Hoorcollege 8: Depressie Flashcards

1
Q

Wat zijn de items op de SDQ die emotionele problemen meet

A
  1. hoofdpijn/buikpijn/misselijkheid
  2. piekeren
  3. huilen
  4. zenuwachtig/laag zelfvertrouwen
  5. angstig
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Noem twee soorten stemmingsstoornissen

A
  1. Depressieve stoornissen: dysforie en anhedonie
  2. bipolaire stoornissen: manie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Noem drie depressieve stoornissen

A
  1. Major depressive disorder (MDD) /episodische depressie
  2. dysthemie
  3. Disruptieve stemmingsstoornis (DMDD)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Noem 3 bipolaire stoornissen

A
  1. Bipolaire stoornis type 1: manie
  2. bipolaire stoornis type 2: hypomanie en major depression
  3. cyclothyme stoornis: dysthemie en hypomanie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Criteria MDD

A
  1. > 5 symptomen voor >2 weken
  2. sombere stemming
  3. verminderde interesse en plezier
  4. gewichtsverlies
  5. insomnia of hypersomnia
  6. psychomotorische agitatie/vertraging
  7. vermoeidheid of verlies van energie
  8. gevoeld van waardeloosheid
  9. slecht concentreren
  10. gedachten aan de dood
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hoe ziet een depressieve stoornis eruit bij kinderen

A
  1. ontwikkelingsstagnaties
  2. prikkelbaarheid
  3. moeite om gemoedstoestand te beschrijven
  4. verliezen van belangstelling
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hoe ziet een depressieve stoornis er uit bij adolescenten

A
  1. Hopeloosheid
  2. negatief zelfbeeld
  3. stemmingswisselingen
  4. fysiologische problemen
  5. motivatieproblemen
  6. suicidegedachten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Verschill MDD en dysthemie

A
  1. MDD: minimaal 2 weken, licht/matig/ernstige, duur: 8 maanden
  2. dysthemie: minimaal 1 jaar, minimaal 1 episode (double depression), duur: 2-5 jaar
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Depressie in de kindertijd kan een risicofactor zijn, maar voor wat?

A
  1. hoger risico om weer depressie te ontwikkelen
  2. kans op middelenmisbruik
  3. suiciderisico
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat zijn assumpties over het onstaan van een depressie

A
  1. ontwikkeling psychopathologie moet begrepen worden
  2. biopsychosociaal model (beschermende en risicofactoren)
  3. transactioneel model
  4. slechte aanpassing: mismatch tussen individuele eigenschappen en omgevingseisen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat zijn risicofactoren bij het ontwikkelen van een depressie?

A
  1. ouders met depressie
  2. genetische aanleg
  3. onveilige hechting
  4. moeilijk temperament
  5. aandacht voor negatieve stimuli
  6. negatieve interpretatie van stimuli
  7. negatief zelfbeeld
  8. afwijzing/uitsluiting door peers
  9. stressvolle levensgebeurtenissen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Er zijn verschillende benaderingen die theorien vormen over depressie, noem ze

A
  1. psychodynamisch: verlies
  2. gehechtheid: onveilig
  3. gedrag: beperkte kracht
  4. cognitief: depressieve mindset
  5. zelf-controle: organisatie gedrag
  6. interpersoonlijk: sociaal functioneren
  7. sociale omgeving: stressvolle levensomstandigheden
  8. neurobiologisch: chemische verschillen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hoe onstaan de negatieve attributies bij de hopeloosheidstheorie

A

A: Stressor veroorzaakt negatieve attributie
1. interne: jezelf de schuld geven
2. stabiel: altijd jezelf de schuld geven
3. globaal: overal jezelf de schuld geven

B: positieve gebeurtenis veroorzaakt negatieve attributie
1. Externe: oorzaak buiten jezelf zoeken
2. instabiele: denken dat het nooit meer gaat lukken
3. specifieke: denken dat het alleen voorkomt in deze specifieke situatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Hoe werkt de hopeloosheidstheorie

A
  1. stressor/positieve gebeurtenis
  2. activatie van negatieve attributie
  3. gevoel van hopeloosheid en vermijdeingsgedrag
  4. depressieve symptomen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Hoe werkt het Beck depressiemodel

A
  1. kwetsbaarheid: genetisch of persoonlijkheid
  2. triggers uit omstandigheden
  3. schema activatie
  4. vertekende aandacht/verwerking/herinneringen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat word er bedoeld met vertekende aandacht

Beck depression model

A
  1. meer aandacht negatieve stimuli
  2. minder aandacht positieve stimuli
17
Q

Wat word er bedoeld met vertekende verwerking

Beck depression model

A
  1. Interpretatie van info als negatief
  2. langer effect negatieve info
  3. minder reactie op positieve info/beloning
  4. negatieve info gerelateerd aan zelf
18
Q

Wat word er bedoeld met vertekende herinneringen

Beck depression model

A
  1. Beter geheugen voor negatieve dingen
  2. slechter geheugen voor positieve dingen
19
Q

Hoe werkt de negatieve cognitieve triade

A

Feedbackloop:
1. negatieve kijk op de wereld
2. negatieve kijk op de toekomst
3. negatieve kijk op de zelf

20
Q

Hoe werkt het kwetsbaarheid-stress model

A
  1. diasthese (kwetsbaarheid): geerfde aanleg om stoornis te ontwikkelen
  2. stress (omgevingsfactoren): negatieve ervaringen met omgeving
  3. stoornis: des te sterker de diasthese, des te minder stress nodig is voor de stoornis om te ontwikkelen
21
Q

Hoe werkt het integratieve model van depressie

A
  1. genetische/neurobiologische processen
  2. familie ervaringen
  3. emotie regulatie
  4. levensstress
  5. interpersoonlijke competentie
  6. kernovertuigingen over de zelf en anderen
  7. depressie
22
Q

Waarom is er een groot verschil tussen de prevalentie van depressie tussen mannen en vrouwen

A
  1. meisjes rapporteren sneller emotionele problemen/zoeken sneller hulp
  2. hormonale veranderingen: vroege lichamelijke veranderingen
  3. rumineren (piekeren) en corumineren (samen piekeren)
  4. bij volwassenen: vrouwen ervaren meer life stress
  5. sociale rol: sterkere gerichtheid op samenwerking, in adolescentie kan contact veranderen
23
Q

Wat word er gebruikt voor diagnostiek van depressie?

A
  1. screeningsinstrumenten: childrens depression inventory (CDI) en Beck depression inventory (BDI-Y)
  2. informatie ouders en leerkracht
  3. vragenlijsten om risico- en beschermende factoren in kaart te brengen
24
Q

Hoe word depressie behandeld?

A
  1. psychoeducatie
  2. CGT en IPT (interpersoonlijke therapie)
  3. medicatie
25
Q

Hoe word lichte depressie behandeld?

A
  1. relevante stressoren verminderen
  2. psychoeducatie
  3. relevante coping vergroten
  4. behandeling tot remissie klachten
  5. voorkomen terugval
26
Q

Hoe word matige depressie behandeld?

A
  1. vanaf 8 jaar: PE en CGT
  2. vanaf 13 jaar: CGT/IPT/PE
27
Q

Hoe word ernstige depressie behandeld?

A
  1. zelfde als matig
  2. medicatie
  3. psychologische begeleiding
28
Q

Uit welke onderdelen bestaat een CGT behandeling?

A
  1. ontspanningsvaardigheden
  2. verbeteren sociale vaardigheden
  3. activering
  4. cognitieve herstructuering
  5. versterken probleemoplossend vermogen
29
Q

Wat zijn kenmerken van IPT

A
  1. geschikt voor adolescenten
  2. nadruk op rol van relaties
  3. aanleren strategieen om interpersoonlijke problemen om te gaan
30
Q

Medicatie

A
  1. ernstige depressie
  2. in combinatie met CGT/IPT
  3. meer onderzoek lange termijn effecten