introductie Flashcards
introductie: onderzoek van de geschiedenis van de psychologie
de psychologie heeft een geschiedenis. Alle vakkennis en alle theorieën, methoden en technieken in de psychologie hebben we te danken aan voorgangers uit het verleden. Wetenschap is zo bezien een dialoog met degenen die ons zijn voorgegaan. Daarbij is het de vraag hoe je de geschiedenis van de psychologie zou moeten bestuderen.
Fancher en Rutherford geven drie redenen waarom geschiedenis van de psychologie als apart vak relevant is.
Beschrijf deze drie redenen
Op de eerste plaats is het goed om door een historische benadering even afstand te nemen van de zaken die in beoefening van de psychologie centraal staan, zoals data, methoden, experimenten en theorie, en je af te vragen door welke (vaak toevallige) historische omstandigheden die tot stand zijn gekomen.
Ten tweede is geschiedenis belangrijk om psychologische verworvenheden uit het verleden in hun oorspronkelijke context te zien. Praktijken als magnetiseren en hypnose zijn vanuit hedendaags standpunt wat ridicuul, maar waren in de achttiende en negentiende eeuw plausibele methoden. Fancher en Rutherford merken op dat in de toekomst mogelijk net zo zal worden gegniffeld om methoden die wij nu als degelijk beschouwen.
Als derde reden wordt reflexiviteit genoemd, de manier(en) waarop wij als mens naar onze ‘menselijke natuur’ kijken. Die visie op onszelf is nogal eens gewijzigd in de loop van de geschiedenis, en de geschiedenis van zulke veranderende inzichten is op zichzelf al leerzaam.
Hoe geschiedenis van de psychologie kan worden beoefend, levert een breed palet aan mogelijkheden op. Fancher en Rutherford noemen drie paren van benaderingen: internalisme versus externalisme, ‘Great Man approach’ versus ‘Zeitgeist approach’ en presentisme versus historicisme.
Internalisme is de strikt disciplinegerichte benadering, waarbij alleen aandacht is voor historische ontwikkelingen binnen het vakgebied. Externalisme is de benadering waarbij de aandacht vooral uitgaat naar externe factoren die de ontwikkelingen in een vakgebied hebben beïnvloed.
De ‘Great Man approach’ is geschiedschrijving die is gebaseerd op grote namen, bij de ‘Zeitgeist approach’ zijn de omstandigheden van een bepaalde tijd maatgevend.
Presentisme bekijkt de geschiedenis door een hedendaagse bril en ziet het nu als de situatie die het beste is, terwijl historicisme probeert het verleden te reconstrueren en daar recht aan wil doen. Een compromisbenadering heet sophisticated presentism, dat zowel heden als verleden recht doet.
Deze drie paren van tegengestelde benaderingen leiden tegenwoordig vaak tot compromissen, waarbij zowel het vak als de maatschappelijke context, zowel de grote namen als de ‘geest van een tijd’ en een genuanceerde benadering van heden versus verleden aan bod komen.
Welke criteria hebben Fancher en Rutherford gebruikt bij hun keuze voor de pioniers die in het boek zijn opgenomen?
De auteurs kiezen voor een ‘personalistisch-contextuele’ benadering waarbij we aan de hand van het werk en vooral het leven van pioniers kunnen zien hoe de centrale thema’s van de psychologie zich hebben ontwikkeld. De historische context heeft altijd een grote rol gespeeld, zo wordt duidelijk.
De auteurs gebruiken drie criteria voor hun keuze van pioniers.
Ten eerste moest iedere pionier door zijn of haar werk en gedachtegoed evident belangrijk zijn geweest voor de ontwikkeling van de psychologie. Op de tweede plaats moest er genoeg biografische informatie voorhanden zijn over iedere pionier. Ten derde moesten de pioniers samen een goede afspiegeling vormen van de geschiedenis, van de antieke tijd tot de psychologie van nu.
Naast het hanteren van deze drie criteria maken de auteurs de keuze om meer aandacht te willen besteden aan de rol van vrouwen (en het denken over vrouwen) in de geschiedenis van de psychologie.
reflexiviteit
verwijst naar het menselijk vermogen zich bewust te zijn van en na te denken over onszelf.
de geschiedenis van de psychologie heeft een verleden
fascinerend vak voor psychologen zelf. 1 van de eerste amerikaanse publicaties over de geschiedenis van de psychologie was het boek: Founders of Modern Psycholgy van Stanley Hall (1912)
1929 a history of experimental psychology van Edwin Boring, over wie er in de geschiedenisboeken komen en hoe wetenschappelijke eminentie gedefinieerd en bereikt kan worden.
Robert Watson
is in de VS van invloed geweest bij het tot stand komen van de geschiedenis van de psychologie als wetenschappelijk deelgebied. Hij richtte een groep op die zich het uitwisselen van ideeën en het stimuleren van historisch onderzoek ten doel stelde. Een bescheiden begin leidde uiteindelijk tot het ontstaan van een nieuwe divisie binnen de APA: Division 26.
In de jaren 70 en 80 groeide ook de organisatiegraad van de geschiedenis van de psychologie in Canada en Europa
historiografie
is een verzamelterm voor de theorie, historie, methoden en uitgangspunten bij geschiedschrijving/verzameling historisch werk.
Alle historiografische benaderingen en methodologische keuzen dienen hun eigen doel, maar het is belangrijk te beseffen dat de beslissingen en uitgangspunten van historici van invloed zijn op de geschiedschrijving van hun hand.
kritiek geschiedschrijving
In de late jaren 60 uitte Robert Young kritiek op bestaande geschiedschrijving als te presentistisch en te veel gericht op grote mensen en ideeën. In de jaren 80 kwam Laurel Furumoto met een overzichtsstudie en een nieuwe term; de nieuwe geschiedenis van de psychologie. Deze gaat verder dan het opsommen van grote verrichtingen en zou ook een kritische geschiedenis van de psychologie genoemd kunnen worden. Meer contextueel en historisch, archieven en oorspronkelijke documenten en anekdotes, op juistheid gecontroleerd
De ommezwaai naar meer inclusieve geschiedschrijving leverde in 1976 het eerste geschiedenisboek van de zwarte psychologie op, van de hand van de Afro-Amerikaan Robert Guthrie. Hij vroeg aandacht voor zwarte pioniers die in de traditionele boeken ontbraken en stelde de rascistische praktijken van blanke psychologen aan de kaak.
oorspronsmythe proces
In dit proces wordt de gescheidenis selectief beschreven als een reeks van succesvolle ontdekkingen, met voorbijgaan aan elke complexiteit en controverse.
continuïteit-discontinuïteit debat
discussie over de continuïteit van het lange verleden van de psychologie en de kortere geschiedenis ervan. Anders gezegd, hebben psychologische ideeën en concepten als tijdloze entiteiten altijd dezelfde betekenis gehad, of zijn het sociale en historische entiteiten met een betekenis die afhangt van sociale context en wijzigende betekenissen?
Veel vroege ideeën, vragen en attitudes gaan terug op het lange verleden maar komen in een nieuwe gedaante weer terug. Vroege pioniers beschikten niet over de bronnen en technieken van nu, en de termen die ze gebruikten waren anders maar de fundamentele vragen prikkelen nog steeds tot onderzoek in die zin is er sprake van continuïteit
de participatie van vrouwen
in wetenschappelijke instellingen in de 17e eeuw nog erg beperkt, en dit duurde tot het einde van de 19e eeuw. De invloed van vrouwen was slechts indirect en ondersteunend van aard. Toch blijkt uit historisch onderzoek dat de rol van vrouwen vaak zeer belangrijk was. Hoger onderwijs werd voor vrouwen vaak als ongepast gezien, toch waren er instituten waren het kon. Tot in de jaren 80 de de genderverdeling begon te verschuiven. In de jaren 70 kwam een project van de grond om het vrouwelijke aandeel te erkennen en te herwaarderen.
psychologie vs psychologieën
in de loop van de 20e eeuw groeide de psychologie uit van een relatief kleine discipline tot 1 van de grootste en populairste, met een grote verzameling deelgebieden. Welke onderdelen en in welke mate? En ook psychologie ziet er in verschillende delen van de wereld zeer verschillen uit.
Deze bespreking richt zich op de ontwikkeling van de Westerse psychologie.
inheems bewustzijn
aandacht onder historici voor de manieren waarop specifieke geografische en politieke contexten de psychologie hebben gevormd.
onze historiografische benadering
personalistisch-contextueel; een poging om positieve kenmerken van alle verschillende beschreven benaderingen te gebruiken. We hebben ervoor gekozen de belangrijkste theorieën, vragen en toepassingen van de psychologie te presenteren aan de hand van analyses van het leven en de tijd van belangrijke personen. Persoonlijke context tijd en plaats hebben invloed. Ook aandacht voor positie van vrouwen en rassenverschillen.
deel 1 oorsprong H1 tm H9
Het gaat over grote pioniers en disciplines die bepalend zijn geweest voor de vorming van de hedendaagse psychologie. Dat verhaal begint met de opvattingen van de klassieke filosofen als Socrates, Plato en Aristoteles, en loopt vervolgens via vroegmoderne filosofen als René Descartes, John Locke, Gottfried Leibniz en Immanuel Kant naar de moderne tijd waarin de nadruk voor het eerst sterk op de fysiologische, in plaats van de filosofische, grondslagen van de psychologie komt te liggen.
Daarna ontvouwt zich het verhaal van de grote grondleggers van de hedendaagse psychologie: de Duitse psychofysiologen en de experimentele psychologie van Wilhelm Wundt, de Britse evolutieleer van Charles Darwin en de toepassing daarvan door Francis Galton, en het ontstaan van de Amerikaanse psychologie in het werk van William James en de doorwerking daarvan in het behaviorisme. Dat verhaal eindigt met het werk van Burrhus Frederic Skinner, die in veel opzichten beschouwd kan worden als de definitieve architect van de hedendaagse psychologie.
Dit deel heeft het meeste gewicht 3 vragen per hoofdstuk en deel 2, 1 vraag.
antieke grondslagen
Psychologie bestaat, als je er wat conservatief naar kijkt, pas sinds het eind van de negentiende eeuw. Meestal wordt Wilhelm Wundt dan aangewezen als aartsvader, met name omdat hij in 1874 het eerste lijvige basiswerk over psychologie publiceerde, en in 1879 het eerste psychologische laboratorium inrichtte.
Maar ook ver voor die tijd waren denkers bezig met vragen over menselijk gedrag en menselijke ervaring, en bij de reconstructie van de geschiedenis van een vakgebied grijpt men natuurlijk graag terug naar die grote denkers om het vakgebied te voorzien van een stevig fundament.
Ook in deze cursus gebeurt dat en wordt dus teruggegrepen naar de eerste filosofen uit de westerse denktraditie. Vaak is er weinig over hun werk bekend, en zeker in het werk van de eersten is slechts sporadisch wat te vinden dat bestempeld kan worden als een psychologische theorie, maar het werk van Plato en Aristoteles is rijk aan verhandelingen over de menselijke psyche.
Veel van dat werk was na het klassieke tijdvak wellicht voor altijd verloren gegaan als het niet door islamitische geleerden was overgeleverd en geherintroduceerd in Europa na de middeleeuwen. In deze studietaak concentreren we ons op deze geboorte van het hedendaagse denken over de mens.
fundamentele ideeën uit de oudheid.
Plato 424-347 v. Chr koos met 10 jaar niet voor een opleiding bij de sofisten, (die zich richtten op retorica en spreken in het openbaar) maar voor een opleiding bij socrates (ca. 470-399 v.Chr.) die uitsprak dat zijn enige wijsheid was dat hij wist hoeveel hij niet wist.
socrates wilden zijn studenten leren waarderen wat waar en blijvend is, en deed dat door hem te laten deelnemen aan dialogen, die hen hun aangeboren vaardigheden voor het vinden van de waarheid deed ontdekken. Dit besluit van Plato had consequenties die tot op vandaag doorwerken. Socrates liet zelf geen werk na, maar Plato beschreef alsnog zijn gedachtegoed in de socratische dialogen. Deze werken onderstreepten het grote belang van hogere capaciteiten voor rationeel denken en logisch redeneren, en werden tot de fundamenten van de filosofische benaderingen van het nativisme, dat aangeboren tegenover verworven eigenschappen onderstreept , en het rationalisme dat de rede onderstreept.
De bemiddelde Plato stichtte de Academie, een verzamelplaats voor geleerden van verschillende leeftijden en met verschillende interesses.
In 367 v.Chr. kwam Aristotele (ca. 384-322 v.Chr.) op de Academie, die zich ontikkelde tot een top student en later tot een groot geleerde. In 347 verliet hij echter de academie, mogelijk vanwege meningsverschillen met Plato.
Aristoteles hechtte namelijk grote waarde aan systematische observatie van de natuurlijke, empirische werkelijkheid van de zintuigen. Hoewel hij het belang van bepaalde aangeboren vermogens nooit ontkende, werd Aristoteles de eerste grote voorstander van het empirisme, dat stelt dat ware kennis eerst en vooral voortkomt uit de verwerking van zintuiglijke ervaringen.
Het verschil in mening van nature en nurture is nog steeds een belangrijk thema in de psychologie. Zij bouwden voort op de griekse presocratische filosofen.
presocratische filosofen
Het moge duidelijk zijn dat deze filosofen niet primair met psychologische vraagstukken bezig waren. Toch mogen deze presocratici niet ontbreken in een geschiedenis van de psychologie, omdat je juist in hun werk de wetenschappelijke aandacht voor de menselijke psyche ziet ontwaken.
Presocratische filosofen en hun psychologisch gedachtegoed
Thales ca. 624 - 546 v.Chr.
Natuurwetenschappelijke observaties (astronomie, meteorologie)
Noemde water als meest belangrijke element in de kosmos
Pythagoras ca. 570 - 495 v.Chr.
Mathematische regelmatigheden in de wiskunde en de relatie hiervan met de natuurlijke wereld.
Het pythagorisme hechtte een religieuze betekenis aan dit verband.
Heraclitus (ca. 535 - 470 v.Chr.)
R
De soms ambigu relatie tussen stabiliteit en verandering (´je kunt nooit tweemaal in dezelfde rivier stappen´)
Eenheid van tegengestelde zaken (een weg omhoog is ook een weg omlaag)
Zeno (ca. 490 - 430 v.Chr.)
Mediteerde over oneindigheid (een afstand kan ontelbare keren in tweeën opgedeeld worden)
Dergelijke overpeinzingen speelden later een grote rol bij de ontwikkeling van de moderne wiskunde, wetenschap en, indirect, de psychologie.
Protagoras (ca. 490 - 420 v.Chr.)
Geen hypothetische of verheven vraagstukken is vruchteloos.
Menselijke ervaring en gedrag (“de mens is de maat der dingen”) net als de sofisten.
Controle en manipulatie van gedrag, dit stuitte op verzetr van Socrates.
Hippocrates (ca. 460 - 370 v.Chr.)
Geneeskunde: ziekte als natuurlijk verschijnsel
Op basis van observatiemethoden uit die tijd; Theorie der lichaamssappen (humoral theory): balans tussen bloed, gele gal, zwarte gal en slijm als bron van temperament en stoornissen. Hoewel de theorie de toets van de moderne wetenschap niet kan doorstaan, geldt dat niet voor de nadruk op natuurlijke oorzaken. De Hippocraten legden de basis voor de verantwoorde en op observatie gebaseerde medische praktijk van vandaag.
Pleidooi voor een gematigde, evenwichtige levensstijl.
De school van de hippocraten brachten een hoeveelheid medische geschriften uit die nu bekend staan als corpus hippocratium. In dit werk wordt ziekte als een natuurlijk fenomeen gezien.
Het algemene oude Griekse concept van de menselijke psyche
Het Griekse woord Psyche betekende oorspronkelijk letterlijk ‘adem’, maar kreeg in de loop van de tijd een steeds bredere, metaforische betekenis, omdat het in verband stond met de aanwezigheid van ‘leven’. Daarom is de meer recente vertaling naar het Engelse ‘soul’, en dus het Nederlands ‘ziel’ meer op zijn plaats. Tegenwoordig is die vertaling meestal verder beperkt tot het Engelse ‘mind’, dat het best vertaald kan worden naar het Nederlands als de ‘geest’, die het primaire object is van de psychologie, en de psychiatrie. De Grieken associeerden de psyche vaak met het element ‘lucht’, vanwege de associatie met adem, maar ook wel met het element ‘vuur’, omdat levende wezens warm waren, en dode dingen koud. Naarmate de tijd vorderde werd de psyche echter steeds meer beschouwd in termen van het functioneren van de mens in het dagelijks leven, zoals we dat bijvoorbeeld bij Protagoras tegenkomen. Deze opvatting zou echter pas echt tot bloei komen in het werk van filosofen die na Socrates kwamen.
plato relatie tussen zintuigelijke ervaring en onze verstandelijke vermogens
Plato benadrukte dat de menselijke geest was aangeboren. Wat wij weten is volgens hem, net als volgens Socrates, dus al in ons aanwezig bij geboorte, wij moeten dat alleen weer herinneren door onze aangeboren verstandelijke vermogens te gebruiken. Met die verstandelijke vermogens hebben wij toegang tot de ideeënwereld waarin de essentie van alles in zijn ideale vorm aanwezig is. De zintuiglijke ervaring is slechts een particuliere, vluchtige afdruk van die tijdloze, essentiële, ideale vorm.
Op zijn beurt werd Plato de leermeester van Aristoteles. Met name van die laatste klinken de ideeën nog altijd door in de hedendaagse psychologie. Op een aantal punten was Aristoteles duidelijk een andere mening toegedaan dan Plato, onder andere ook wanneer het ging over onze zintuigelijke en verstandelijke vermogens.
Plato en Aristoteles dachten elk op heel eigen wijze over de menselijke geest. Bespreek de opvattingen van Aristoteles over ons vermogen om de wereld te begrijpen en benadruk daarbij de verschillen met Plato.
Aristoteles benadrukte, in tegenstelling tot Plato, juist de waarde van de zintuiglijke ervaring, en vergeleek de menselijke geest met een onbeschreven wastablet. De indrukken die onze ervaringen tijdens ons leven achterlaten op dat wastablet, vormen onze geest.
Deze opvatting zien we terug in de manier waarop Aristoteles wetenschap bedreef: niet door abstracte gedachten te formuleren met het verstand, maar door middel van uitgebreide en nauwkeurige observatie. Pas daarna waren de verstandelijke vermogens van belang om deze ruwe ervaringen te ordenen. Het verstandelijke vermogen, de rationele ziel, was dus niet onbelangrijk volgens Aristoteles. Integendeel, het was een kenmerk dat de mens onderscheidde van alle andere levensvormen. Het was echter niet, zoals bij Plato, de bron van onze kennis, maar een stuk gereedschap om onze zintuiglijke indrukken te ordenen.
het griekse mirakel en de presocratische filosofen
ongeveer 400 jaar voor Plato stichtten Grieken koloniën van Sicilïe tot west-Turkije. Sommige daarvan waren democratieën (niet voor vrouwen). De Grieken waren vooral trots op hun taal, de rest waren ‘babaros’. Een native taal die zich goed leende voor debatten en theorieën. Uit het Grieks stammen 2 belangrijke woorden: logos en philosophia. De eerste erkende filosofen kwamen van de Ionische eilanden en Griekse nederzettingen in westelijk Turkije. Zij hielden zich bezig met het observeren van de natuurlijke werkelijkhrid en probeerden de principes ervan te begrijpen.
Thales van Milette (ca. 624-546v.Chr.)
Werd beroemd om zijn nauwkeurige astronomische en metereologische observaties. Hij zag water als het belangrijkste element van de fysieke kosmos. Latere presocratische filosofen zagen andere elementen (lucht, vuur en aarde) als de basiselementen. Vaak kruisten deze fysieke theorieën met speculaties over een nieuw concept psyche.