Hypertensie Flashcards

1
Q

Leg uit hoe de bloeddruk wordt geregeld met de rol van de linker ventrikel, de hersenstam, de nieren en de wijdte van de slagadertakjes in de weefsels.

A

systolische bloeddruk:

  • Cardiale output ( het hartminuutvolume)
  • De elasticiteit van met name de aorta. Hoe minder elastisch, hoe harder het bloed erdoor gepompt moet worden. (systolische bloeddruk omhoog)
  • Het totale bloedvolume, hoe meer bloedvolume (overvulling) dest te hoger de bloeddruk.
  • De weerstand van de perifere vaten. (hoe nauwer, bloeddruk omhoog)

diastolische bloeddruk:

  • Het totale bloedvolume
  • De perifere weerstand.

De nieren reageren op bloeddrukverlaging met extra renine (renine-> angiotensine I-> angiotensine II → aldosteron → bloeddrukverhoging. Vanuit de hersenstam die geïnformeerd wordt vanuit de aorta en de halsslagaders wordt de bloeddruk mede gereguleerd.
BNP (Brain natriuretisch peptide = hartfalentest ) uit de kamers doet de bloeddruk als het nodig is weer dalen doordat BNP diuretisch werkt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn de effecten van de hormonen angiotensine en aldosteron?

A

Antiotensine geeft vaatvernauwing en daardoor bloeddrukverhoging.

Aldosteron doet NaCL vasthouden en daardoor ook water en geeft dus bloeddrukverhoging.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Noem exogene factoren die hypertensie versterken.

A
  • Overmatig calorierijke voeding met overgewicht.
  • Overmatig dropgebruik.
  • Alcoholmisbruik.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat zijn gevaren die ontstaan door hypertensie?

A
  • Hartfalen.
  • Nierbeschadiging.
  • Verstoorde hersenfuncties.
  • Hersenbloeding.
  • Netvliesbloeding.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly