2 bewustzijnsfilosofie Flashcards

You may prefer our related Brainscape-certified flashcards:
1
Q

Bewustzijnsfilosofie pijler 1 van de psychologie

A

De herontdekking van ideeën uit de klassieke oudheid leidde in het Europa van na de middeleeuwen tot een opleving van oude filosofische debatten over de herkomst en aard van de geestelijke vermogens van de mens. Hierdoor brak een periode aan die we nu aanduiden als renaissance, ofwel wedergeboorte. Oude filosofische geschriften werden opnieuw bestudeerd en bediscussieerd, wat ertoe leidde dat posities als empirisme, rationalisme en nativisme in nieuwe gedaanten de kop op staken.

René Descartes is een van de eerste filosofen die hierin zo baanbrekend werk verrichte dat we hem nu nog steeds beschouwen als een van de grondleggers van de hedendaagse psychologie.
Uiteraard is op elke filosofie wat af te dingen, zo ook op het werk van Descartes. Twee belangrijke opvolgers die op punten Descartes en elkaar bekritiseerden, zijn John Locke en Gottfried Wilhelm Leibniz.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

rond 1615 raakte René Descartres als jongeman in een identiteitscrisis over zijn opleiding en werd filosoof. Wat was een bepalend moment in zijn leven?

A

Een belangrijk moment voor Descartes was zijn bezoek aan de buurt Saint-Germain in Parijs, waar hij kennismaakte met een ingenieus poppenspel dat werd bediend door een hydraulisch mechaniek dat in werking gesteld werd wanneer de bezoeker op drukplaten in de vloer stapte. De mechanische manier waarop de poppen in beweging kwamen inspireerde Descartes om op een vergelijkbare manier over menselijk gedrag na te denken, en een mechanische verklaring voor menselijk gedrag te formuleren.
Galileo Galilei beschreef al het skelet met al zijn botten en gewrichten als een automatisch systeem van hefbomen, en William Harvey beschreef de bloedsomloop met het hart als een mechanische pomp. Descartes voerde dit idee van het lichaam als een machine veel verder door. Hij stelde mechanistische beschrijvingen op van de spijsvertering, de bloedsomloop, de ademhaling, de groei en beweging van het lichaam, het slaap- en waakritme, maar ook van psychologische functies als waarneming, verbeelding, geheugen en emoties. In wezen beschreef hij vrijwel de hele mens als een mechanisch systeem, als een automaton (een zelfstandig besturende machine).

Naar analogie van het poppenspel dat hij in Saint-Germain, Parijs, had gezien, was een groot deel van zijn theorie hydraulisch van aard. Bij bestudering van kadavers had hij het hersenvocht ontdekt, en hij veronderstelde dat trillingen in de zintuigen stromingen veroorzaakten in dit vocht, die door het hele zenuwstelsel golfden en op hun beurt weer spier- en orgaanweefsel in beweging zetten om gedrag te veroorzaken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Descartes ging dus heel ver in zijn mechanistische verklaring van menselijke gedrag, en bood daarmee een alternatief voor metafysische theorieën. Als je zijn theorie bijvoorbeeld vergelijkt met de opvattingen van Aristoteles wordt dit goed duidelijk.
Maak deze vergelijking en leg aan de hand daarvan uit op welke punten de theorie van Descartes een mechanistisch alternatief biedt voor de theorie van Aristoteles, en op welke punten Descartes de theorie van Aristoteles betrekkelijk ongemoeid laat.

A

Descartes gaf met zijn theorie en mechanistische verklaring voor al het simpele gedrag dat te maken het met lijfsbehoud en beweging, maar ook met waarneming, geheugen en verbeelding. Daarmee bood hij dus een mechanistisch alternatief voor zowel de vegetatieve ziel als de sensitieve ziel uit de filosofie van Aristoteles.

De hoogste, rationele, ziel uit diens filosofie sloot hij echter uit van mechanistische verklaring. Psychische functies als rationaliteit, bewustzijn en vrije wil moesten fundamenteel anders begrepen worden, volgens Descartes. Deze rationele ziel was substantieel en kwalitatief anders dan de lichamelijke machine, en kon niet mechanistisch verklaard worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Met de opvatting van de rationele ziel als een fundamenteel andere entiteit dan het fysieke lichaam, die het lichaam ook niet noodzakelijkerwijs nodig heeft om te bestaan, is de opvatting van Descartes duidelijk dualistisch te noemen, maar toch is zijn opvatting anders dan die van eerdere dualisten.
Bij welke antieke dualistische ideeën lijkt Descartes aan te sluiten, en in welke zin is zijn opvatting echt anders dan het antieke dualisme?

A

Het dualisme van Descartes heeft veel weg van de opvattingen van Plato. Die maakte ook duidelijk onderscheid tussen de stoffelijke wereld waarin alles onvolmaakt was en de volmaakte wereld van aangeboren ideeën die we alleen maar hoeven te herinneren. Het doet ook denken aan het gedachte-experiment van Avicenna waarin hij een individu los van de fysieke wereld liet zweven, om aan te tonen dat de geest zich dan alleen nog bewust is van het eigen bestaan, en van de aangeboren fundamentele ideeën die onafhankelijk zijn van de waarneming.
Bij Plato, en waarschijnlijk ook bij Avicenna, zijn deze werelden van lichaam en geest strikt gescheiden. Descartes voegt daar echter iets aan toe. Hij gaat op zoek naar de manier waarop deze werelden interacteren. Daarom spreken we in zijn geval ook wel over interactief dualisme. (Descartes ontwikkelde zijn dualistische ideeën in zijn uitgebreide correspondentie met prinses Elizabeth van Bohemen)
Een lichaam zonder ziel is slechts een automaton, gestuurd door externe stimuli en interne hydraulica. Een ziel zonder lichaam heeft bewustzijn, maar uitsluitend over het eigen bestaan en enkele aangeboren ideeën. Maar de interactie tussen deze twee entiteiten maakt dat het bewustzijn gevoed kan worden door rijke en complexe ervaringen, en dat het lichaam beschikt over een rationeel bewustzijn en over een wil.
Deze interactie vond volgens Descartes plaats in de pijnappelklier (epifyse), gepositioneerd diep in de hersenen in de centrale ventrikel waar hij goed de stromingen in het hersenvocht kon aftasten en beïnvloeden, zodat indrukken uit het lichaam samengevoegd konden worden in het bewustzijn, en het bewustzijn zijn wil kon uiten in het lichaam.
De strategische locatie van de epifyse was tevens ideaal om beroeringen in de animale geesten te bespeuren. Descartes noemde de bewuste ervaringen van deze commoties de passies; de bewustheid van gevoelens als liefde of angst.
Vragen over bewustheid, subjectiviteit en wil, en over hun relatie tot de fysieke werking van de hersenen en zenuwstelsel, spelen tot op de dag van vandaag.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

René Descartres (1596-1650)

A

kreeg een scholastieke opleiding in theologie en filosofie, met veel aandacht voor Aristoteles. Daarnaast studeerde hij onder meer literatuur, talen en algebra. De wetenschap werd vaak sterk gekleurd door de theologie, zoals bij de ontdekking door Galileo Galilei (1564-1642) van tot dusver onbekende manen rond Jupiter.
Descartres studeerde op 16 jarige leeftijd af als topstudent van de beste school in Frankrijk. In Parijs stond hij onder de hoede van Marin Mersenne, een monnik met veel contacten in de wetenschappelijke wereld. Later, tijdens een verblijf in Breda, werd de wiskundige Isaac Beeckman zijn raadgever. Tijdens zijn omzwervingen kreeg Descartres 2 belangrijke inzichten;
1 elk punt in de ruimte kan worden gedefinieerd door drie numerieke afstanden tot willekeurig gekozen lijnen of vlakken, en dat de baan die een bewegend punt volgt kan worden gedefinieerd als een reeks van deze getallen. Hij legde zo de basis voor de analytische meetkunde (nog steeds onderdeel van wiskunde). Hij betwijfelde sterk of er ook op andere terreinen van onderzoek wiskundige zekerheid kon worden bereikt.
2 In Ulm kreeg hij een idee voor een nieuwe methode voor het verkrijgen van ware kennis. Hij besloot aan alles te twijfelen, tot er een bodem van absolute en ontwijfelbare ideeën zou overblijven. Een vertrekpunt voor een meetkundige manier van deductief redeneren op allerlei niet-wiskundige kennisgebieden.
Descartes leven na 1640 werd gekenmerkt door conflicten, veranderingen en tragische ironie. Twee van zijn boeken werden door religieuze autoriteiten in de ban gedaan, en hij liet veel van zijn werk achter als ongepubliceerde manusscrpten. In 1649 nodigde koningin Christina van zweden hem uit om hoffilosoof te worden. Viermaanden later overleed hij al op de leeftijd van 53 jaar, zijn nalatenschap is enorm. Zijn mechanistische ideeën over het lichaam zijn achterhaald, maar in veel opzichten bleek zijn benadering juist. Zijn filosofie van de geest, met allerlei aspecten van nativisme, rationalisme en interactief dualisme, inspireerde zijn opvolgers om op allerlei creatieve manieren te reageren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Descartres methode en enkelvoudige naturen

A

Hij betoogde dat de meest elementaire en fundamentele eigenschappen van fysieke fenomenen, die hij enkelvoudige naturen noemde, diegene moesten zijn waarvan het bestaan niet geanalyseerd of betwijfeld kon worden. Volgens Descartes alleen ruimte en beweging. Alle fysieke verschijnselen waren volgens hem te verklaren vanuit deze 2 eigenschappen.
Mogelijk wist Descartres van de vergelijkbare ideeën van Galileo. die maakte onderscheid tussen de primaire kwaliteiten vorm, hoeveelheid en beweging, waarmee ook onze zintuigen beschreven kunnen worden, en de secundaire kwaliteiten die voortkomen uit interactie van primaire kwalieiten van objecten en zintuigen. Deze theorieën van Descartes en Galileo vormen een combi van de oude atoomtheorie van deeltjes in beweging en het platonische onderscheid tussen verschijningsvorm en ideale vorm. Galileo werd vervolgd door de katholieke kerk en dus hield Descartes zich stil.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Descartes fysica

A

leken op die van Democritus wat betreft de samenstelling van materie uit ruimtelijke deeltjes in beweging, alleen niet in een leegte, het hele universum was gevuld met 3 soorten deeltjes, overeenkomend met de klassieke elementen vuur, lucht en aarde. Zijn ideeén over licht en zich sloten hierbij aan. Tussen 2 willekeurige punten zou zich een volmaakt rechte baan van luchtdeeltjes bevinden, die de basis vormen voor lichtstralen. als iemand naaar een object kijkt, bevindt zich deze baan tuusen object en oog. vibraties van de deeltjes in het object worden zo naar het oog overgebracht dat daarop mechanisch reageert. Descartes fysica raakt hier zijn fysiologie. Hij stelde zich zowel het oog als het zenuwstelsel voor als fysische mechanismen die zich gedragen volgens de wetten van de natuurkunde.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Mechanistische fysiologie

A

Descartes vond een holte in de hersenen gevuld met een heldere vloeistof die hij animale geesten noemde. hij dacht, onterecht dat de lange zenuwbanen hol waren en voorzien van uiterst dunne vezels. Descartes zag het lichaam als een mechanische constructie waarin zintuiglijke prikkels in de vorm van van vibraties inwerken op de zintuigen, die via vezels worden doorgegeven naar de hersenen van waaruit animale geesten door de zenuwbanen naar klieren en spieren vloeien.
Descartes erkende dat gedrag ook kan worden beïnvloed door emotionele factoren, die hij zag als resultaat van lokale beroeringen in de poel van animale geesten. Lichamelijke reacties worden dan ook bepaald door een combinatie van externe prikkels en interne reacties van de animale geesten. Descartes volgde een vergelijkbare redenering bij het verklaren van het verschil tussen waken en slapen.

Met 1 van zijn meest controversiéle uitspraken stelde hij dat alle niet menselijke wezens volledig kunnen worden begrepen in mechanistische termen. Mensen hebben naast deze mechanismen extra vermogens voor rationaliteit, bwustheid en vrije wil- de functies van de Aristotelische ziel. Descartes zag geen mechanistische verklaring voor willen en kiezen, en schreef die belangrijke en subjectieve menselijke functies toe aan een wezenlijk andere ziel of geest, die communiceert met de lichamelijke machine.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hoewel een aantal anatomische uitgangspunten niet kloppen, markeren de nadruk van Descartes op de centrale plaats van de hersenen en het zenuwstelsel bij het initiëren en controleren van gedrag het begin van de moderne neuropsychologie.

A

Descartes opvattingen komen overeen met het neurofysiologische principe van de reflex waarbij een externe stimulus automatisch een respons geeft. Een reflex waarbij de respons onwillekeurig optreedt wordt tegenwoordig een ongeconditioneerde reflex genoemd. Descartes beschreef daarnaast een ander soort reflex, waarbij de stimulus een aangeleerde respons oproept. Lang na hem legde pavlov met zijn onderzoek naar geconditioneerde reflexen de basis voor een belangrijk hoofdstuk in de psychologie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Descartes; rationele hoedanigheden van de geest.

A

Descartes had veel aandacht voor de immateriële geest. In zijn beroemdste werk over de methode beschreef hij hoe zijn systematische twijfel alles onzeker maakte maar hij kon de subjectieve werkelijkheid van zijn eigen twijfelende geest niet betwijfelen. Cogito ergo sum. Descartes concludeerde dat deze denkende, rationele ziel of geest geen ruimte of materie nodig heeft. Aangeboren ideeën van de geest bv; volmaaktheid, eenheid oneindigheid. Hierin zijn Avicenna’s drijvende man en Plato’s psyche met aangeboren ideale vormen terug te horen.
Descartes geloof in aangeboren ideeën vormde de grond voor de rest van zijn filosofie. Het aangeboren idee van volmaaktheid, gecombineerd met zijn zekerheid over het bestaan van zijn eigen geest, overtuigde hem ervan dat er een god moet bestaan die in alle opzichten volmaakt is. Descartes meende dat zijn zintuigen dan ook te vertrouwen moesten zijn, op grond van zuiverheid van de geest die waarneemt en de volmaaktheid van de god die zowel stof als geest geschapen heeft.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Locke had net als veel andere intellectuelen uit zijn tijd en bijzonder brede interesse en groeide op in een liberale atmosfeer waarin intellectuele ontwikkeling werd aangemoedigd en familie, vrienden en tutoren hem uitdaagden tot allerlei discussie. Hierdoor had hij lange tijd weinig focus in zijn eigen denken.
Welk vraagstuk bracht uiteindelijk de focus die Locke zou aansporen tot het opstellen van zijn fundamentele werk over het begripsvermogen van de mens?

A

In het tolerante klimaat waarin Locke opgroeide werd overal over gediscussieerd, maar was het vaak moeilijk om te bepalen welk intellectueel systeem nu het meest correct was. Zeker in discussies over religieuze, morele of politieke overtuigingen was het vaak onduidelijk wie er nu eigenlijk gelijk had.

Hoe, vroeg Locke zich af, is het dan mogelijk om rationeel te kiezen tussen twee verschillende geloofssystemen als die elkaar uitsluiten? Als zij elkaar uitsluiten, kan maar één van de twee het bij het rechte eind hebben, maar hoe moeten we vaststellen welke van de twee dat is? Om die vraag te beantwoorden was het volgens Locke noodzakelijk om een goed begrip te hebben van hoe de mens tot zulke overtuigingen kwam, en dus van hoe de mens zich bewust werd van de wereld.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Net als Descartes onderzocht Locke dus hoe mensen bewust begrip konden hebben van de wereld om hen heen, en net als Descartes sloot hij daarbij aan bij antieke filosofieën. Hij koos daarbij wel een positie die lijnrecht tegenover die van Descartes stond.
Wat was het fundamentele uitgangspunt van Locke en met welke antieke filosofie vertoont dit idee overeenkomsten? Bedenk ook welke opvatting van Descartes hij hiermee verwierp, en op welke observatie hij zich daarbij baseerde.

A

Het uitgangspunt van Locke was dat mensen ter wereld komen als een onbeschreven blad. We weten dus in beginsel niets, en pas gedurende ons leven vergaren we kennis door dat ervaringen op te doen. Dit idee vertoont grote overeenkomsten met de opvatting van Aristoteles, die stelde dat we ter wereld komen als een lege kleitablet (tabula rasa) waar de wereld via de zintuigen indrukken op achterlaat.

Locke verwierp hiermee het idee van Descartes dat de ziel aangeboren ideeën bevat. Zijn argument hierbij was dat we abstracte concepten nooit aantreffen in de geest van onervaren kinderen of idioten. Zulke abstracties zijn dus niet aangeboren, we bereiken ze pas nadat we langdurig ervaring hebben opgedaan, met een gezond stel hersenen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Het idee van Locke was dus dat de mens tot bewust begrip van de wereld komt door langdurig ervaring op te doen in die wereld, niet doordat hij geboren wordt met dat begrip. Op basis van dat uitgangspunt werkte hij een theorie uit over hoe mensen ideeën over de wereld verwerven.

A

Volgens Locke kunnen we twee soorten ervaringen hebben: sensaties en reflecties. Sensaties zijn indrukken van objecten uit de buitenwereld. Reflecties zijn het resultaat van de werking van onze geest, en zijn dus bewerkingen van reeds opgedane sensaties. Gezamenlijk leiden deze sensaties en reflecties tot ideeën, dat wil zeggen: tot mentale representaties van objecten in de buitenwereld.

Deze ideeën bevinden zich in eerste instantie in ons bewustzijn, maar kunnen vervolgens als herinneringen in de geest blijven als zij uit het bewustzijn verdwijnen. In eerste instantie zijn dat vooral simpele, enkelvoudige ideeën, maar naarmate we meer ervaringen opdoen - en ideeën met elkaar geassocieerd raken - worden dat ook steeds meer complexe, samengestelde ideeën.

Deze samengestelde ideeën hoeven niet te corresponderen met de werkelijkheid, maar de samenstellende enkelvoudige ideeën, waaruit ze zijn opgebouwd, zijn wel altijd zo’n directe representatie van iets in de wereld buiten ons.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

De ideeën die wij hebben vormen gezamenlijk ons kennis over de wereld. Locke maakt onderscheid tussen drie vormen van kennis die wij opdoen op basis van deze samengestelde ideeën.

A

De eerste vorm van kennis is intuïtieve kennis. Deze dringt zich als het ware direct aan ons op en is onweerlegbaar. Dit is kennis waarover we het onmiddellijk eens zijn met elkaar, zoals het verschil tussen wit en zwart. Er zijn maar weinig ideeën waar dit voor geldt.

Daarnaast is er demonstratieve kennis. Deze is minder direct gegeven, maar door demonstratie wel even overtuigend. Het gaat dan bijvoorbeeld om een logisch redenering die niet meteen helder is, maar waarvan je na uitleg kunt snappen dat hij klopt. Meetkundig of logisch redeneren.

Verreweg de meeste kennis is echter te classificeren als zintuiglijke kennis. Deze kennis is gebaseerd op onze ervaring en allerminst onweerlegbaar. Over de waarheid van deze kennis kan altijd gediscussieerd worden omdat ze betwijfelbaar is. Het gaat namelijk altijd om relatief willekeurige associaties van ervaringen van een individu.

Soms zijn deze associaties van ideeën natuurlijk van aard, omdat het om associaties gaat die ook in de natuur altijd terugkeren, maar veel vaker gaat het om toevallige associaties die afhankelijk zijn van de toevallige manier waarop het individu zaken is tegengekomen in de context van zijn of haar leven.

We zouden dus de natuurlijke en de toevallige associaties van elkaar moeten kunnen scheiden, om als individu tot goede kennis te komen, maar dat is nagenoeg onmogelijk omdat beide soorten associaties voor het individu even overtuigend zijn, terwijl alleen de natuurlijke associaties valide kennis over de wereld bevatten. (opvolgers introduceerde de wet van associatie door nabijheid en wet van associaties door gelijkenis)
Locke zelf verdiepte zich verder in natuurlijke associaties, om tot de meest valide zintuiglijke kennis te komen. Net als Galileo en Descartes onderscheidde hij primaire en secundaire kwaliteiten. Objecten hebben primaire kwaliteiten als vastheid, ruimte, vorm en beweging. De secundaire kwaliteiten zijn bewuste indrukken die ontstaan als onze zintuigen objecten waarnemen. Ware zintuiglijke kennis vereist volgens Locke de verklaring van secundaire kwaliteiten in termen van de meer basale primaire kwaliteiten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Bedenk dat Locke ooit aan zijn analyse begon omdat hij zich afvroeg hoe we op rationele gronden kunnen kiezen tussen twee religieuze of morele of politieke overtuigingen.
Wat was na zijn analyse van het menselijk begripsvermogen uiteindelijk de conclusie van Locke over dit vraagstuk?

A

De conclusie van Locke was betrekkelijk eenvoudig: de meeste kennis is van zintuiglijke aard en bestaat dus uit een mengeling van natuurlijke en toevallige associaties die voor het individu niet te scheiden zijn. Geen enkel individu is dus in staat om een volledig en foutloos begrip van de wereld te vormen; en dus kan geen enkel individu claimen de absolute waarheid in pacht te hebben. Een rationele keuze tussen tegenstrijdige overtuigingen was dus onmogelijk en de enige rationele reactie in een debat over zulke tegenstrijdigheden, is daarom tolerantie voor de denkwijzen van anderen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

An essay concerning human understanding

A

Locke zag de observatie en experimentele methoden van natuurwetenschappers als Boyle en Newton als modellen voor de manier waarop de menselijke geest het best functioneert. Met Aristoteles beeld van tabula rasa als uitgangspunt, stelde Locke dat dit onbeschreven blad gevuld wordt door ervaring. Hij verwierp Descartes notie van aangeboren ideeën, met het argument dat onenigheid en volmaaktheid niet opkomen in een onervaren geest.
Volgens Lockewaren er 2 soorten ervaringen: sensaties van objecten van buitenaf en reflecties op de werking van de eigen geest. Deze ervaringen brengen ideeén voort die terug te halen zijn in de vorm van herinneringen. De eerste ervaringen brengen ideeën voort die terug te halen zijn in de vorm van herinneringen. De eerste gewaarwordingen en reflecties van een onervaren kind geven enkelvoudige simpele ideeën. Door herhaalde ervaringen combineren simpele ideeën tot samengestelde complexe ideeën. Hoewel sommige complexe ideeën iets kunnen weergeven wat niet werkelijk bestaat, hield Locke staande dat alle simpele elementen van zulke ideeén eerst concreet ervaren moeten zijn. Hij werd hierin gesteund door zijn vriend William Molyneux (1656-1696)

17
Q

praktische implicaties van de filosofie van Locke

A

omdat niemand de wijsheid in pacht had of de waarheid kende, was tolerantie in religieuze kwesties nodig en brede participatie in overheidstaken. Locke werkte dit uit in over het staatsbestuur. Hij borduurde hierin voort op een theorie van zijn landgenoot Thomas Hobbes (1588-1679) om oorsprong en doel van de burgerlijke overheid te verantwoorden. Volgens Hobbes zijn mensen van zichzelf agressief, egoistisch en roofzuchtig. Uit eigen belang kwamen onze voorouders tot een sociaal contract dat mensen verenigt in groepen en bevoegdheden toekent aan centrale autoriteiten. Locke hield een sociaal contract als rationele keus met voordeel staande, zijn kijk op de menselijke aard was wel veel positiever.
hij veronderstelde een aangeboren vermogen om te leren van evaring en te profiteren van de gecombineerde eervaringen van groepen mensen. onder normale omstandigheden schrijven de rede en een gemeenschappelijk belang gehoorzaamheid aan de overheid voor. als die overheid echter de belangen van haar onderdanen schaadt, hebben die het recht om gehoord te worden of zelfs in opstand te komen en een nieuwe overheid aan te stellen. In het systeem van representatieve democratie, met een uitvoerende, wetgevende en rechterlijke macht, liggen de door locke beschreven waarde verankerd.
Locke bracht zijn laatste jaren door als betalende gast van Lady Damaris Cudworth Masham (1659-1708) en haar man. Ook zij was een talentvolle filosofe. Locke publiceerde Some Thoughts Concerning Education, waarin hij zich een voorstander toonde van onderwijs op basis van ervaring en observatie.

18
Q

Gottfried Leibniz en het continentale nativisme (1646-1716)

A

Werd geboren en studeerde aan de universiteit in Leipzig. Hij behaalde een doctoraat in de rechten. hij verhuisde later naar Mainz, waar hij juridisch adviseur van de keurvorst van deze stad werd.
Aanvankelijk werkte Leibniz aan een nieuwe methode voor het onderwijs in de rechten, een catalogussysteem voor bibliotheken en een systeem voor het reviewen van wetenschappelijke werken.
In 1672 werd hij als diplomatiek gazant naar Parijs gestuurd. Hij raakte bevriend met Franse wiskundigen en filosofen, en kreeg daardoor toegang tot het werk van Descartes.
Leibnis raakte zeer geïnteresseerd in wiskunde en leverde zelf een belangrijke bijdrage aan het vak. Hij vond een mechanische rekenmachine uit, beschreef de binaire rekenkunde en ontwikkelde de continue wiskunde. Het concept van oneindig kleine getallen dat filosofen al vanaf Zeno fascineerde. Leibniz en Newton ontwierpen op basis hiervan de integraalrekening en de differentiaalrekening.
Van invloed ook op zijn filosofie;
1 Hij zag continuïteit en verandering als essentiële kenmerken van de wereld in het algemeen.
2 Leibniz zag de oneindige getallen terug in de fundamentele elementen die de concrete werkelijkheid weerspiegelen en voorspellen.
Leibniz ging uit van een universum dat voortdurend verandert in stappen die onmerkbaar in elkaar overgaan, zoals in een levend organisme. Hij verwierp de beweringen van Descartes en Locke over een fysieke werkelijkheid die bestaat uit bewegende deeltjes.
Door de dood van zijn werkgever moest Leibniz tegen zijn zin vertrekken uit Parijs. Hij kreeg een aanstelling als lid van de hof raad van de heersende macht in Hannover. Onderweg daarheen ontmoet hij in Amsterdam Benedict Spinoza (1632-1677) die uit de synagoge verbannen werd om zijn pantheïsme (levensbeschouwing die ervan uitgaat dat alles goddelijk is) en Antonie van Leeuwenhoek (1632-1723) de uitvinder van de microscoop. Beide waren van invloed op zijn latere visie op de kosmos.

19
Q

Leibniz als dienaar van het huis van Hannover

A

Aan het hof in Hannover kwam Leibniz in aanraking met Sophie van de Palts (1630-1714) en haar dochter Sophie Charlotte (1668-1705). zij vormden zijn gehoor als hij filosofeerde en zijn correspondentie met hen legde de basis voor veel van zijn belangrijkste werk.
Leibniz relaties met mannelijke superieuren en tijdgenoten waren minder goed, en succes en falen wisselden elkaar af. Zijn ambitie en werklust bleven echter groot.
In zijn jacht naar kennis onderhield Leibniz een uitgebreide correspondentie. Hij was voor openheid en culturele fijngevoeligheid, en was zich bewust van de waarde van niet-Europese culturen.. Zijn tijdgenoten zagen weinig bewijs van de reikwijdte van zijn gedachtegoed, en hij werd vaak bespot. pas na zijn dood kwam er wetenschappelijke waardering voor zijn werk. De laatste decennia van zijn leven werden dan ook getekend door controverse en teleurstelling. Zijn verstandhouding met Britse intellectuelen werd ernstig geschaad door valse beschuldigingen van plagiaat bij zijn wiskundige uitvindingen. Er ontstond een langdurige twist tussen engelse en continentale wiskundigen. Na zijn dood kwam er pas zicht op de volledige omvang van zijn filosofie van de geest, die de weg vrijmaakte voor de opkomst van de wetenschappelijke psychologie in Duitsland.
Het belangrijkste van Leibniz postuum gepubliceerde werk was zijn uitgebreide antwoord op het Essay van Locke. Het liet een wereldbeeld zien dat Leibniz had ontwikkeld, deels in reactie op Descartes, maar ook door zijn wiskundige achtergrond en zijn ervaringen met Spinoza en van Leeuwenhoek. Hij schreef al over zijn ideeën met moeder en dochter Sophie, en in het korte werk; De Monadologie.

20
Q

Monadologie

A

Leibniz ontmoeting met van Leeuwenhoek en zijn blik door diens microscoop bleek van grote invloed. Leibniz stelde zich het heelal voor als een uitgebreide hiërarchie van levende organismen die binnen andere, grotere organismen bestaan. Hij zag dan ook niets in Descartes’ en Lockes uitgangspunt van een universum van levensloze, stoffelijke deeltjes in beweging. In lijn met de continue wiskunde ging Leibniz ervan uit dat elk stoffelijk object oneindig vaak is op te delen. Ook beweging was voor hem daarom nooit fundamenteel. Noch Descartes enkelvoudige naturen, nog Lockes primaire kwaliteiten konden volgens Leibniz de meest fundamentele elementen van het heelal zijn. Volgens hem moesten dit dynamische entitieiten zijn, energieën en krachten die de door hem veronderstelde continue veranderingen veroorzaakten. De oorzaken van deze veranderingen waren bovendien doelgericht. Leibniz noemde deze energetische en doelgerichte entiteiten monaden, en meende dat die konden verschillen in bewustheid. 4 klassen;
1 de talrijkste basale monaden met nauwelijks bewustzijn
2 voelende monaden die in staat zijn om objecten waar te nemen en te onthouden, geclusterd met basale kan dit als ziel van organisme worden gezien.
3 rationele nomaden; In staat tot apperceptie, een bewuste vorm van waarneming
( 2 en 3 gelijkenis met rationele en sensitieve zielen van Aristoteles)
4 een opperste monade gelijk te stellen aan God, wiens doelen, waarnemingen en appercepties alles in het heelal beheersten. Kon door de lagere hooguit gedeeltelijk begrepen worden.

Hierin klinkt Spinoza’s beeld van god als de totaliteit van de natuur en Aristoteles notie van een onbewogen beweger door.
Leibniz visionaire theorievorming over de kosmos en de rol daarin was kenmerkend voor zijn uitgebreide intellect, vol rijke verbeelding. De meer praktisch ingestelde Locke wilde de empirische werkelijkeheid liever op een bevattelijke, mechanistische manier verstaan.
Locke en zijn volgelingen beschouwden Leibniz benadering dan ook als onpraktisch en fantasierijk, terwijl Leibniz de bandering van Locke als beperkt en onvolledig beschouwde.

21
Q

Nativistische kritiek op Locke

A

In zijn New Essays vergeleek Leibniz zijn geschil met Locke met het veel oudere tussen Aristoteles en Plato. Aristoteles en Locke kozen de metafoor van het onbeschreven blad, maar Leibniz schaarde zich achter de nativistische leer van Plato. Volgens Leibniz zijn ideeën en waarheden aangeboren, als neigingen, aanleg en vermogens. Leibniz noemde deze ideeën de noodzakelijke waarheden, de voornaamste gereedschappen voor apperceptie.
Leibniz zag zichzelf als aanvulling op Locke. Locke hield staande dat de geest niet voortdurend actief hoefde te zijn maar volgens Leibniz wel minimale percepties van basale monaden tot apperceptie van rationele monaden.
In een kort maar veelzeggend voorschot op zijn 19e eeuwse opvolgers, Leibniz was daarin zijn tijd ver vooruit,
zag hij voor minimale percepties ook een belangrijk aandeel weggelegd in menselijke motivatie.
De verschillen tussen Locke en Leibniz kwamen vooral voort uit een verschil in doelstelling.
Locke wilde de grenzen van kennis bepalen, en regels vaststellen voor het oplossen van politieke en alledaagse problemen. Hij was vooral een empirist, gericht op gebeurtenissen in de externe werkelijkheid. De geest was voor hem van secundair belang. De meer nativistische Leibniz had vooral oog voor de actieve geest zelf, met de indelingsprincipes en aangeboren noodzakelijke waarheden daarvan.

22
Q

Lockeaanse vs Leibniziaanse tradities

A

Het Lockeaanse gezichtspunt is vooral van invloed geweest in Engels sprekende landen, waar Locke aan de wieg stond van de psychologische traditie vn het Britse associatinisme. Na hem past George Berkeley (1685-1753) de associatie principes van Locke toe op de analyse van waarneming van visuele diepte, 3 D zien is niet aangeboren, maar het gevolg van associaties tussen het zien van objecten en spierbewegingen in ogen en lichaam.
Een generatie later hielp David Hume de associatiewetten van nabijheid en gelijkenis te formaliseren. Zijn tijdgenoot David Hartley (1705-1757), een arts, stelde dat ideeën het subjectieve gevolg zijn van minimale vibraties op bepaalde plaatsen in hersenen die met elkaar geassocieerd zijn in zenuwnetwerken.
Later in de 19e eeuw stelde vader en zoon James Mill (1773-1836) en John stuart Mill (1806-1873) Dat de belangrijkste individuele verschillen in karakter, gedrag en intelligentie voortkomen uit verschillen in ervaringen en associaties.
Vooral Francis Galton was het daar zeer mee oneens, wat aanleiding gaf tot het debat over nature nurture. Aan het begin van de twintigste eeuw kwamen veel associationistische en Lockeaanse ideeën, ontdaan van de ‘mentalistische’ terminologie, samen in het behaviorisme.
De Leibniziaanse traditie is altijd veel dominanter geweest op het vasteland van Europa. Immanel Kant en Wilhelm Wundt namen bijvoorbeeld ideeën van leibniz over. Maar zijn ideeën klinken ook door in de psychoanalyse van Freud, in de fasentheorie van Piager en in de moderne cognitieve psychologie.

23
Q

Welk aspect van Descartes filosofie werd door Leibniz verworpen, en hoe blijkt dat uit zijn opvattingen over het universum?

A

Leibniz was positief over Descartes’ opvatting dat de ziel een actieve entiteit was die aangeboren ideeën en strevingen bevatte, maar hij verwierp diens mechanistische fysica. Volgens Leibniz moest het universum niet begrepen worden als een verzameling duidelijk onderscheidbare, mechanische onderdelen die elkaar al botsend, willoos beïnvloedde. Het universum was volgens hem juist een dynamisch levend geheel dat continu in ontwikkeling was.

24
Q

Net als Descartes en Locke, verbleef ook Leibniz enige tijd in Nederland. Hij deed daar twee ervaringen op die hem bevestigden in zijn opvattingen over het universum. Beschrijf beide ervaringen, en leg kort uit hoe die zijn wereldbeeld bevestigden.

A

Om te beginnen maakte Leibniz kennis met Spinoza en diens pantheïsme. Dat is de opvatting dat God niet een individu of een entiteit is, maar dat God samenvalt met alles, met het hele universum dus. Deze opvatting bevestigde Leibniz in zijn eigen opvatting van het universum als een levend, dynamisch geheel waarin op alle niveaus bewustzijn aanwezig was.

Ten tweede leerde hij van Leeuwenhoek kennen en diens recente uitvinding: de microscoop. Door die microscoop zag hij hoe een waterdruppel een hele wereld aan micro-organismen bevatte. Dit sterkte hem in de opvatting dat het universum samengesteld was uit vele, geneste werelden. Zoals een druppel water een wereld op zich was, waarvan zich er ontelbare in onze wereld bevonden, zo was onze eigen wereld weer een van ontelbare werelden die gezamenlijk een groter geheel vormden.

25
Q

Dit idee van een eindeloze hiërarchie van levende organismen, die gezamenlijk telkens weer grotere organismen vormden, werkte Leibniz verder uit tot een radicaal andere filosofie over het fundament van het universum.

Wat was er zo radicaal anders aan de filosofie van Leibniz?

A

Alles was, volgens Leibniz, oneindig deelbaar in nog kleinere organismen. Er konden dus geen fundamentele bouwstenen aangewezen worden die de richtingloze, dode materie vormen waar het universum uit is opgebouwd, zoals bijvoorbeeld Descartes claimde. In ruil daarvoor bood Leibniz iets radicaal anders als fundament van alles, namelijk een fundamentele energetische kracht die continu wetmatige veranderingen teweegbrengt in het universum.

Omdat die veranderingen wetmatig waren, moesten ze volgens Leibniz beschouwd worden als gestuurd of doelgericht, en om die doelgerichtheid mogelijk te maken moest er een actor aan ten grondslag liggen die, hoe minimaal ook, zich bewust was van de effectiviteit van diens activiteiten. Het fundament van het universum was, volgens Leibniz, dus de bewuste, energetische doelgerichtheid van alles in het universum.

26
Q

Dit idee van een bewuste, energetisch doelgerichtheid als basis van het universum werkte Leibniz verder uit tot wat bekend zou worden als zijn monadologie. Hierin onderscheidde hij vier niveaus waarop zogeheten monaden in bepaalde mate bewust waren.

Benoem deze vier klassen van monaden en beschrijf bij elk het niveau van bewustzijn.

A

Op het eerste niveau bevinden zich de basale monaden (bare monads). Op dit niveau hebben monaden een minimaal bewustzijn. Geclusterd vormen zij de basis voor alle fysieke, materiële objecten.

Op het volgende niveau spreekt Leibniz van voelende, of waarnemende monaden (sentient monads). Deze hebben een bewuste ervaring van objecten en een geheugen om deze ervaringen in op te slaan. Gekoppeld aan een cluster van basale monaden, kan de voelende monade gezien worden als de ziel van het organisme.

Op het derde niveau bevinden zich de rationele monaden (rational monads). Deze hebben naast waarneming, ook het vermogen tot apperceptie: het vermogen tot interpretatie en rationele analyse van dat wat waargenomen is. Gekoppeld aan een cluster van voelende monaden, kan de rationele monade gezien worden als de menselijke geest.

Tot slot is er de opperste monade (supreme monad). Deze heeft goddelijke vermogens zoals bewustzijn en controle over alles. Deze monade kan volgens Leibniz nooit volledig begrepen worden door ondergeschikte monaden, maar moet gezien worden als de goddelijkheid van de natuur in zijn totaliteit.

27
Q

Met deze monadologie was Leibniz niet alleen kritisch over het mechanicisme van Descartes, maar ook over de opvattingen van Locke. Hij schreef zelfs een expliciete kritiek op diens Essay Concerning Human Understanding.

Wat waren de twee belangrijkste punten van kritiek die Leibniz uitte op het werk van Locke?

A

Om te beginnen vond Leibniz dat Locke de werking van de menselijke geest enorm onderschatte. De geest was volgens hem geen onbeschreven blad, maar eerder een blok marmer waarvan de structuur deels bepalend is voor de vorm die er uiteindelijk van gemaakt kan worden. Die structuur van de geest bestaat uit allerlei aangeboren ideeën en strevingen die ons noodzakelijke waarheden bieden op basis waarvan wij de wereld interpreteren. De theorie van Locke beschreef volgens hem vooral de dierlijke staat van de voelende of waarnemende monaden. De mens beschikt echter ook over de rationele monade die deze noodzakelijke waarheden bevat.

De tweede fundamentele kritiek van Leibniz op Locke betrof diens passieve beeld van de geest. Volgens Leibniz was de energetisch dynamische kracht juist het fundamentele principe in alles, dus ook in de menselijke geest. De basale monaden, waaruit ook ons lichaam is samengesteld, bezitten voortdurend geestelijke activiteiten, die hij aanduidde als ‘minute perceptions’. Deze ‘minute perceptions’ dringen zelden door tot het bewustzijn omdat ze te klein en onveranderlijk zijn om zich daarin te onderscheiden; maar sturen wel voortdurend op onbewust niveau ons gedrag.

28
Q

We zagen hoe belangrijk het is om te begrijpen in welke context kennis ontstaat en overgedragen wordt. Deze context is sterk bepalend voor de vorm die kennis krijgt, en de mate waarin deze bewaard blijft, verandert of verdwijnt. op een zelfde manier is het belangrijk om te begrijpen hoe opvattingen uit het verleden nog terug te vinden zijn in onze hedendaagse kennis.

Veel van Descartes werk op het gebied van de menselijke psyche was in detail bijvoorbeeld dusdanig fout dat we zijn ideeën nu bijna absurd vinden, maar toch heeft hij een aantal heel belangrijke inzichten aangebracht die nog altijd het fundament vormen van de hedendaagse psychologie. Op welke manier?

A

Misschien wel de meest baanbrekende stelling van Descartes, die nog altijd centraal staat in de psychologie, is de opvatting dat het brein en de zenuwen centraal staan in de veroorzaking van gedrag. In wezen was dit het startpunt van de moderne neuropsychologie.

Op vergelijkbare manier is zijn schema van de reflex het startpunt van het moderne behaviorisme waarin reflexen, zonder tussenkomst van het centrale zenuwstelsel, ons gedrag veroorzaken. Bovendien was er in de beschrijving van Descartes ook ruimte voor aanpassing van deze reflexen op basis van ervaring, waarmee hij in wezen de basis legde voor het principe van klassieke conditionering.

Tot slot had hij in dat model ook aandacht voor interne prikkeling door emoties en de manier waarop die interacteerde met prikkels uit de externe wereld en de reflectie door onze rationele geest. Op dat punt zijn zelfs de kiemen van het intrapsychisch conflict uit de psychoanalyse te traceren in zijn werk.

De belangrijkste erfenis voor de psychologie is echter zijn mechanistische perspectief op gedrag. Hiermee plaveide hij de weg voor de hedendaagse psychologie die grotendeels gebaseerd is op het behaviorisme en de neuropsychologie.

29
Q

Van Locke weten we al dat hij het mechanistische karakter van Descartes filosofie onderschreef, maar er is nog een ander specifiek punt waarop ook hij duidelijk een fundament heeft gelegd voor de hedendaagse psychologie.

Welk door Locke gelegd fundament bedoelen we hier?

A

Locke was net als Descartes een pleitbezorger van een mechanistische benadering van het menselijk gedrag, maar voor de geschiedenis van de psychologie was zijn verwerping van het nativisme van Descartes waarschijnlijk nog veel belangrijker. Daarmee maakte Locke namelijk ruimte voor het empirisme als een alternatief verklaringskader. Deze positie is, met haar opvatting over de vorming van associaties tussen ideeën op basis van ervaring, te zien als het begin van de grote nadruk die in de psychologie kwam te liggen op leertheorieën, zoals de principes van klassieke en operante conditionering uit het behaviorisme, maar ook latere opvattingen over bewust en sociaal leren uit het cognitivisme en constructionisme.

30
Q

De laatste filosoof die we zagen in dit hoofdstuk is Leibniz. Hij is hier een beetje een buitenbeentje, omdat zijn opvattingen veel minder materialistisch waren dan die van Descartes en Locke. Zijn monadologie was ook veel speculatiever, waardoor deze lange tijd niet serieus genomen is. Toch zijn er redenen genoeg om ook zijn opvattingen te interpreteren als belangrijke fundamenten van de psychologie.
De bijdragen van Leibniz aan de hedendaagse psychologie zijn wat fragmentarischer dan die van Descartes en Locke, maar probeer er toch drie te noemen.

A

Een van de dingen die voor Leibniz kenmerkend was, is zijn nadruk op nativisme. Ook stelde hij dat alle organismen telkens weer op te delen zijn in kleinere organismen, en dat in al die mechanismen een strevende kracht aanwezig is. Als je die zaken bij elkaar optelt, dan is onze hedendaagse zoektocht naar almaar kleinere deeltjes, naar microscopisch leven, naar chromosomen, genen en DNA die voor een groot deel bepalen hoe het leven op aarde in al haar vormen eruit ziet, aardig in lijn met zijn wereldbeeld.

Een andere aspect van Leibniz erfenis is diens tolerante attitude jegens andere volkeren. Hij had bijvoorbeeld grote interesse in de Chinese cultuur en was duidelijk in zijn stelling dat deze niet beoordeeld diende te worden vanuit de Europese kaders, maar vanuit het perspectief van de Chinese cultuur zelf. Met deze opvatting zou Leibniz gezien kunnen worden als voorloper van de niet-westerse psychologie en culturele psychologie.

Tot slot is in het standpunt Leibniz de nadruk op de activiteit van de menselijke geest opvallend. Terwijl Descartes en Locke juist wezen op de automatismen in de totstandkoming van gedrag, benadrukte Leibniz de strevende kracht die het individu zelf bezit en waarmee het de wereld actief begrijpt. Dit idee, dat er vanaf geboorte een potentie in het individu aanwezig is, die het actief op de wereld projecteert, is - zoals we later in deze cursus zullen zien - via het werk van Kant uiteindelijk doorgesijpeld in de opvattingen van, met name continentale psychologen als Wundt, Freud en Piaget.