Hypertensie Flashcards
Leg uit hoe de bloeddruk wordt geregeld met de rol van de linker ventrikel, de hersenstam, de nieren en de wijdte van de slagadertakjes in de weefsels.
systolische bloeddruk:
- Cardiale output ( het hartminuutvolume)
- De elasticiteit van met name de aorta. Hoe minder elastisch, hoe harder het bloed erdoor gepompt moet worden. (systolische bloeddruk omhoog)
- Het totale bloedvolume, hoe meer bloedvolume (overvulling) dest te hoger de bloeddruk.
- De weerstand van de perifere vaten. (hoe nauwer, bloeddruk omhoog)
diastolische bloeddruk:
- Het totale bloedvolume
- De perifere weerstand.
De nieren reageren op bloeddrukverlaging met extra renine (renine-> angiotensine I-> angiotensine II → aldosteron → bloeddrukverhoging. Vanuit de hersenstam die geïnformeerd wordt vanuit de aorta en de halsslagaders wordt de bloeddruk mede gereguleerd.
BNP (Brain natriuretisch peptide = hartfalentest ) uit de kamers doet de bloeddruk als het nodig is weer dalen doordat BNP diuretisch werkt.
Wat zijn de effecten van de hormonen angiotensine en aldosteron?
Antiotensine geeft vaatvernauwing en daardoor bloeddrukverhoging.
Aldosteron doet NaCL vasthouden en daardoor ook water en geeft dus bloeddrukverhoging.
Noem exogene factoren die hypertensie versterken.
- Overmatig calorierijke voeding met overgewicht.
- Overmatig dropgebruik.
- Alcoholmisbruik.
Wat zijn gevaren die ontstaan door hypertensie?
- Hartfalen.
- Nierbeschadiging.
- Verstoorde hersenfuncties.
- Hersenbloeding.
- Netvliesbloeding.