9 Behaviorisme Flashcards
Behaviorisme
De mens begon ongeveer 10.000 jaar geleden met domesticatie van vee, en sindsdien hebben we ons de kunst eigengemaakt om het gedrag van dieren in door ons gewenste banen te leiden. De onderliggende leerprincipes zijn echter pas een eeuw geleden goed onderzocht en beschreven. Dat onderzoek naar leergedrag van dieren, begon ongeveer gelijktijd in het laboratorium van Ivan Pavlov in Sint-Petersburg, en in de de kelder van William James.
De eerste ontdekkingen die daar gedaan werden, zouden de basis leggen voor een van de meest dominante stromingen in de hedendaagse psychologie: het behaviorisme. Iconische oorsprongsverhalen over de honden van Pavlov, de arme kleine Albert en de duiven van Skinner zijn sindsdien niet meer weg te denken uit de inleidende tekstboeken van de psychologie; en met een beetje goede wil zou je kunnen zeggen dat het behaviorisme in wisselende gedaanten nog altijd het basisprincipe is van hoe we denken over de totstandkoming van ons gedrag.
In de oorspronkelijke vorm was het behaviorisme, in al zijn pogingen om de psychologie grondig te verwetenschappelijken, wel een stuk radicaler dan tegenwoordig. Het ging om een radicale afwijzing van alles wat niet objectief geacht werd. Subjectieve methoden als introspectie werden afgezworen en het enige wat als relevant onderzoeksobject naar voren werd geschoven was observeerbaar gedrag. De beweging was immers afkomstig uit het dieronderzoek, en dat kon prima worden beoefend zonder al te veel nadruk op de mentale wereld te leggen. Waarom zou de psychologie niet herschreven kunnen worden naar zo’n objectieve wetenschap? Wetenschappers als John Broadus Watson en Burrhus Frederic Skinner legden met hun antwoord op die vraag het definitieve fundament voor onze hedendaagse leertheorieën en positioneerden de psychologie daarmee duidelijk in het ‘nurture’-kamp, lijnrecht tegenover de nalatenschap van Francis Galton.
Pavlov introduceerde zijn werk op het gebied van klassieke conditionering in 1904 aan het publiek; tijdens de speech die hij gaf bij het in ontvangst nemen van zijn Nobelprijs voor Fysiologie. Je zou dus kunnen zeggen dat de basis van het behaviorisme een soort voetnoot was in het levenswerk van een fysioloog die onderzoek deed naar de spijsvertering. Dit blijkt ook wel uit de aard van zijn principe van klassieke conditionering.
Leg uit waarom het principe van klassieke conditionering eerder een fysiologisch dan een psychologisch fenomeen beschrijft.
Het principe van klassieke conditionering beschrijft weliswaar de mate waarin gedrag kan veranderen door leerprocessen, maar het is conceptueel volledig gebaseerd op het idee van de reflex. Die reflex is een fysiologische term voor de koppeling tussen een prikkel van buiten en een automatische lichamelijke reactie op die prikkel. Van deze automatische reactie werd aangenomen dat deze direct via het zenuwstelsel geregeld werd, zonder tussenkomst van hogere mentale processen.
Door aan te tonen dat deze reflexen geconditioneerd konden worden door het organisme een associatie aan te leren tussen die reflex en een tweede, andere prikkel, toonde Pavlov aan dat leergedrag beschreven kon worden in puur fysiologische termen. Daarvoor hoefden er geen mentale, psychologische concepten in de verklaring geïntroduceerd te worden. En dat wilde Pavlov ook niet, hij stond wantrouwend tegenover het “onwetenschappelijke’ karakter van introspectieve psychologie.
Het onderzoek van Ivan Pavlov werd gedaan met dieren, onder andere met zijn wereldberoemde honden. Hierdoor was het aannemelijk dat hun leergedrag inderdaad in fysiologische termen beschreven kon worden. Het werd een heel ander verhaal toen John Broadus Watson de principes van Pavlov ging gebruiken om menselijk leergedrag te verklaren, 1913 behaviorisme nieuwe benadering psychologie.. Na Watson werd skinner de meest fervente voorvechter van het behaviorisme.
In een wereldberoemde studie naar de schrikreacties van de elf maanden oude Little Albert, probeerde Watson aan te tonen dat klassieke conditionering ook wijzigingen in menselijk gedrag kon verklaren.
Leg kort uit hoe deze studie met Little Albert in elkaar stak, en gebruik daarbij de terminologie van de klassieke conditioneringstheorie.
In de studie met Little Albert probeerde Watson aan te tonen dat ook in mensen natuurlijke reacties kunnen worden gekoppeld aan willekeurige prikkels door middel van klassieke conditionering.
Hiertoe nam hij de basale schrikreactie van de baby als uitgangspunt. Deze bestond uit een ongeconditioneerde respons (OR) - in dit geval was dat een automatische schrikreactie - op een ongeconditioneerde stimulus (OS) - in dit geval was dat een harde knal. Gezamenlijk vormen deze knal (OS) en de schriktreactie (OR) een ongeconditioneerde reflex.
Om nu aan te tonen dat klassieke conditionering ook bij Little Albert optrad ging Watson de harde knal (OS) aanbieden, tegelijk met een prikkel die bij de baby geen schrikreactie opriep: een witte rat. Na verloop van tijd begon Little Albert de schrikreactie ook te vertonen bij de witte rat, zelfs als daarbij de harde knal (OS) niet meer klonk. Vanaf dat moment noemen we de witte rat ook wel de geconditioneerde stimulus (GS) en de schrikreactie de geconditioneerde respons (GR). Samen vormen de witte rat (GS) en de schrikreactie (GR) dan de geconditioneerde reflex.
In het werk van John Broadus Watson maakte de fysiologische kijk op gedrag dus eigenlijk de oversteek naar de psychologie. In de volgende opdracht zullen we kijken naar de historische importantie van deze ontwikkeling.
Pavlovs jonge jaren en carriere
Ivan Petrovich Pavlov (1849-1936) leerde van zijn peetvader al in zijn jonge jaren systematisch observeren en omarmde de nieuwe, mechanistische fysiologie van die dagen.
hij kreeg een eigen laboratorium voor experimenteel onderzoek van de fysiologie van de spijsvertering.
Buiten het laboratorium was hij sentimenteel en onpraktisch, binnen punctueel en ontging hem niets.
Spijsvertering was lang moeilijk te onderzoeken doordat de organen zeer vatbaar zijn voor chirurgisch trauma. De arts Beaumant hielp echter iemand met een schotwond maar die had daardoor een blijvend gat in zijn maagwand waardoor onderzoek mogelijk was. Pavlov deed dit toen met honden. Hij deed met precisie honderden experimenten en kreeg daarvoor de nobelprijs voor fysiologie in 1904.
Hij deed onderandere onderzoek naar speekselafscheiding.
OS geeft een OR (ongeconditioneerde reflex)
Pavlov merkte dat een geconditioneerde stimulus CS neutraal begint en nauwelijks een reactie oproept, maar vervolgens een respons gaat uitlokken na een aantal keren gekoppeld te zijn aan de OS. Al snel riepen de nautrale stimuli speekselafscheiding op, die daarmee een geconditioneerde CR werd omdat die optrad zonder de oorspronkelijke ongeconditioneerde stimulus. Pavlov noemde deze nieuwe verbindingen tussen stimulus en respons geconditoneerde reflexen, waarbij een voorheen neutrale stimulus CS, het vermogen krijgt een reactie CR op te roepen als de stimulus gekoppeld wordt aan een ongeconditioneerde stimulus OS. Dit proces kreeg de naam klassieke conditionering, of Pavloviaanse conditionering.
de eerste 30 steeds sterker, bij een kortere interval ook en een cs die volgt op een os, geen cr, zelfs niet bij een korte interval.
Er is ook conditionering van hogere orde bleek uit later onderzoek, waarbij eerst een sterke geconditioneerde speekselreflex tot stand komt als respons op een stimulus, zoals een toon , die vervolgens optrad als een os in een daaropvolgende reeks van koppelingen met een andere geconditioneerde stimulus zoals een lichtflits.
Ee
Het werk van Pavlov sluit bijvoorbeeld uitstekend aan bij de opvattingen van Descartes omdat Pavlov zich beperkte tot diergedrag. De projectie van dat werk op de mens door Watson is daar echter tegenstrijdig mee. Kunt u dit uitleggen?
Descartes was een van de eerste denkers die gedrag benaderde vanuit een mechanistisch perspectief. Een dier was volgens hem louter een automaton, dat puur reflexmatig leefde. Hij beschreef daarvoor zelfs al de basis van de stimulus-responsekoppelingen in het zenuwstelsel die dit reflexmatige gedrag verklaarden. Het werk van Pavlov borduurt voort op deze opvattingen van Descartes. Ook Pavlov beschouwde het dier als een reflexmachine die puur op basis van associaties gedrag aanleerde. Echter, zodra we van het dier oversteken naar de mens, gaat deze overeenkomst niet meer op. Descartes reserveerde voor de mens namelijk een aparte plek in het universum. De mens bezat een geest die niet te vatten was in dergelijke fysiologische wetmatigheden, en verdiende daardoor een unieke status. De oversteek van de ideeën van Pavlov naar het domein van de psychologie was in de tijd van Descartes dus onmogelijk geweest.
Het is geen toeval dat deze oversteek, waarbij de mens ook tot pure automaton (Descartes)werd gedegradeerd, aan het eind van de negentiende eeuw wel mogelijk werd.
Kunt u bedenken welke fundamentele verschuiving in het denken over de mens het heeft mogelijk gemaakt dat het werk van wetenschappers als Pavlov en Watson nu wel een plek heeft gekregen binnen de gedragswetenschappen?
Vanuit hedendaags standpunt lijkt het vanzelfsprekend om parallellen te trekken tussen de mens en andere diersoorten. Vanuit dit perspectief is het niet onverwacht dat het onderzoek van Pavlov naar leergedrag bij dieren via het behaviorisme zijn weg vond naar de psychologie. Maar het is onwaarschijnlijk dat die ontwikkeling had kunnen plaatsvinden voordat evolutionair denken gemeengoed was. Bedenk bijvoorbeeld dat in de eerste helft van de negentiende eeuw, voordat Darwins werk werd gepubliceerd, de superioriteitspositie van de mens vanzelfsprekend werd gevonden. De mens was de kroon op de schepping, geschapen naar het evenbeeld van God.
Het denken binnen de biologie werd dan ook gekenmerkt door de aan Aristoteles ontleende scala naturae: de hiërarchische organisatie van al het leven op aarde, waarin plant, dier en mens elk hun afzonderlijke, en kwalitatief verschillende positie innamen. Vanuit dit denkkader zou het vreemd geweest zijn om observaties gedaan bij dieren - zoals de honden van Pavlov - te vertalen naar de mens - zoals Watson deed met Little Albert. Vanuit de ‘Zeitgeist’ beschouwd is het dus heel logisch dat het behaviorisme, waarin mens en dier gelijkgesteld werden, pas kon plaatsvinden na de omwenteling die Darwin teweegbracht.
pavlov; generalisatie, differentiatie en experimentele neurosen.
reflexen konden ook opgeroepen worden door stimuli die leken op de oorspronkelijke CS; generalisatie. ook differentiatie; als de ongelijke stimulus vervolgens herhaald wordt gepresenteerd, maar niet bekrachtigd door een erop volgende os.
Pavlov sprak van een experimentele neurose, als dieren werden geconfronteerd me een niet te vermijden conflict tussen 2 sterke, maar niet overeenkomende geconditioneerde responsneigingen.
van dit idee leidde hij zijn breintheorie af. Pavlov suggereerd dat exciterende processen in hersengebieden ontstaan als een daar gepresenteerde stimulus wordt bekrachtigd door een ongeconditioneerde stimulus, geeft verwerving of generalisatie van geconditioneerde responsen. Inhiberende processen ontstaan als bekrachtiging achterwege blijft, respons wordt onderdrukt
Pavlov ging hiermee psychiatrische ziektebeelden behandelen met deze theorie, het begin van een krachtige traditie van biologische georiënteerde psychiatrische behandeling in de Sovjet-unie.
Pavlov sprak de behavioriten aan met zijn benadering. die hielden zich minder bezig met de neurologische grondslag van conditionering. Zij gebruikten methoden als die van Pavlov om gedragsprincipes over stimuli en responsen af te leiden, zonder te verwijzen naar de fysiologische aspecten. Voor hen werd psychologie van de wetenschap van het bewuste of de geest, tot de wetenschap van gedrag.
Het behaviorisme van John Broadus Watson was niet alleen revolutionair vanwege zijn basis in de fysiologie en zijn objectieve uitstraling, het was ook nog eens uiterst aantrekkelijk omdat de basisprincipes van het behaviorisme allerlei praktische toepassingen mogelijk maakte in het dagelijks leven van mensen. Dat had tot dan toe, met uitzondering van enkele zonderlinge uitvindingen van Galton, slechts in beperkte mate gegolden voor al het gefilosofeer en geëxperimenteer waaruit de psychologie was opgebouwd.
Benoem enkele van deze toepassingen die door het behaviorisme mogelijk gemaakt werden, en beschrijf kort de betrokkenheid van Watson bij de ontwikkeling ervan.
Het meest voor de hand liggende voorbeeld is marketing en reclame. Nadat Watson in opspraak raakte vanwege een affaire met zijn student Rosalie Rayner (met wie hij in 1920 trouwde), werd hij gedwongen ontslag te nemen. Op zoek naar een nieuwe roeping in zijn leven verhuisde hij naar New York, waar hij al snel een baan vond in de reclamebranche. In eerste instantie was hij colporteur, maar al snel hielp hij mee met de planning van reclamecampagnes waarbij hij groot succes had met de toepassing van eenvoudige behavioristische principes.
Een tweede voorbeeld is de toepassing in therapie. Voortbouwend op de studie met Little Albert die Watson uitvoerde met Rosalie Rayner, begon een nieuwe student van hem, Mary Cover Jones, met de uitwerking van behavioristisch leerprincipes als therapievorm. Zij keerde daarbij het effect dat Watson en Rayner hadden proberen te bewerkstelligen om: zij probeerde bij een kind dat bekend staat als Little Peter de angst voor konijnen juist uit te doven. Door een positieve stimulus aan te bieden, samen met de angstwekkende stimulus. Deze therapievorm staat nu bekend als systematische desensitisatie en wordt nog altijd veel gebruikt voor het afleren van angststoornissen en fobieën.
Vanaf de jaren twintig verschoof de interesse van Watson steeds meer naar popularisering van zijn behaviorisme en de toepassing daarvan in de opvoeding. Hij schreef op dit vlak, samen met zijn vrouw, onder andere het boek Psychological Care of Infant and Child, waarin hij een afstandelijke, affectieloze ouderschapsstijl propageerde die hoofdzakelijk draaide om controle over en conditionering van het kind. Hij paste deze aanpak ook toe op zijn eigen twee zoons, die daar niet alleen maar baat bij hadden. Zij werden allebei betrekkelijk succesvol in het leven, maar leden op latere leeftijd ook aan ernstige depressies. De een zou zich uiteindelijk van het leven beroven, de ander deed daar een poging toe. We kunnen deze uitkomst niet zonder meer aan de behavioristische opvoedingsprincipes van Watson wijten, maar feit is dat de overlevende zoon dat in grote mate wel deed, en met weinig plezier terugkeek op zijn jeugd.
Ondanks het positivistisch aura van objectiviteit en de praktische toepasbaarheid van het behaviorisme was de aanpak niet op elk punt even succesvol. De strikte behavioristische opvoeding van zijn zoons door Watson is gezien de geschiedenis op zijn minst discutabel te noemen. Er is echter ook meer conceptuele kritiek op het behaviorisme geuit. Een daarvan kwam voort uit onderzoek van Edward Chace Tolman.
Wat onderzocht Tolman, en hoe leidde dit tot kritiek op het behaviorisme?
Tolman onderzocht het leergedrag van ratten in een doolhof. Hij stelde daarbij vast dat ratten de weg door een doolhof ook konden leren zonder dat er sprake was van directe bekrachtiging. De ratten mochten dan vrij de doolhof verkennen, maar zonder dat ze op enige moment een beloning kregen. Als ze na enige tijd toch een beloning kregen voor het vinden van een specifiek punt in de doolhof, bleken ze die plek voortaan moeiteloos te kunnen vinden. Kennelijk hadden ze de wegen door de doolhof wel geleerd, maar werd dat pas zichtbaar zodra het voor de ratten relevant werd om dat te laten zien.
Tolman noemde dit latent leren, en liet daarmee zien dat de rat niet alleen een soort herinnering aan de doolhof opbouwde bij de verkenning, maar dat de rat ook een doel moest hebben om dat in de praktijk te brengen. Er was dus sprake van doelgericht gedrag. Zijn benadering wordt daarom ook wel purposive behaviorism genoemd. Hiermee voegde Tolman een mentalistisch concept toe aan het klassieke behaviorisme van Watson waar zulke mentalistische concepten juist volledig uitgebannen waren.
Met deze kritische toevoeging van mentalistische concepten aan het behaviorisme van Watson werd in de geschiedenis van de psychologie de eerste stap gezet in de richting van een meer cognitieve benadering van gedrag zoals we die later in de cursus nog zullen tegenkomen.
John Broades Watson (1878-1958)
Als dierpsycholoog blonk Watson uit met 29 jaar een betrekking aan 1 van de belangrijkste universiteiten, maar desondanks leed hij aan een minderwaardigheidscomplex, hij leed aan angstaanvallen.
Aan Hopkins nam hij al snel de positie over van het hoofd van de faculteit, Baldwin. Tevens werd hij hoofdredacteur vanPsychological Review. Vanuit die positie kon hij de nodige druk uitoefenen zodat psychologie en filosofie van elkaar gescheiden werden en nieuwe banden gesmeed werden tussen psychologie en biologie.
Hij begon in 1913 het behaviorisme te promoten, met een artikel in psychological review. hij verklaarde zich op 3 manieren onafhankelijk van de traditionele psychologie.
1 behavioristische psychologie moet volledig objectief zijn en alle subjectieve gegevens of interpretaties uitsluiten.
2 het doel van de psychologie moet niet zijn om het bewuste te beschrijven of te verklaren, maar om gedrag te voorspellen en controleren.
3 hij ontkende het traditionele onderscheid tussen mens en dier. Met een beroep op Darwins bewijs tav een gemeenschappelijke afstamming, stelde Watson dat psychologische overeenkomsten tussen soorten net zo belangrijk zijn als verschillen.
Watsons behavioristische geschriften
Hij schreef in 1914 een leerboek om de principes van het behaviorisme in de praktijk te brengen. Behavior: An Introduction to Comparative Psychology.
Pavloviaanse conditionering zou een behavioristische, niet introspectieve invalshoek bieden voor onderzoek naar 1 van de belangrijkste en ingewikkeldste onderwerpen van de menselijke psychologie.
Met enige vertraging door zijn diensttijd tijdens de Eerste Wereldoorlog, begon Watson aan uitbreiding van zijn behavioristische methoden naar de menselijke psychologie.
In 1919 publiceerde hij zijn Psychology from the standpoint of a behaviorist, dat zich concentreerde op menselijk gedrag. 3 soorten ongeconditioneerde emotionele reponsen;
een aangeboren angstrespons bij zuigelingen. Op te roepen door slechts 2 soorten stimuli: een onverwacht en luid geluid en het plotseling laten vallen en weer opvangen van het kind.
2 woede door het fysiek verhinderen van beweging
3 liefde
Watson geloofde dat deze 3 responsen en de bijbehorende stimuli samen alle aangeboren menselijke emotionele reacties vormen. Al het andere, zoals angst voor het donker en liefde voor je moeder, zijn volgens hem het resultaat van Pavloviaanse conditionering.
Samen met Rosalie Rayner (1899-1935) beroemdste en meest controversiële onderzoek kleine Albert.
Ze conditioneerden de 11 maanden oude Albert om bang te zijn voor een witte rat. Als OS gebruikte ze een metalen staaf waarop ze vlak achter zijn hoofd met een hamer sloegen. Na een aantal herhalingen ontlokte alleen hetzien van de rat al een angstreacties bij het kind, dit deden ze nog uitbreiden, met een hond en konijn en daarna lieten ze hem gaan zonder hem eerst te deconditionerig voor zijn angstreacties. Onverantwoord handelen naar huidige maatstaven.
Ze kregen een liefdesaffaire en werden ontdekt door Watson zijn vrouw die gingen scheiden en Watson verloor zijn baan aan John Hopkins.
Reclame en behaviorisme
Watson ging in New York wonden en bij een reclamebureau werken en lesgeven. Boek over colleges; Behaviorism. Een groot succes.
Hij ging in op het psychoanalytische concept van de onbewuste gedachte; is een keten van verbale responsen, of emotioneel.
Hij pleit ook sterk voor radicaal omgevingsdenken, veel belangrijker voor het bepalen van iemands gedrag dan erfelijkheid of aanleg.
Hij stelde dat er geen overerving van vermogen, talent, temperament, mentale constitutie of karaktertrekken bestaat. Gezonde kinderen kun je alles laten worden wat je wilt.
Van kleine Albert naar kleine Peter
Watson samen met Mary Jones in een tehuis onderzoek 3 jarig jongetje bang voor konijnen, plezierige stimulus erbij, en steeds dichterbij. Het werkte directe conditionering –> systematisch desensitisatie. andere kinderen die niet bang waren werden als positief rolmodel ingezet. angst kon weggenomen worden.
Hij vond dat ouders weinig affectie moesten tonen en meteen de controle moesten nemen over de opvoeding van hun kinderen. Recht tegenover Dewey zijn permissieve opvoedingsstijl en zijn voormalige docent.
De studie van leren en conditioneren is nog steeds belangrijk.
En er kwamen verschillende vormen van neo behaviorisme.
Tolman en Hull onder invloed van logisch positivisme, niet observeerbare constructen zoals motivatie, vertalen in observeerbare,
ratten in doolhof latent leren, doelgericht behaviorisme.
Hull leren kan beschreven worden in termen van wiskundige wetten, bijv de kracht van gewoonten, mechanistisch behaviorisme.
Skinner
Niemand sinds Wilhelm Wundt en William James neemt zo’n iconische plek in in de geschiedenis van de psychologie als Burrhus Frederic Skinner. Geïnspireerd door het werk van onder andere Pavlov en Watson ontwikkelde hij het concept van operante conditionering en bouwde daarop een oeuvre dat zich uitstrekt van fysiologische psychologie, via taalfilosofie en epistemologie tot kritische beschouwing van de maatschappij.
Hij vervolmaakte daarmee niet alleen de verwetenschappelijking van de psychologie die door Watson was ingezet, maar liet ook zien dat haar maatschappelijke consequenties veel verder rijkten dan manipulatie via reclame of opvoeding. Hij beschouwde de implicaties van het bestaan van een wetenschappelijke psychologie echt in haar volle breedte. Ten grondslag aan die maatschappij visie lag echter dat ene simpele principe: operante conditionering.
Aan de basis van het principe van operante conditionering staat een heel eenvoudige regelmatigheid. Welke regelmatigheid is dat, en welke twee varianten van die regelmatigheid onderscheidde Skinner?
De regelmatigheid die we bedoelen is die van het effect van bekrachtiging. Skinner baseerde al zijn proeven op dit simpele feit dat de effecten van gedrag van invloed zijn op de kans dat dat gedrag in de toekomst opnieuw vertoond wordt. Van dit principe onderscheidde Skinner twee varianten. De positieve bekrachtiging en de negatieve bekrachtiging. Positieve bekrachtiging houdt in dat gedrag gevolgd wordt door een beloning en daardoor in de toekomst vaker zal optreden. Negatieve bekrachtiging houdt in dat gedrag gevolgd wordt door het verdwijnen van een ongewenste prikkel en daardoor in de toekomst vaker zal optreden.