2 bewustzijnsfilosofie Flashcards
Bewustzijnsfilosofie pijler 1 van de psychologie
De herontdekking van ideeën uit de klassieke oudheid leidde in het Europa van na de middeleeuwen tot een opleving van oude filosofische debatten over de herkomst en aard van de geestelijke vermogens van de mens. Hierdoor brak een periode aan die we nu aanduiden als renaissance, ofwel wedergeboorte. Oude filosofische geschriften werden opnieuw bestudeerd en bediscussieerd, wat ertoe leidde dat posities als empirisme, rationalisme en nativisme in nieuwe gedaanten de kop op staken.
René Descartes is een van de eerste filosofen die hierin zo baanbrekend werk verrichte dat we hem nu nog steeds beschouwen als een van de grondleggers van de hedendaagse psychologie.
Uiteraard is op elke filosofie wat af te dingen, zo ook op het werk van Descartes. Twee belangrijke opvolgers die op punten Descartes en elkaar bekritiseerden, zijn John Locke en Gottfried Wilhelm Leibniz.
rond 1615 raakte René Descartres als jongeman in een identiteitscrisis over zijn opleiding en werd filosoof. Wat was een bepalend moment in zijn leven?
Een belangrijk moment voor Descartes was zijn bezoek aan de buurt Saint-Germain in Parijs, waar hij kennismaakte met een ingenieus poppenspel dat werd bediend door een hydraulisch mechaniek dat in werking gesteld werd wanneer de bezoeker op drukplaten in de vloer stapte. De mechanische manier waarop de poppen in beweging kwamen inspireerde Descartes om op een vergelijkbare manier over menselijk gedrag na te denken, en een mechanische verklaring voor menselijk gedrag te formuleren.
Galileo Galilei beschreef al het skelet met al zijn botten en gewrichten als een automatisch systeem van hefbomen, en William Harvey beschreef de bloedsomloop met het hart als een mechanische pomp. Descartes voerde dit idee van het lichaam als een machine veel verder door. Hij stelde mechanistische beschrijvingen op van de spijsvertering, de bloedsomloop, de ademhaling, de groei en beweging van het lichaam, het slaap- en waakritme, maar ook van psychologische functies als waarneming, verbeelding, geheugen en emoties. In wezen beschreef hij vrijwel de hele mens als een mechanisch systeem, als een automaton (een zelfstandig besturende machine).
Naar analogie van het poppenspel dat hij in Saint-Germain, Parijs, had gezien, was een groot deel van zijn theorie hydraulisch van aard. Bij bestudering van kadavers had hij het hersenvocht ontdekt, en hij veronderstelde dat trillingen in de zintuigen stromingen veroorzaakten in dit vocht, die door het hele zenuwstelsel golfden en op hun beurt weer spier- en orgaanweefsel in beweging zetten om gedrag te veroorzaken.
Descartes ging dus heel ver in zijn mechanistische verklaring van menselijke gedrag, en bood daarmee een alternatief voor metafysische theorieën. Als je zijn theorie bijvoorbeeld vergelijkt met de opvattingen van Aristoteles wordt dit goed duidelijk.
Maak deze vergelijking en leg aan de hand daarvan uit op welke punten de theorie van Descartes een mechanistisch alternatief biedt voor de theorie van Aristoteles, en op welke punten Descartes de theorie van Aristoteles betrekkelijk ongemoeid laat.
Descartes gaf met zijn theorie en mechanistische verklaring voor al het simpele gedrag dat te maken het met lijfsbehoud en beweging, maar ook met waarneming, geheugen en verbeelding. Daarmee bood hij dus een mechanistisch alternatief voor zowel de vegetatieve ziel als de sensitieve ziel uit de filosofie van Aristoteles.
De hoogste, rationele, ziel uit diens filosofie sloot hij echter uit van mechanistische verklaring. Psychische functies als rationaliteit, bewustzijn en vrije wil moesten fundamenteel anders begrepen worden, volgens Descartes. Deze rationele ziel was substantieel en kwalitatief anders dan de lichamelijke machine, en kon niet mechanistisch verklaard worden.
Met de opvatting van de rationele ziel als een fundamenteel andere entiteit dan het fysieke lichaam, die het lichaam ook niet noodzakelijkerwijs nodig heeft om te bestaan, is de opvatting van Descartes duidelijk dualistisch te noemen, maar toch is zijn opvatting anders dan die van eerdere dualisten.
Bij welke antieke dualistische ideeën lijkt Descartes aan te sluiten, en in welke zin is zijn opvatting echt anders dan het antieke dualisme?
Het dualisme van Descartes heeft veel weg van de opvattingen van Plato. Die maakte ook duidelijk onderscheid tussen de stoffelijke wereld waarin alles onvolmaakt was en de volmaakte wereld van aangeboren ideeën die we alleen maar hoeven te herinneren. Het doet ook denken aan het gedachte-experiment van Avicenna waarin hij een individu los van de fysieke wereld liet zweven, om aan te tonen dat de geest zich dan alleen nog bewust is van het eigen bestaan, en van de aangeboren fundamentele ideeën die onafhankelijk zijn van de waarneming.
Bij Plato, en waarschijnlijk ook bij Avicenna, zijn deze werelden van lichaam en geest strikt gescheiden. Descartes voegt daar echter iets aan toe. Hij gaat op zoek naar de manier waarop deze werelden interacteren. Daarom spreken we in zijn geval ook wel over interactief dualisme. (Descartes ontwikkelde zijn dualistische ideeën in zijn uitgebreide correspondentie met prinses Elizabeth van Bohemen)
Een lichaam zonder ziel is slechts een automaton, gestuurd door externe stimuli en interne hydraulica. Een ziel zonder lichaam heeft bewustzijn, maar uitsluitend over het eigen bestaan en enkele aangeboren ideeën. Maar de interactie tussen deze twee entiteiten maakt dat het bewustzijn gevoed kan worden door rijke en complexe ervaringen, en dat het lichaam beschikt over een rationeel bewustzijn en over een wil.
Deze interactie vond volgens Descartes plaats in de pijnappelklier (epifyse), gepositioneerd diep in de hersenen in de centrale ventrikel waar hij goed de stromingen in het hersenvocht kon aftasten en beïnvloeden, zodat indrukken uit het lichaam samengevoegd konden worden in het bewustzijn, en het bewustzijn zijn wil kon uiten in het lichaam.
De strategische locatie van de epifyse was tevens ideaal om beroeringen in de animale geesten te bespeuren. Descartes noemde de bewuste ervaringen van deze commoties de passies; de bewustheid van gevoelens als liefde of angst.
Vragen over bewustheid, subjectiviteit en wil, en over hun relatie tot de fysieke werking van de hersenen en zenuwstelsel, spelen tot op de dag van vandaag.
René Descartres (1596-1650)
kreeg een scholastieke opleiding in theologie en filosofie, met veel aandacht voor Aristoteles. Daarnaast studeerde hij onder meer literatuur, talen en algebra. De wetenschap werd vaak sterk gekleurd door de theologie, zoals bij de ontdekking door Galileo Galilei (1564-1642) van tot dusver onbekende manen rond Jupiter.
Descartres studeerde op 16 jarige leeftijd af als topstudent van de beste school in Frankrijk. In Parijs stond hij onder de hoede van Marin Mersenne, een monnik met veel contacten in de wetenschappelijke wereld. Later, tijdens een verblijf in Breda, werd de wiskundige Isaac Beeckman zijn raadgever. Tijdens zijn omzwervingen kreeg Descartres 2 belangrijke inzichten;
1 elk punt in de ruimte kan worden gedefinieerd door drie numerieke afstanden tot willekeurig gekozen lijnen of vlakken, en dat de baan die een bewegend punt volgt kan worden gedefinieerd als een reeks van deze getallen. Hij legde zo de basis voor de analytische meetkunde (nog steeds onderdeel van wiskunde). Hij betwijfelde sterk of er ook op andere terreinen van onderzoek wiskundige zekerheid kon worden bereikt.
2 In Ulm kreeg hij een idee voor een nieuwe methode voor het verkrijgen van ware kennis. Hij besloot aan alles te twijfelen, tot er een bodem van absolute en ontwijfelbare ideeën zou overblijven. Een vertrekpunt voor een meetkundige manier van deductief redeneren op allerlei niet-wiskundige kennisgebieden.
Descartes leven na 1640 werd gekenmerkt door conflicten, veranderingen en tragische ironie. Twee van zijn boeken werden door religieuze autoriteiten in de ban gedaan, en hij liet veel van zijn werk achter als ongepubliceerde manusscrpten. In 1649 nodigde koningin Christina van zweden hem uit om hoffilosoof te worden. Viermaanden later overleed hij al op de leeftijd van 53 jaar, zijn nalatenschap is enorm. Zijn mechanistische ideeën over het lichaam zijn achterhaald, maar in veel opzichten bleek zijn benadering juist. Zijn filosofie van de geest, met allerlei aspecten van nativisme, rationalisme en interactief dualisme, inspireerde zijn opvolgers om op allerlei creatieve manieren te reageren.
Descartres methode en enkelvoudige naturen
Hij betoogde dat de meest elementaire en fundamentele eigenschappen van fysieke fenomenen, die hij enkelvoudige naturen noemde, diegene moesten zijn waarvan het bestaan niet geanalyseerd of betwijfeld kon worden. Volgens Descartes alleen ruimte en beweging. Alle fysieke verschijnselen waren volgens hem te verklaren vanuit deze 2 eigenschappen.
Mogelijk wist Descartres van de vergelijkbare ideeën van Galileo. die maakte onderscheid tussen de primaire kwaliteiten vorm, hoeveelheid en beweging, waarmee ook onze zintuigen beschreven kunnen worden, en de secundaire kwaliteiten die voortkomen uit interactie van primaire kwalieiten van objecten en zintuigen. Deze theorieën van Descartes en Galileo vormen een combi van de oude atoomtheorie van deeltjes in beweging en het platonische onderscheid tussen verschijningsvorm en ideale vorm. Galileo werd vervolgd door de katholieke kerk en dus hield Descartes zich stil.
Descartes fysica
leken op die van Democritus wat betreft de samenstelling van materie uit ruimtelijke deeltjes in beweging, alleen niet in een leegte, het hele universum was gevuld met 3 soorten deeltjes, overeenkomend met de klassieke elementen vuur, lucht en aarde. Zijn ideeén over licht en zich sloten hierbij aan. Tussen 2 willekeurige punten zou zich een volmaakt rechte baan van luchtdeeltjes bevinden, die de basis vormen voor lichtstralen. als iemand naaar een object kijkt, bevindt zich deze baan tuusen object en oog. vibraties van de deeltjes in het object worden zo naar het oog overgebracht dat daarop mechanisch reageert. Descartes fysica raakt hier zijn fysiologie. Hij stelde zich zowel het oog als het zenuwstelsel voor als fysische mechanismen die zich gedragen volgens de wetten van de natuurkunde.
Mechanistische fysiologie
Descartes vond een holte in de hersenen gevuld met een heldere vloeistof die hij animale geesten noemde. hij dacht, onterecht dat de lange zenuwbanen hol waren en voorzien van uiterst dunne vezels. Descartes zag het lichaam als een mechanische constructie waarin zintuiglijke prikkels in de vorm van van vibraties inwerken op de zintuigen, die via vezels worden doorgegeven naar de hersenen van waaruit animale geesten door de zenuwbanen naar klieren en spieren vloeien.
Descartes erkende dat gedrag ook kan worden beïnvloed door emotionele factoren, die hij zag als resultaat van lokale beroeringen in de poel van animale geesten. Lichamelijke reacties worden dan ook bepaald door een combinatie van externe prikkels en interne reacties van de animale geesten. Descartes volgde een vergelijkbare redenering bij het verklaren van het verschil tussen waken en slapen.
Met 1 van zijn meest controversiéle uitspraken stelde hij dat alle niet menselijke wezens volledig kunnen worden begrepen in mechanistische termen. Mensen hebben naast deze mechanismen extra vermogens voor rationaliteit, bwustheid en vrije wil- de functies van de Aristotelische ziel. Descartes zag geen mechanistische verklaring voor willen en kiezen, en schreef die belangrijke en subjectieve menselijke functies toe aan een wezenlijk andere ziel of geest, die communiceert met de lichamelijke machine.
Hoewel een aantal anatomische uitgangspunten niet kloppen, markeren de nadruk van Descartes op de centrale plaats van de hersenen en het zenuwstelsel bij het initiëren en controleren van gedrag het begin van de moderne neuropsychologie.
Descartes opvattingen komen overeen met het neurofysiologische principe van de reflex waarbij een externe stimulus automatisch een respons geeft. Een reflex waarbij de respons onwillekeurig optreedt wordt tegenwoordig een ongeconditioneerde reflex genoemd. Descartes beschreef daarnaast een ander soort reflex, waarbij de stimulus een aangeleerde respons oproept. Lang na hem legde pavlov met zijn onderzoek naar geconditioneerde reflexen de basis voor een belangrijk hoofdstuk in de psychologie.
Descartes; rationele hoedanigheden van de geest.
Descartes had veel aandacht voor de immateriële geest. In zijn beroemdste werk over de methode beschreef hij hoe zijn systematische twijfel alles onzeker maakte maar hij kon de subjectieve werkelijkheid van zijn eigen twijfelende geest niet betwijfelen. Cogito ergo sum. Descartes concludeerde dat deze denkende, rationele ziel of geest geen ruimte of materie nodig heeft. Aangeboren ideeën van de geest bv; volmaaktheid, eenheid oneindigheid. Hierin zijn Avicenna’s drijvende man en Plato’s psyche met aangeboren ideale vormen terug te horen.
Descartes geloof in aangeboren ideeën vormde de grond voor de rest van zijn filosofie. Het aangeboren idee van volmaaktheid, gecombineerd met zijn zekerheid over het bestaan van zijn eigen geest, overtuigde hem ervan dat er een god moet bestaan die in alle opzichten volmaakt is. Descartes meende dat zijn zintuigen dan ook te vertrouwen moesten zijn, op grond van zuiverheid van de geest die waarneemt en de volmaaktheid van de god die zowel stof als geest geschapen heeft.
Locke had net als veel andere intellectuelen uit zijn tijd en bijzonder brede interesse en groeide op in een liberale atmosfeer waarin intellectuele ontwikkeling werd aangemoedigd en familie, vrienden en tutoren hem uitdaagden tot allerlei discussie. Hierdoor had hij lange tijd weinig focus in zijn eigen denken.
Welk vraagstuk bracht uiteindelijk de focus die Locke zou aansporen tot het opstellen van zijn fundamentele werk over het begripsvermogen van de mens?
In het tolerante klimaat waarin Locke opgroeide werd overal over gediscussieerd, maar was het vaak moeilijk om te bepalen welk intellectueel systeem nu het meest correct was. Zeker in discussies over religieuze, morele of politieke overtuigingen was het vaak onduidelijk wie er nu eigenlijk gelijk had.
Hoe, vroeg Locke zich af, is het dan mogelijk om rationeel te kiezen tussen twee verschillende geloofssystemen als die elkaar uitsluiten? Als zij elkaar uitsluiten, kan maar één van de twee het bij het rechte eind hebben, maar hoe moeten we vaststellen welke van de twee dat is? Om die vraag te beantwoorden was het volgens Locke noodzakelijk om een goed begrip te hebben van hoe de mens tot zulke overtuigingen kwam, en dus van hoe de mens zich bewust werd van de wereld.
Net als Descartes onderzocht Locke dus hoe mensen bewust begrip konden hebben van de wereld om hen heen, en net als Descartes sloot hij daarbij aan bij antieke filosofieën. Hij koos daarbij wel een positie die lijnrecht tegenover die van Descartes stond.
Wat was het fundamentele uitgangspunt van Locke en met welke antieke filosofie vertoont dit idee overeenkomsten? Bedenk ook welke opvatting van Descartes hij hiermee verwierp, en op welke observatie hij zich daarbij baseerde.
Het uitgangspunt van Locke was dat mensen ter wereld komen als een onbeschreven blad. We weten dus in beginsel niets, en pas gedurende ons leven vergaren we kennis door dat ervaringen op te doen. Dit idee vertoont grote overeenkomsten met de opvatting van Aristoteles, die stelde dat we ter wereld komen als een lege kleitablet (tabula rasa) waar de wereld via de zintuigen indrukken op achterlaat.
Locke verwierp hiermee het idee van Descartes dat de ziel aangeboren ideeën bevat. Zijn argument hierbij was dat we abstracte concepten nooit aantreffen in de geest van onervaren kinderen of idioten. Zulke abstracties zijn dus niet aangeboren, we bereiken ze pas nadat we langdurig ervaring hebben opgedaan, met een gezond stel hersenen.
Het idee van Locke was dus dat de mens tot bewust begrip van de wereld komt door langdurig ervaring op te doen in die wereld, niet doordat hij geboren wordt met dat begrip. Op basis van dat uitgangspunt werkte hij een theorie uit over hoe mensen ideeën over de wereld verwerven.
Volgens Locke kunnen we twee soorten ervaringen hebben: sensaties en reflecties. Sensaties zijn indrukken van objecten uit de buitenwereld. Reflecties zijn het resultaat van de werking van onze geest, en zijn dus bewerkingen van reeds opgedane sensaties. Gezamenlijk leiden deze sensaties en reflecties tot ideeën, dat wil zeggen: tot mentale representaties van objecten in de buitenwereld.
Deze ideeën bevinden zich in eerste instantie in ons bewustzijn, maar kunnen vervolgens als herinneringen in de geest blijven als zij uit het bewustzijn verdwijnen. In eerste instantie zijn dat vooral simpele, enkelvoudige ideeën, maar naarmate we meer ervaringen opdoen - en ideeën met elkaar geassocieerd raken - worden dat ook steeds meer complexe, samengestelde ideeën.
Deze samengestelde ideeën hoeven niet te corresponderen met de werkelijkheid, maar de samenstellende enkelvoudige ideeën, waaruit ze zijn opgebouwd, zijn wel altijd zo’n directe representatie van iets in de wereld buiten ons.
De ideeën die wij hebben vormen gezamenlijk ons kennis over de wereld. Locke maakt onderscheid tussen drie vormen van kennis die wij opdoen op basis van deze samengestelde ideeën.
De eerste vorm van kennis is intuïtieve kennis. Deze dringt zich als het ware direct aan ons op en is onweerlegbaar. Dit is kennis waarover we het onmiddellijk eens zijn met elkaar, zoals het verschil tussen wit en zwart. Er zijn maar weinig ideeën waar dit voor geldt.
Daarnaast is er demonstratieve kennis. Deze is minder direct gegeven, maar door demonstratie wel even overtuigend. Het gaat dan bijvoorbeeld om een logisch redenering die niet meteen helder is, maar waarvan je na uitleg kunt snappen dat hij klopt. Meetkundig of logisch redeneren.
Verreweg de meeste kennis is echter te classificeren als zintuiglijke kennis. Deze kennis is gebaseerd op onze ervaring en allerminst onweerlegbaar. Over de waarheid van deze kennis kan altijd gediscussieerd worden omdat ze betwijfelbaar is. Het gaat namelijk altijd om relatief willekeurige associaties van ervaringen van een individu.
Soms zijn deze associaties van ideeën natuurlijk van aard, omdat het om associaties gaat die ook in de natuur altijd terugkeren, maar veel vaker gaat het om toevallige associaties die afhankelijk zijn van de toevallige manier waarop het individu zaken is tegengekomen in de context van zijn of haar leven.
We zouden dus de natuurlijke en de toevallige associaties van elkaar moeten kunnen scheiden, om als individu tot goede kennis te komen, maar dat is nagenoeg onmogelijk omdat beide soorten associaties voor het individu even overtuigend zijn, terwijl alleen de natuurlijke associaties valide kennis over de wereld bevatten. (opvolgers introduceerde de wet van associatie door nabijheid en wet van associaties door gelijkenis)
Locke zelf verdiepte zich verder in natuurlijke associaties, om tot de meest valide zintuiglijke kennis te komen. Net als Galileo en Descartes onderscheidde hij primaire en secundaire kwaliteiten. Objecten hebben primaire kwaliteiten als vastheid, ruimte, vorm en beweging. De secundaire kwaliteiten zijn bewuste indrukken die ontstaan als onze zintuigen objecten waarnemen. Ware zintuiglijke kennis vereist volgens Locke de verklaring van secundaire kwaliteiten in termen van de meer basale primaire kwaliteiten
Bedenk dat Locke ooit aan zijn analyse begon omdat hij zich afvroeg hoe we op rationele gronden kunnen kiezen tussen twee religieuze of morele of politieke overtuigingen.
Wat was na zijn analyse van het menselijk begripsvermogen uiteindelijk de conclusie van Locke over dit vraagstuk?
De conclusie van Locke was betrekkelijk eenvoudig: de meeste kennis is van zintuiglijke aard en bestaat dus uit een mengeling van natuurlijke en toevallige associaties die voor het individu niet te scheiden zijn. Geen enkel individu is dus in staat om een volledig en foutloos begrip van de wereld te vormen; en dus kan geen enkel individu claimen de absolute waarheid in pacht te hebben. Een rationele keuze tussen tegenstrijdige overtuigingen was dus onmogelijk en de enige rationele reactie in een debat over zulke tegenstrijdigheden, is daarom tolerantie voor de denkwijzen van anderen.