Hoorcollege 9: angststoornissen Flashcards

1
Q

prevalentie angststoonissen

A
  1. minimaal 1 kind per klas
  2. <20% in behandeling
  3. angst is grootste voorspeller voor latere psychopathologie
  4. chronisch verloop
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is het grootste verschil tussen gezonde angst en ongezonde angst

fear and anxiety

A
  1. Fear is kortdurend
  2. anxiety is langdurend
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zijn normale angsten in de kindertijd

peuter/kleuter/schoolkind/adolescentie

A
  1. peuter: scheiding met ouders
  2. vuur/nachtmerries
  3. schoolangst/faalangst
  4. afwijzing door peers
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat zijn kerncomponenten van angst?

A
  1. gedragsmatig: conditionering van vermijding
  2. fysiologisch: buikpijn/hoofdpijn
  3. cognitief: negatieve gedachten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wanneer is een angst afwijkend?

A
  1. hoge intensiteit
  2. ongepast bij ontwikkelingsfase
  3. volhardendheid
  4. controle verlies
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zijn kenmerken van separatie-angststoornis

A

= scheiding met hechtingsfiguren of thuis
1. angst is niet ontwikkelingsadequaat en overmatig
2. jonge onset
3. vaak na trauma
4. hoge comorbiditeit met stemmingsstoornissen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Noem kenmerken van specifieke fobie

A

= anticipatie of aanwezigheid van specifieke prikkel
1. minimaal 6 maanden
2. hoge life time prevalentie
3. leeftijd: 10-13 jr

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat zijn kenmerken van sociale angststoornis

A

= aanhoudende angst voor kritische beoordeling en onbekenden
1. angst bij peers en volwassenen
2. heeft wel sociale vaardigheden
3. onset in vroege adolescentie
4. comorbiditeit met GAD

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Is schoolangst een DSM stoornis?

A
  1. Nee: geen DSM classificatie
  2. meestal SAD of GAD
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Gegeneraliseerde Angststoornis (GAD)

A

= overmatig piekeren over alles
1. fysieke component
2. lage prevalentie
3. onset in adolescentie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat zijn twee kern-kenmerken van OCD

A
  1. dwanggedachten (obsessies)
  2. dwanghandelingen (compulsies)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Waarom word OCD ook wel als een angststoornis gezien?

A
  1. situatie
  2. dwanggedachte –> angst
  3. handeling –> afname angst
  4. afname angst –> stimulatie dwanghandeling
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hoe werk het transactionele model van Vasey en Dadds in het verklaren van het onstaan van een angststoornis?

A
  1. predisponerende + beschermende invloeden –> cumulatief risico
  2. cumulatief risico + uitlokkende invloeden –> begin angststoornis
  3. in stand houdende + verbeterende invloeden + begin angststoornis –> persisterende angststoornis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Op welke vier gebieden focust een behandeling van een angststoornis zich

A
  1. fysiologische reactie
  2. informatieverwerking (negatieve interpretatie)
  3. gebrek aan controle (gevoel)
  4. vermijden
    –> exposure belangrijkste onderdeel
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly