Hoorcollege 7: Mishandeling, Geweld en Trauma Flashcards

1
Q

Wat word er bedoeld met de window of tolerence?

A

= spanningsniveau
1. verhoogde spanning (hyper arousal): paniek/impulsiviteit/overlevingsgedrag/over alert/prikkelbaar/boosheid
2. optimaal spanningsniveau: gevoelens en gedrag handelbaar/cognitieve vermogens niet belemmerd
3. verlaagde spanning (hypo arousal): dissociatie/gevoelloosheid/vertraagd denken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is allostic load

A

biologische overbelasting door stress

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zijn aanleiding tot verhoogde stress bij ouders

A
  1. reactie op triggers: huilen/bed vies maken/niet eten/stelen/liegen/agressie
  2. focus negatieve eigenschappen aan kind
  3. onjuiste ontwikkelingsverwachtingen
  4. kind zorgt voor eigen behoeften
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat zijn opvoederskenmerken voor risico op mishandeling

A
  1. onvoldoende voorbereid op opvoedingstaak
  2. lage impulscontrole/frustratietollerantie
  3. cognitieve vertekeningen
  4. psychopathologie
  5. geschiedenis van mishandeling
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat zijn trauma en stress-gerelateerde stoornissen?

A
  1. Reactieve hechtingsstoornis
  2. ontremd sociaalcontactstoornis
  3. PTSS
  4. acute stressstoornis
  5. aanpassingstoornis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

DSM criterium 1 voor PTSS

A

= blootstelling aan dreigende dood, ernstige verwoning of seksueel geweld
1. zelf ervaren
2. getuige zijn van ervaring
3. horen dat dit iemand anders is overkomen
4. > 6 jaar herhaaldelijke externe blootstelling aan traumatische gebeurtenissen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat zijn de DSM-criteria van symptomen PTSS

A
  1. intrusieve symptomen
  2. vermijding
  3. negatieve veranderingen in cognitie/stemming
  4. duidelijke veranderingen in arousal en reactiviteit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is Type 1 trauma

A

opzichzelf staande plotselinge gebeurtenis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is type 2 trauma

A

Meervoudige/ herhaalde traumatische ervaringen die chronisch of interpersoonlijk kunnen zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat zijn verschillen in stresssymptomen tussen de twee types

A
  1. Stresssymptomen sterker na type 1
  2. symptomen diverser bij type 2
  3. bij mishandeling is er sprake van meer problematiek dan PTSS
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat zijn de 7 domeinen van problemen bij complex trauma

A
  1. gehechtheid
  2. biologisch
  3. zelfbeeld
  4. dissociatie
  5. affectregulatie
  6. gedragsregulatie
  7. cognitie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat zijn basisvoorzieningen dat een kind zou moeten hebben?

Dingen die ouders zouden moeten doen

A
  1. Bescherming en ondersteuning
  2. mogelijkheid tot socialisatie
  3. balans sturen/stimuleren
  4. competent zijn
  5. ontwikkelingsgevoelligheid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is de definitie van mishandeling

A
  1. alle vormen van fysiek/emotioneel/seksueel onwelbevinden
  2. in de context van verantwoordelijkheid, vertrouwen en macht
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Waarom is mishandeling vaak een paradoxale situatie?

A

= mishandeling gebeurt in relaties die ondersteunend zouden moeten zijn
1. slachtoffer wilt dat het ophoud maar ook bij het gezin horen
2. affect en aandacht bestaan naast de mishandeling
3. mishandeling loopt vaak uit de hand in de loop van tijd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat zijn de typen mishandeling van kinderen en jongeren

A
  1. verwaarlozing
  2. fysieke mishandeling
  3. seksueel misbruik
  4. psychologische en emotionele mishandeling
  5. blootstelling aan huiselijk geweld
  6. uitbuiting
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Risicos bij fysieke mishandeling (cijfers USA)

verschillen jongens/meisjes

A
  1. vaker bij jongere kinderen
  2. jongens: 4-8 jaar
  3. meisjes: 12-15 jaar
  4. jonger dan twee jaar met dodelijke afloop
  5. kinderen met handicap verhoogd risico
17
Q

Risicos bij seksuel misbruik (cijfers USA)

A
  1. vaker bij meisjes: 80%
  2. jongens vaak buiten familie
  3. word niet over gesproken met anderen
  4. verkrachter vaak: bekende, familie, vader/stiefvader, vriendje, broer
18
Q

Risicos psychologische mishandeling (cijfers USA)

A
  1. unieke effecten
  2. deel van andere mishandeling (7% alleen psychologisch)
    mishandeling vaak: verbale bedrijgingen/ kleineren/ zondebok maken/ uitschelden
19
Q

Wat zijn gevolgen van trauma en mishandeling

A
  1. cognitief en gedragsmatig
  2. emotionele problemen
  3. sociale en seksuele aanpassing
20
Q

Cognitief en gedragsmatig: in welke cognitieve systemen komen de problemen vaak voor

gevolgen van trauma en mishandeling

A
  1. achterstand IQ en taal
  2. conditionering
  3. observationeel leren
  4. ontwikkelen van cognitieve processen: perceptie/aandacht/geheugen/ mentale manipulatie van informatie
  5. cognitieve vertekeningen
21
Q

Emotionele problemen

gevolgen van trauma en mishandeling

A
  1. gehechtheid
  2. emotieregulatie
  3. zelfbeeld/ eigenwaarde/ identiteit
22
Q

Welk type gehechtheid komt voor bij de verschillende soorten mishandeling?

A
  1. mishandeling: gedesorganiseerd
  2. fysiek: vermijdend
  3. verwaarlozing: vermijdend en ambivalent
23
Q

Hoe gaan de verschillende types van mishandeling om met emoties van anderen en emotieregulatie

fysiek/verwaarlozing/psychologisch

A
  1. Fysiek: herkennen vaker boosheid
  2. verwaarlozing: gebrekkig in emoties herkennen
  3. psychologisch: emotionele instabiliteit
24
Q

Zelfbeeld/eigenwaarde/identiteit

fysiek/verwaarlozing/psychologisch/seksueel

A
  1. fysiek: opgeblazen eigenwaarde
  2. verwaarlozing: passiviteit/weinig eigenwaarde
  3. psychologisch: vertekend/zichzelf beschuldigend
  4. seksueel: gefragmenteerd zelfbeeld
25
Q

Hoe reageren kinderen die fysiek of verwaarlozing hebben meegemaakt op leeftijdgenoten

fysiek/verwaarlozing

A
  1. Fysiek: verhoogde agressie
  2. verwaarlozing: terugtrekking en vermijding/geisoleerd en passief
26
Q

Hoe verloopt de sociale ontwikkeling bij seksueel misbruik

A
  1. geseksualiseerd gedrag
  2. gevoel van verraad
  3. machteloosheid
  4. stigmatisering en schaamte
27
Q

Wat zijn risicofactoren van de moeder die kans op mishandeling vergroten?

A
  1. jong, vaak tienermoeder met meerdere kinderen
  2. veel stress in huis en armoede
  3. weinig sociale ondersteuning
28
Q

Wat is de cycle of violence hypothesis

A

Relatie tussen mishandeld zijn als kind en gewelddadig zijn naar anderen als volwassenen

29
Q

overeenkomende kenmerken van dader bij mishandeling of verwaarlozing

A
  1. Minder interactie met hun kinderen dan andere ouders, reageren voornamelijk met straffen van wangedrag
  2. Informatie-verwerkingsproblemen en
    impulsregulatieproblemen
30
Q

Verschillen in kenmerken van dader van fysieke mishandeling en verwaarlozing

A
  1. Verwaarlozende ouders: negatieve persoonlijkheidskenmerken/ onvoldoende kennis ontwikkelingsbehoeften kind
  2. Mishandeling: emotioneel en gedragsmatig reageren
31
Q

Kenmerken van dader bij seksueel misbruik

A
  1. gemengde groep
  2. significante sociale en relationele problemen
  3. ingewikkelde technieken om toegang tot slachtoffer te krijgen
  4. speciale staus
  5. geschiedenis van misbruik
32
Q

Waar richten interventies voor fysieke mishandeling en verwaarlozing zich op

A
  1. nadruk gedragsverandering ouders
  2. verandering in instructie/disciplinering/aandacht van ouders
  3. verandering verwachtingen ouders
  4. gericht op behoeften kind
33
Q

Waar richten interventies voor seksueel misbruik zich op

A
  1. omgaan met nare herinneringen
  2. aandacht voor dissociatie
  3. PTSS kenmerken
  4. preventieprogrammas grensoverschreidend gedrag
  5. trauma focused CGT
34
Q

Wat zijn voorbeelden van beschermende factoren?

A
  1. positieve relatie met tenminste 1 significant en constant persoon in leven die ondersteuning en bescherming kan bieden
  2. kindkenmerken zoals intelligentie