, John Locke, Gottfried Leibniz en Immanuel Kant naar de moderne tijd waarin de nadruk voor het eerst sterk op de fysiologische, in plaats van de filosofische, grondslagen van de psychologie komt te liggen.

Daarna ontvouwt zich het verhaal van de grote grondleggers van de hedendaagse psychologie: de Duitse psychofysiologen en de experimentele psychologie van Wilhelm Wundt, de Britse evolutieleer van Charles Darwin en de toepassing daarvan door Francis Galton, en het ontstaan van de Amerikaanse psychologie in het werk van William James en de doorwerking daarvan in het behaviorisme. Dat verhaal eindigt met het werk van Burrhus Frederic Skinner, die in veel opzichten beschouwd kan worden als de definitieve architect van de hedendaagse psychologie.

Dit deel heeft het meeste gewicht 3 vragen per hoofdstuk en deel 2, 1 vraag.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

antieke grondslagen

A

Psychologie bestaat, als je er wat conservatief naar kijkt, pas sinds het eind van de negentiende eeuw. Meestal wordt Wilhelm Wundt dan aangewezen als aartsvader, met name omdat hij in 1874 het eerste lijvige basiswerk over psychologie publiceerde, en in 1879 het eerste psychologische laboratorium inrichtte.

Maar ook ver voor die tijd waren denkers bezig met vragen over menselijk gedrag en menselijke ervaring, en bij de reconstructie van de geschiedenis van een vakgebied grijpt men natuurlijk graag terug naar die grote denkers om het vakgebied te voorzien van een stevig fundament.

Ook in deze cursus gebeurt dat en wordt dus teruggegrepen naar de eerste filosofen uit de westerse denktraditie. Vaak is er weinig over hun werk bekend, en zeker in het werk van de eersten is slechts sporadisch wat te vinden dat bestempeld kan worden als een psychologische theorie, maar het werk van Plato en Aristoteles is rijk aan verhandelingen over de menselijke psyche.

Veel van dat werk was na het klassieke tijdvak wellicht voor altijd verloren gegaan als het niet door islamitische geleerden was overgeleverd en geherintroduceerd in Europa na de middeleeuwen. In deze studietaak concentreren we ons op deze geboorte van het hedendaagse denken over de mens.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

fundamentele ideeën uit de oudheid.

A

Plato 424-347 v. Chr koos met 10 jaar niet voor een opleiding bij de sofisten, (die zich richtten op retorica en spreken in het openbaar) maar voor een opleiding bij socrates (ca. 470-399 v.Chr.) die uitsprak dat zijn enige wijsheid was dat hij wist hoeveel hij niet wist.
socrates wilden zijn studenten leren waarderen wat waar en blijvend is, en deed dat door hem te laten deelnemen aan dialogen, die hen hun aangeboren vaardigheden voor het vinden van de waarheid deed ontdekken. Dit besluit van Plato had consequenties die tot op vandaag doorwerken. Socrates liet zelf geen werk na, maar Plato beschreef alsnog zijn gedachtegoed in de socratische dialogen. Deze werken onderstreepten het grote belang van hogere capaciteiten voor rationeel denken en logisch redeneren, en werden tot de fundamenten van de filosofische benaderingen van het nativisme, dat aangeboren tegenover verworven eigenschappen onderstreept , en het rationalisme dat de rede onderstreept.
De bemiddelde Plato stichtte de Academie, een verzamelplaats voor geleerden van verschillende leeftijden en met verschillende interesses.
In 367 v.Chr. kwam Aristotele (ca. 384-322 v.Chr.) op de Academie, die zich ontikkelde tot een top student en later tot een groot geleerde. In 347 verliet hij echter de academie, mogelijk vanwege meningsverschillen met Plato.
Aristoteles hechtte namelijk grote waarde aan systematische observatie van de natuurlijke, empirische werkelijkheid van de zintuigen. Hoewel hij het belang van bepaalde aangeboren vermogens nooit ontkende, werd Aristoteles de eerste grote voorstander van het empirisme, dat stelt dat ware kennis eerst en vooral voortkomt uit de verwerking van zintuiglijke ervaringen.
Het verschil in mening van nature en nurture is nog steeds een belangrijk thema in de psychologie. Zij bouwden voort op de griekse presocratische filosofen.

19
Q

presocratische filosofen
Het moge duidelijk zijn dat deze filosofen niet primair met psychologische vraagstukken bezig waren. Toch mogen deze presocratici niet ontbreken in een geschiedenis van de psychologie, omdat je juist in hun werk de wetenschappelijke aandacht voor de menselijke psyche ziet ontwaken.

A

Presocratische filosofen en hun psychologisch gedachtegoed

Thales ca. 624 - 546 v.Chr.
Natuurwetenschappelijke observaties (astronomie, meteorologie)
Noemde water als meest belangrijke element in de kosmos

Pythagoras ca. 570 - 495 v.Chr.
Mathematische regelmatigheden in de wiskunde en de relatie hiervan met de natuurlijke wereld.
Het pythagorisme hechtte een religieuze betekenis aan dit verband.

Heraclitus (ca. 535 - 470 v.Chr.)
R
De soms ambigu relatie tussen stabiliteit en verandering (´je kunt nooit tweemaal in dezelfde rivier stappen´)
Eenheid van tegengestelde zaken (een weg omhoog is ook een weg omlaag)

Zeno (ca. 490 - 430 v.Chr.)
Mediteerde over oneindigheid (een afstand kan ontelbare keren in tweeën opgedeeld worden)
Dergelijke overpeinzingen speelden later een grote rol bij de ontwikkeling van de moderne wiskunde, wetenschap en, indirect, de psychologie.

Protagoras (ca. 490 - 420 v.Chr.)
Geen hypothetische of verheven vraagstukken is vruchteloos.
Menselijke ervaring en gedrag (“de mens is de maat der dingen”) net als de sofisten.
Controle en manipulatie van gedrag, dit stuitte op verzetr van Socrates.

Hippocrates (ca. 460 - 370 v.Chr.)
Geneeskunde: ziekte als natuurlijk verschijnsel
Op basis van observatiemethoden uit die tijd; Theorie der lichaamssappen (humoral theory): balans tussen bloed, gele gal, zwarte gal en slijm als bron van temperament en stoornissen. Hoewel de theorie de toets van de moderne wetenschap niet kan doorstaan, geldt dat niet voor de nadruk op natuurlijke oorzaken. De Hippocraten legden de basis voor de verantwoorde en op observatie gebaseerde medische praktijk van vandaag.
Pleidooi voor een gematigde, evenwichtige levensstijl.
De school van de hippocraten brachten een hoeveelheid medische geschriften uit die nu bekend staan als corpus hippocratium. In dit werk wordt ziekte als een natuurlijk fenomeen gezien.

20
Q

Het algemene oude Griekse concept van de menselijke psyche

A

Het Griekse woord Psyche betekende oorspronkelijk letterlijk ‘adem’, maar kreeg in de loop van de tijd een steeds bredere, metaforische betekenis, omdat het in verband stond met de aanwezigheid van ‘leven’. Daarom is de meer recente vertaling naar het Engelse ‘soul’, en dus het Nederlands ‘ziel’ meer op zijn plaats. Tegenwoordig is die vertaling meestal verder beperkt tot het Engelse ‘mind’, dat het best vertaald kan worden naar het Nederlands als de ‘geest’, die het primaire object is van de psychologie, en de psychiatrie. De Grieken associeerden de psyche vaak met het element ‘lucht’, vanwege de associatie met adem, maar ook wel met het element ‘vuur’, omdat levende wezens warm waren, en dode dingen koud. Naarmate de tijd vorderde werd de psyche echter steeds meer beschouwd in termen van het functioneren van de mens in het dagelijks leven, zoals we dat bijvoorbeeld bij Protagoras tegenkomen. Deze opvatting zou echter pas echt tot bloei komen in het werk van filosofen die na Socrates kwamen.

21
Q

plato relatie tussen zintuigelijke ervaring en onze verstandelijke vermogens

A

Plato benadrukte dat de menselijke geest was aangeboren. Wat wij weten is volgens hem, net als volgens Socrates, dus al in ons aanwezig bij geboorte, wij moeten dat alleen weer herinneren door onze aangeboren verstandelijke vermogens te gebruiken. Met die verstandelijke vermogens hebben wij toegang tot de ideeënwereld waarin de essentie van alles in zijn ideale vorm aanwezig is. De zintuiglijke ervaring is slechts een particuliere, vluchtige afdruk van die tijdloze, essentiële, ideale vorm.
Op zijn beurt werd Plato de leermeester van Aristoteles. Met name van die laatste klinken de ideeën nog altijd door in de hedendaagse psychologie. Op een aantal punten was Aristoteles duidelijk een andere mening toegedaan dan Plato, onder andere ook wanneer het ging over onze zintuigelijke en verstandelijke vermogens.

22
Q

Plato en Aristoteles dachten elk op heel eigen wijze over de menselijke geest. Bespreek de opvattingen van Aristoteles over ons vermogen om de wereld te begrijpen en benadruk daarbij de verschillen met Plato.

A

Aristoteles benadrukte, in tegenstelling tot Plato, juist de waarde van de zintuiglijke ervaring, en vergeleek de menselijke geest met een onbeschreven wastablet. De indrukken die onze ervaringen tijdens ons leven achterlaten op dat wastablet, vormen onze geest.

Deze opvatting zien we terug in de manier waarop Aristoteles wetenschap bedreef: niet door abstracte gedachten te formuleren met het verstand, maar door middel van uitgebreide en nauwkeurige observatie. Pas daarna waren de verstandelijke vermogens van belang om deze ruwe ervaringen te ordenen. Het verstandelijke vermogen, de rationele ziel, was dus niet onbelangrijk volgens Aristoteles. Integendeel, het was een kenmerk dat de mens onderscheidde van alle andere levensvormen. Het was echter niet, zoals bij Plato, de bron van onze kennis, maar een stuk gereedschap om onze zintuiglijke indrukken te ordenen.

23
Q

het griekse mirakel en de presocratische filosofen

A

ongeveer 400 jaar voor Plato stichtten Grieken koloniën van Sicilïe tot west-Turkije. Sommige daarvan waren democratieën (niet voor vrouwen). De Grieken waren vooral trots op hun taal, de rest waren ‘babaros’. Een native taal die zich goed leende voor debatten en theorieën. Uit het Grieks stammen 2 belangrijke woorden: logos en philosophia. De eerste erkende filosofen kwamen van de Ionische eilanden en Griekse nederzettingen in westelijk Turkije. Zij hielden zich bezig met het observeren van de natuurlijke werkelijkhrid en probeerden de principes ervan te begrijpen.

24
Q

Thales van Milette (ca. 624-546v.Chr.)

A

Werd beroemd om zijn nauwkeurige astronomische en metereologische observaties. Hij zag water als het belangrijkste element van de fysieke kosmos. Latere presocratische filosofen zagen andere elementen (lucht, vuur en aarde) als de basiselementen. Vaak kruisten deze fysieke theorieën met speculaties over een nieuw concept psyche.

25
Q

leven en gedachtengoed van Socrates

A

Als jongeman was Socrates, net als zijn vader steenhouwer. Het beviel zijn veel jongere vrouw Xantippe niet dat hij later een rondreizend leraar werd. Een van zijn beroemdste leerlingen was, naast Plato, Xenophon (ca. 430-354 v.Chr), die tot de eerste grote historici behoorde.
Op de leeefijd van 70 jaar werd Socrates gearresteerd door de Atheense overheid, en later ter dood veroordeeld. bescheiden zichtbaar en controversieel. Een leraar die graag wijsheid in anderen naar boven bracht.
Volgens Plato zag Socrates de menselijke psyche als onsterfelijk. In een voortdurend proces van reïncarnatie en wedergeboorte wordt kennis vergeten maar onder bepaalde omstandigheden kan die weer herinnerd worden gedeeltelijk. een extreme versie van het nativisme, in die zin dat vergeten kennis in de psyche verborgen ligt, en met hulp van empirische ervaring naar boven gebracht kan worden.
In een meer gematigde vorm is het Socratisch nativisme echter van blijvende waarde, namelijk met de stelling dat de menselijke geest aangeboren eigenschappen heeft waardoor hij empirische eigenschappen kan interpreteren en begrijpen. Dit was Socrates belangrijkste nalatenschap aan Plato.

26
Q

Plato’s leven en filosofie

A

Hij was ongeveer 25 toen Socrates werd berecht en geëxecuteerd. Plato ontvluchtte Athene, maar kwam later terug en stichtte de Academie. Hij leidde die meer dan 40 jaar, en boog zich over de Socratische vraag naar wat in de menselijke geest aangeboren is. Hij voegde daaraan de vraag toe wat de relatie is tussen aangeboren eigenschappen en zintuiglijke ervaringen.

27
Q

Platonisch idealisme

A

Tot Plato’s meest invloedrijke antwoorden op deze vragen behoort het onderscheid tussen verschijningsvormen en ideale vormen.
Verschijningsvorm verwijst naar iemands feitelijke en bewuste waarneming van een voorwerp. Achter die vorm lag volgens Plato een permanente ideale vorm, de essentie van dat voorwerp. Deze gedachte wordt aangeduid als idealisme. Plato illustreerde het onderscheid tussen verschijningsvorm en ideale vorm aan de hand van zijn allegorie van de grot. het gaat om een afbeelding van een fundamentele kwestie die 2000 jaar later opdoemt bij de totstandkoming van de moderne psychologie: de relatie tussen bewuste ervaringen van de externe werkelijkheid en het objectieve karakter van de fysieke stimuli die leiden tot die ervaringen.

28
Q

de nalatenschap van Plato

A

veel onderwerpen ook relevant moderne psychologie.
menselijke psyche 3 basiselementen: verlangen moed en rede, in de samenleving respectievelijk massa, soldaten en leiders.
de verhoudingen in deze 3 functies liggen binnen elke persoon min of meer vast, nature en efelijkheid. Plato was geen voorstander van democratie, massa was niet in staat/bereid de wijsheid te aanvaarden van hen die verlicht waren.
Ideale staatsvorm oligarchie, regering door een elite van wie de aangeboren rede is aangescherpt door een grondige opleiding.

29
Q

Aristoteles en het empirisme

A

Afkomstig uti Macedonie met een vader als arts, daardoor wsl naturalistische opvattingen. Observatie gevolgd door diagnose, een empirische en praktische bandering. Ondanks genialiteit weg bij academie en daardoor in aanraking met diverse kanten van empirische, fenomonale werkelijkheid die Plato min of meer ontkende.
Theophrastus (ca. 371-287 v.Chr) vertrouweling met wie hij samen de eerste systematische natuurhistorische observaties begon.
later leermeester Alexander de Grote. Hierdoor Griekse geleerden geschriften in west Europa.
Terug in Athene eigen school het Lyceum, breder aanbod en samenwerking maar Aristoteles zette zelf alles op schrift. veel verloren maar wat over was veel invloed op de ontwikkeling van het Westerse psychologische gedachtengoed.

30
Q

biologische taxonomie

A

Voor Aristoteles en Theophrastus kende het verwerven van kennis 2 essentiële stappen: observatie en classificatie. Hun vroege zoölogische en botanische classificatie vormt het beging van het biologische deelgebied van de taxonomie.
Het was voor Aristoteles niet genoeg om feiten te verzamelen. De geest of het verstand moest ook iets met die feiten doen, en ze organiseren tot een betekenisvol systeem van ideeën en concepten. VoorAristoteles was de geest niet passief, en meer de organisator dan de oorsprong van ideeën en kennis.

31
Q

Aristoteles over de psyche

A

In de verhandeling Peri Psyche betoogde Aristoteles dat levende organismen een psyche bezitten met een wisselende mate van complexiteit, afhankelijk van hun positie op de ladder van de natuur; een hiërarchie van eenvoudige planten onderaan tot mensen bovenaan.
De meest fundamentele kenmerken van alle psyches, zelfs van de laagste organismen, zijn voeding en voortplanting, samen aangeduid als vegetatieve ziel. De eenvoudigste dieren hebben daarnaast de functies voortbeweging en gewaarwording. Hogere dieren hebben ook het vermogen om te onthouden en te leren van hun zintuiglijke ervaringen, de functie van het geheugen. Nog hogere dieren kunnen anticiperen op de toekomst door verbeelding. Samen vormen deze 4 functies de sensitieve ziel.
Alleen mensen hebben ook het vermogen te redeneren, de functie van de rationele ziel.
Arrestoteles commentaren over de functies gewaarwording en rede zijn van aanzienlijk belang voor de ontwikkeling van de psychologie. Zijn beeld van herinneringen als afdrukken van stimuli vormt een metafoor voor de ontvankelijke geest als tabula rasa.
De menselijke psyche heeft een speciaal aantal aangeboren categorieën waarin herinneringen en ideeën worden geclassificeerd en georganiseerd. tot deze categorieën behoren: substantie, hoeveelheid, hoedanigheid, plaats, tijd verhouding en activiteit. Ervaringen die volgens deze categorieën worden ingedeeld maken het mogelijk betekenisvolle uitspraken te doen, die een onderwerp beschrijven waarover iets wordt gesteld of beweerd. Aristoteles toonde het verband tussen verschillende onderwerpen en stellingen volgens wetten van de logica. Aristoteles logica is sindsdien een fundamenteel onderdeel van de westerse filosofie.

32
Q

Samenvattingvan hoe plato, socrates en aristoteles psychologische functies beschrijven.

A

Plato en Socrates beschouwden de menselijke psyche als een reservoir van aangeboren ideeën, die naar boven gebracht kunnen worden door empirische ervaringen.
Aristoteles zag empirische ervaringen als ruwe materialen, die de psyche verwerkt door zijn aangeboren categorieën, waardoor abstracte concepten en “ideale’ algemene wetten worden gecreëerd, die het platonisme als aangeboren beschouwt.
Samen legden deze 3 filosofen de conceptuele basis voor de psychologie. ten eerste omdat zij de psyche tot voorwerp van analyse en discussie maakten. Ten tweede omdat zij diepgaand discussieerden over de relatie tussen geest en empirische stimuli, hoewel het onderlinge verschil in nadruk op nativistische dan wel empirische verklaringen nog altijd nawerkt.
Aristoteles ging verder dan Plato met zijn poging de biologische en psychologische functies te beschrijven. Veel van zijn observaties waren buitengewoon knap hoewel voor nu niet wetenschappelijk, dat kwam pas 2000 jaar na Aristoteles.

33
Q

Beschrijf kort in algemene termen hoe Democritus het universum, en de gebeurtenissen daarin, opvatte.

A

Democritus stelde dat het volledige universum was opgebouwd uit ontelbaar veel ondeelbare deeltjes die door de lege ruimte zweefden. Deze deeltjes - ook wel atomen genaamd - botsen en clusteren op willekeurige wijze en vormen zo alle stoffen en objecten in het universum. De verklaring van Democritus voor alles wat bestaat, is dus puur mechanistisch. Er komt geen vooropgezet plan bij kijken, of een hoger doel, of een wil die bepaalt hoe de zaken moeten verlopen. Alles wat bestaat en gebeurt is het gevolg van doelloze, toevallige botsing van miniscule deeltjes.

34
Q

Probeer vanuit het perspectief van Democritus een verklaring te geven voor ons gedrag en onze ervaringen.

A

Wanneer we deze benadering van Democritus toepassen op menselijk gedrag, en menselijke ervaring, dan komen we aardig in de buurt van het dominante uitgangspunt in de hedendaagse psychologie. Gedrag en ervaring zijn dan namelijk niets anders dan bijproducten van de toevallige werking van ons materiële lichaam, oftewel: wij zijn ons brein. Of misschien beter: wij zijn een brein, gesitueerd in een oneindig universum vol atomen, die op willekeurige wijze botsen en clusteren en zodoende op willekeurige wijze processen in dat brein teweegbrengen.

35
Q

Hoe verhouden de opvattingen van Democritus zich tot de opvattingen van Socrates, Plato en Aristoteles?

A

Hoe de filosofie van Democritus ontvangen werd door Socrates, wordt niet verteld, maar het is bekend dat zijn werk door vrijwel iedereen werd verworpen, en het is zeer voorstelbaar dat Socrates dat ook deed. Diens ideeën omtrent een onstoffelijke ziel die telkens reïncarneert in een nieuw lichaam en daarbij alle kennis alvast in sluimerende toestand aanbrengt in het ongeboren kind, strookt natuurlijk totaal niet met het materialistische, mechanistische karakter van de filosofie van Democritus.

Plato heeft, voor zover bekend, nergens in zijn werken de filosofie van Democritus besproken. Hij zou wel gezegd hebben dat het werk van Democritus verbrand zou moeten worden. Net als bij Socrates is dat ook zeer voorstelbaar, gezien zijn nadruk op een onstoffelijke, zuivere ideeënwereld die de bron zou zijn van alle kennis.

Wat dat betreft lijkt Aristoteles nog het meest ontvankelijk voor de ideeën van Democritus. Hij benadrukt in zijn werk immers ook de werking van de natuur en ziet de geest vooral als een lichamelijk stuk gereedschap, in tegenstelling tot de onstoffelijke ideeënwereld die de geest bij Socrates en Plato lijkt te zijn. Toch verwierp ook hij het werk van Democritus, omdat het achterhaald zou zijn, en ook dat is begrijpelijk. In Aristoteles’ filosofie over de vier oorzaken van elke gebeurtenis, noemt hij een materiële oorzaak (material cause) en een werkoorzaak (efficient cause) die prima passen bij het materialistische en mechanistische uitgangspunt van Democritus, maar ook een formele oorzaak (formal cause) en een doeloorzaak (final cause) die het vooropgezette plan en het doel van een handeling beschrijven. Volgens Democritus - en de huidige wetenschappelijke opvattingen - bestaat zo´n planmatige en doelmatige opzet helemaal niet in de natuur.

36
Q

Democritus (ca. 460-370 v.Chr.)

A

Formuleerde een atoomtheorie die stelde dat er een grens is aan de deelbaarheid van materiële objecten, atomen.
Veel kritiek vanwege het Griekse uitgangspunt van causaliteit, dat stelt dat elke gebeurtenis een doel dient.
pas een halve eeuw na zijn dood vond Democritus een voorvechter van zijn theorie in de persoon van Epicurus (ca. 341-270 v.Chr.) Voor Epicurus betekende het aanhangen van de atoomtheorie dat men niet bevreesd hoeft te zijn voor grillige goden, maar een leven in rust en vrede kan leiden. Epicurisch geluk staat niet voor ongebreideld hedonisme, maar voor een leven zonder angst of pijn, in het gezelschap van vrienden. De epicuristen stelden dat de menselijke psyche, net als het lichaam, uit een verzameling atomen bestaat. Dit minderheidsstandpunt zou in de vergetelheid zijn geraakt, ware het niet dat de Romeinse dichter Lucretius (ca. 99-55 v.Chr.) er een zeer uitgebreid gedicht over schreef, de rerum natura).
De eeuwen na de val van Rome worden wel aangeduid als de donkere Middeleeuwen, omdat de geschriften van zowel de atomisten als de klassieke Griekse filosofen door christelijke geleerden werden bestempeld als heidense blasfemie. Vele geschriften hadden kunnen verdwijnen als ze niet zorgvuldig bewaard en bestudeerd zouden zijn door een groot aantal niet-Europese geleerden uit de uithoeken van Alexanders oude rijk

37
Q

Veel van het werk van de antieke Griekse filosofen was waarschijnlijk vergeten en voor eeuwig verloren gegaan als het niet langs een historische omweg aan het eind van de middeleeuwen onder de aandacht was gekomen van een aantal Europese filosofen. Er zijn meerdere essentiële historische gebeurtenissen of processen te noemen die hieraan hebben bijgedragen. Welke kunt u bedenken? We vragen in dit geval dus niet naar inhoudelijke ontwikkeling, maar naar externe factoren die ertoe hebben geleid dat de antieke Grieks filosofie behouden is gebleven.

A

Een eerste gebeurtenis van belang die ervoor zorgde dat veel antieke Griekse filosofie bewaard is gebleven, is het feit dat Aristoteles werd aangetrokken als leraar van Alexander de Grote. In die positie was hij in staat om een belangwekkend deel van die filosofische erfenis door te geven aan iemand die later van enorme politieke invloed zou zijn.

Een tweede factor in het betreffende proces, was de expansiedrift van Alexander de Grote. Doordat hij een rijk stichtte dat vanuit Griekenland en Turkije, via Egypte en Perzië reikte tot in India, ontstond een enorme invloedssfeer waarin de klassieke Griekse filosofie verspreid raakte onder intellectuelen buiten Europa.

Een derde belangrijke stap is dat het klassieke werk van Griekse filosofen in deze regionen, in tegenstelling tot Europa, wel bewaard bleef en door filosofen als Al-Kindi, Alhazen en Avicenna werd doorontwikkeld tijdens de Europese middeleeuwen.

Een vierde belangrijke factor is dat deze overwegend islamitische filosofen bij de doorontwikkeling van de klassieke Griekse filosofie, veel moeite deden om deze in overeenstemming te brengen met hun monotheïstische geloof, en zodoende onbedoeld betrekkelijk verteerbaar maakte voor de eveneens monotheïstische christelijke geleerden als Thomas van Aquino.

Een vijfde belangrijke ontwikkeling is dat naar het einde van de middeleeuwen het contact tussen de Europese en de Arabisch wereld steeds intensiever werd, in eerste instantie nog door vijandige kruistochten, maar later ook meer vreedzaam door de bloeiende handel in het zuiden van Italië en Spanje. Hierdoor kwam het antieke gedachtegoed uiteindelijk weer onder de aandacht van intellectuelen in Europa.

38
Q

We schrijven de geschiedenis altijd achteraf, en in het best geval doen we dat op basis van wat wij weten. Maar denk eens na over de vele kleine toevalligheden die de geschiedenis hebben beïnvloed. We zagen net al dat het feit dat Aristoteles aangesteld werd als leraar voor Alexander de Grote, medebepalend is geweest voor de verspreiding van zijn werk in de islamitische wereld, en dus voor de herontdekking daarvan tijdens de Europese renaissance.

A

Wat zou er gebeurd zijn als niet hij maar bijvoorbeeld Diogenes was aangesteld op die positie? Was Aristoteles dan wel zo’n bekende figuur geworden als hij nu is? Was zijn werk dan net zo goed bewaard gebleven en een hoeksteen geworden van onze hedendaagse wetenschap? Was Alexander dan wel ‘de Grote’ geworden, of zou hij dan geëindigd zijn op een straathoek om de machtigen der aarde vanuit het stof een hak te zetten?

Dat Aristoteles op die positie terechtkwam had lang niet alleen met zijn talenten en de grootstheid van zijn werk te maken, maar op zijn minst ook een beetje met de politieke spanningen tussen Macedonië en Athene, en met het feit dat zijn vader ooit arts was geweest aan het Macedonische hof, en met het feit dat de filosofen in Plato’s academie waar Aristoteles resideerde argwanend stonden tegenover die eigenwijze Macedoniër.

Dat zijn allerlei redenen die niet zoveel met de inhoud te maken hebben (internalisme) maar met toevalligheden in de historische context van die inhoud (externalisme). Voeg daaraan toe dat Aristoteles zijn belangrijkste werken pas schreef lang nadat hij leraar van Alexander de Grote werd en daarmee een bepaalde vrijheid en status verwierf. Zou hij al die werken ook geschreven hebben als hij niet in die positie terecht gekomen was?

Al met al lijkt de vraag gerechtvaardigd: hoe zou de wereld en de wetenschap eruit gezien hebben als niet Aristoteles, maar Diogenes de leraar van Alexander de Grote was geworden? En dit is echt niet de enige vraag die zich voordoet als je er wat langer over nadenkt.

1.4.2 Probeer eens om zelf een paar van dit soort vragen te bedenken, op basis van dit eerste hoofdstuk uit het boek
Zomaar een aantal voorbeelden van dit soort vragen die je kunt stellen naar aanleiding van het eerste hoofdstuk.

Wat als het klooster, waar in 1417 het laatste overgebleven exemplaar van Lucretius’ gedicht over het werk van Democritus werd ontdekt, in 1416 was afgebrand?
Wat als het Avicenna niet gelukt was om de emir van de Samaniden te genezen en zodoende toegang te verkrijgen tot diens indrukwekkende bibliotheek?
Wat als Plato beter naar zijn aristocratische ouders had geluisterd en niet gekozen had voor Socrates, maar voor een meer gematigde leermeester?
Wat als Thales daadwerkelijk verdronken was toen hij al contemplerend naar de lucht keek en in een put viel?
Elk voor zich openen deze vragen een parallele geschiedenis, die niet daadwerkelijk heeft plaatsgevonden, maar wel had kunnen plaatsvinden.

Een antwoord geven op dergelijke vragen is natuurlijk pure speculatie, en heeft niet zoveel zin, maar ze stellen is wel goed, want dat maakt ons bewust van de enorme relativiteit van de geschiedenis. Het had op zoveel andere manieren kunnen aflopen, en de wereld, de wetenschap en de psychologie hadden er zó anders uit kunnen zien… dat geeft te denken over de houdbaarheid van de psychologische kennis die we zo vaak voor waar aannemen. Houd dat in het achterhoofd bij het doorlopen van de rest van de cursus (en de rest van uw opleiding).

39
Q

Drie Islamitische pioniers;

A

Het islamitische rijk kwam snel op na de dood van Mohammed in 632. Het bracht een reeks veelzijdige geleerden voort, die niet alleen een groot deel van de klassieke griekse werken bewaarden en vertaalden, maar die ook verder uitwerkten en er nieuwe revolutionaire ideeën aan toevoegden. Vooral de werken van Aristoteles hadden hun aandacht.

  • Al-Kindi en de introductie van Indisch-Arabische getallen
  • Alhazen en de moderne visuele wetenschap
  • Avicenne over geneeskunde en de Aristotelische ziel
40
Q

Al-Kindi en de introductie van indisch-Arabische getallen

A

Al-Kindi (ca. 800-871), afkomstig uit het huidige Irak, werd leider van het Huis van Wijsheid, waar klassieke Griekse teksten werden bestudeerd en vertaald. Hij werd bekend als de ‘filosoof van de Arabieren’. Zijn grootste verdiensten is het beschrijven en promoten van een wiskundig talstelsel dat oorspronkelijk in India werd ontwikkeld, nu aangeduid als Indisch-Arabische getallen. Het talstelsel maakte duidelijk te beschrijven en intern consistente wiskundige berekeningen mogelijk. Het leidde tot het nieuwe wiskundige gebied van de getal theorie en had enorme gevolgen voor allerlei onderdelen van het dagelijks leven. Los daarvan had het ook een vergaande invloed op theorieën over de geest. rekenen met getallen stond model voor een proces dat aan de basis ligt van alle logisch redeneren.

41
Q

Alhazen en de moderne visuele wetenschap

A

Net als Al-Kindi was Alhazen (ca.965-1040) een wonderkind dat allerlei terreinen van wetenschap beheerste.
Alhazen trok zich verscheidene jaren terug en schreef verhandelingen over astronomie, gestaltheorie, meetkunde en, het belangrijkste voor de psychologie, over optica en de theorie van visuele waarneming.
Hij onderzocht of zicht te danken is aan straling vanuit de ogen naar objecten of van objecten naar de ogen. Onder andere met experimenten met een camera obsura (donkere kamer met een gaatje in 1 wand (later een lens) waardoor het beeld van buiten op de achterwand wordt geprojecteerd net als in een menselijk oog.) Dus van objecten naar ogen. De inzichten van Alhazen bleven inspiratiebron voor alle boeken over optica van de 13e tot de 17e eeuw.

42
Q

Avicenna over geneeskunde en de Aristotelische ziel

A

Avicenna (ca. 980-1037)
Hij bracht het grootste deel van zijn leven door in het huidige Iran. Al in zijn tienerjaren ging hij geneeskunde studeren en werd zelfstandig arts. Hij maakte zich de metafysische geschriften van Aristoteles eigen. Op de leeftijd van 21 jaar begon zijn vruchtbare carriere in het analyseren en beschrijven van Aristoteles thema’s. ongeveer 250 van zijn werken zijn bewaard gebleven, waarvan 2 vooral belangrijk waren voor zijn naam in de geschiedenis:
-De canon van de geneeskunde, lijst met ziekten en behandelingen, volgens hem nooit af
-Het boek van genezing, dat feitelijk meer een encyclopedie is waarin de hele reeks van onderwerpen die Aristoteles aansneed wordt behandeld, als remedie tegen onwetendheid. Het boek geeft meer dan welk werk ook een samenvatting van het klassieke griekse gedachtengoed, en geeft tevens een kritische bespreking ervan in het licht van de wetenschappelijke ontdekkingen van Avicenna en zijn tijdgenoten.
Zijn bespreking van de ziel kenmerkt zich door 2 belangrijke zaken.
1. hij werkte Aristoteles hiërarchie van functies verder uit, vooral die van de sensitieve ziel. Onderscheid tussen de binnenste en buitenste zintuigen. De buitenste waren voor het ontvangen van indrukken via de verschillende zintuigen, de binnenste waren bedoeld om iets te doen met de gewaarwordingen. Zijn belangrijkste toevoeging aan de ontvangende functies van de sensitieve ziel was 1 van binnenuit voortkomende motiverende functie, die hij aanduidde als ‘verlangen’. Daarmee sloot hij niet alleen aan bij Plato’s uitspraken over de 3 basiselementen van de psyche, maar was ook een voorbode van veel latere ontwikkelingen rond de rol van emoties en motieven in de dynamische psychologie
2. belangrijke uitwerking van Aristoteles betrof de rationele ziel. Met zijn gedachte-experiment van de drijvende man wierp hij de vraag op naar de bewustheid van de eigen ziel of het zelf. Voor Avicenna was zelfbewustheid een aangeboren vermogen van de menselijke rationele ziel en het bewijs voor het bestaan van de ziel of de geest, onafhankelijk van het lichaam (dualisme). Descartres kwam later tot dezelfde conclusie, wat van groot belang was voor de psychologie.

43
Q

Europa’s intelectuele opleving

A

Rond het jaar 1000 kwam er steeds meer contact tussen de christelijke en islamitische wereld. Aanvankelijk vijandig. geleidelijk beschaafder en er ontstonden vreedzame handelsbetrekkingen. De jonge italiaan leonardo Fibonacci (ca.1170-1240) vernam hierdoor over de Indisch-Arabische getallen van Al Kindi. hij publiceerde daarover en beschreef onder meer een fascinerende getallenreeksdie nu de fibonaccireeks wordt genoemd, waarbij elk getal de som van de 2 voorgaande getallen vormt. Een bijzondere eigenschap van deze reeks is dat de verhouding van elk getal en het volgende steeds dichter bij een waarde komt die bekend staat als de gulden snede. Dit rationele getal is van cruciaal belang in de meetkunde groeipatronen en esthetiek

44
Q

vermenging culturen ook aan de grenzen van de christelijke en islamitische territoria.

A

In de vroege 12e eeuw kwam een bloeiende school van vertalers op, die de grote Arabische werken in het latijn vertaalden. In andere delen van Europa groeide een goed opgeleide christelijke klasse, eerst rond kloosters en later in kerkelijke en wetenschappelijke instituten, die universiteiten werden genoemd. De eerste werd gesticht in Bologna, de beoefenaars werden scholastici genoemd. Eerst theologische geschriften uit de joods-christelijke traditie, maar geleidelijk werden ook de vertalingen uit het Arabisch deel van hun curriculum.
Hoewel delen van de kalssieke werken op het eerste gezicht schokkend leken, hadden de islamitische commentatoren zich veel moeite getroost aan te tonen dat de grote ideeën in overeenstemming konden worden gebracht met het monotheïstisch geloof. De scholastici kwamen tot dezelfde conclusie. Aristoteles kreeg veel waardering van de grote scholastieke theoloog Thomas van Aquino (1225-1274), waardoor het Aristotelianisme intrinsiek tot de middeleeuwse christelijke leer ging behoren.
De Europese herontdekking van Democritus en zijn atoomtheorie kostte meer tijd, eerst afkeer maar op de duur aandacht van oa Descartres. Opgeleid in de klassieke leer, en met waardering voor de islamitische bijdragen aan wiskunde en wetenschap, en voorzien van kennis over het algemene atoommodel, herformuleerde hij de Aristotelische psyche op een manier die een basis vormde voor de uiteindelijke wetenschap van de psychologie.