Hoorcollege 6: Antisociaal gedrag Flashcards

1
Q

Wat is antisociaal gedrag?

A
  1. Leeftijdinadequate handelingen en houdingen die anderen schaden en de normen van anderen of de maatschappij schenden.
  2. problemen met zelfcontrole en emoties
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn de DSM criteria ODD

A
  1. boze en prikkelbare stemming: driftig/geirriteerd/boos of ontevreden
  2. wraakzuchtig gedrag
  3. ruziezoekend/openlijk ongehoorzaam gedrag: ruzie met volwassenen/verzet/ ergert anderen expres/ schuld buiten zichzelf
  4. Symptomen <5 jaar bijna dagelijks, symptomen >5 jaar wekelijks
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zijn DSM criteria voor CD

A
  1. alle criteria van ODD
  2. met aanvulling beperkte prosociale emoties: gebrek aan berouw/onverschillig over prestaties/emotieloos/onoprechte emoties
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is de age-crime curve?

A
  1. Normaal beloop van delinquentie en leeftijd
  2. piekt tijdens adolescentie en neemt daarna af
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat zijn de belangrijkste risicofactoren voor antisociaal gedrag?

A

1.** Persoonlijke kenmerken**: temperament
2. thuisomgeving: SES/conflict/psychopathologie ouders
3. schoolomgeving
4. leeftijdsgenoten: afwijzing peers/ouders
5. neurocognitieve factoren: mannen meer dan vrouwen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is het verschil tussen oppositionele-opstandige stoornis (ODD) en normoverschrijdend-gedragsstoornis (CD)?

A
  1. ODD: uitdagend gedrag
  2. CD: normoverschrijdend gedrag
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat zijn comorbiditeiten die antisociaal gedrag kunnen verergeren?

A
  1. Externaliserende stoornissen: ODD, CD, ADHD
  2. internaliserende stoornissen: depressie, angststoornis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is een gen-omgevingsinteractie?

A

Genetische kwetsbaarheid + slechte omgevingsfactoren = antisociaal gedrag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Waarom worden universele schoolinterventies (SEO) gebruikt als interventie voor antisociaal gedrag

A

SEO-programma’s: worden aan alle kinderen in de klas aangeboden
1. bereiken alle schoolgaande kinderen
2. laagdrempelig
3. leerkracht kan deze zelf uitvoeren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is de rol van peers in de ontwikkeling van antisociaal gedrag?

cascade

A
  1. eerst gedragsproblemen waardoor:
  2. afwijzing door peers
  3. geen/weinig vrienden
  4. slachtoffer van pesten
  5. onstaan chronische gedragsproblemen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat zijn enkele gevolgen van antisociaal gedrag?

A
  1. Mentale gezondheid: Angststoornissen/ depressie/ suïcide/ middelenmisbruik/ ASPS/ psychotische stoornissen
  2. criminaliteit: geweld/ diefstal/ arrestaties/ gevangenis
  3. relatieproblemen: veel sekspartners/ tienerouders/ huiselijk geweld
  4. verslaving: nicotine en drugs
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat zijn onderdelen van een maladaptieve opvoeding?

A
  1. psychopathologie ouders
  2. problemen met werk
  3. slechte buurt
  4. lage SES
  5. gedragsproblemen
  6. alleenstaande ouder
  7. relatieproblemen/scheiding
  8. geen sociaal opvangnetwerk
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hoe beïnvloeden deviante vrienden antisociaal gedrag?

A
  1. Afwijzing door ‘normale’ vrienden
  2. selectie deviantie vrienden
  3. bekrachtiging negatief gedrag: antisociaal/delinquentie/middelengebruik/ tienerzwangerschap
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat zijn prenatale risicofactoren voor antisociaal gedrag?

A
  1. Roken, drugs, alcohol
  2. stress
  3. ongezonde voeding
  4. tienerouderschap
  5. psychopathologie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Hoe beinvloed het brein het ontstaan van gedragsproblemen?

A
  1. prenatale blootstelling aan middelen
  2. Risicogedrag en middelgebruik
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat zijn risicofactoren van de ouders in de babytijd

A
  1. slechte responsiviteit en sensitiviteit > onveilige hechting kind
  2. inconsistente disciplinering
  3. harde disciplinering
  4. dwingende disciplinering
17
Q

Wat zijn risicofactoren van het kind zelf in de babytijd

A
  1. moeilijk temperament
  2. fysiologische factoren: hormonen/stress-respons
  3. neurobiologische factoren: functioneren hersenen/IQ EN genetische kwetsbaarheid
18
Q

Welke omgevingsfactoren beinvloeden de gen-omgevingscorrelaties?

A
  1. harde opvoeding/middelengebruik –> gedragsproblemen
  2. antisociale vrienden –> gedragsproblemen
  3. afwijzing door peers en leerkrachten –> gedragsproblemen
    Genen hebben invloed op al deze factoren
19
Q

Voorbeeld pesten en gen-omgevingsrelatie

A

= alle kinderen in de groep zijn gepest
1. kinderen die een grote genetische kwetsbaarheid hebben krijgen eerder gedragsproblemen
2. kinderen die een lage genetische kwetsbaarheid hebben krijgen minder snel gedragsproblemen

20
Q

Hoe beinvloed een harde dwingende opvoeding het gedrag van het kind

ouder-kind interacties

A
  1. ongehoorzaam –> harde opvoeding
  2. provocerend en dwingend gedrag –> ouders trekken zich terug/geven op
21
Q

**

Wat zijn omgevingsfactoren in de basisschooltijd die invloed hebben op het ontstaan van antisociaal gedrag

A

vormen van sociale relaties met:
1. ouders
2. leerkrachten
3. leeftijdgenoten

22
Q

Wat zijn risicofactoren van het kind zelf in de basisschooltijd

A

sociaal emotioneel leren:
1. sociale vaardigheden: empathie/vriendschappen/sociale normen
2. emotionele vaardigheden: emoties herkennen/reguleren en zelfbeeld
3. verantwoordelijke keuzes maken: sociale positie in de klas en leerkrachtrelatie

23
Q

Hoe escaleren ODD symptomen naar CD symptomen?

A
  1. sprake van ODD symptomen
  2. afwijzing word chronische afwijzing van peers
  3. CD symptomen
24
Q

Hoe beinvloed de leerkracht-leerling relatie de gedragsproblemen

A
  1. negatieve aandacht en straffen
  2. negatieve gevoelens
  3. conflicten
  4. afwijzing
25
Q

Wat zijn risicofactoren vanuit de omgeving in de adolescentie

A

= sociale relaties:
1. ouders
2. leerkrachten
3. leeftijdsgenoten

26
Q

Wat zijn risicofactoren van het persoon zelf in de adolescentie

A
  1. maturity gap (hersenontwikkeling en privileges)
  2. risicogedrag/sensatiezoekend gedrag
  3. delinquent gedrag
  4. school uitval
27
Q

Wat is het cascademodel van antisociaal gedrag

A
  1. ongunstige omgeving
  2. gedragsproblemen
  3. harde opvoeding
  4. niet schoolrijp
  5. schoolfalen/afwijzing door peers
  6. norm-overschrijdend gedrag
  7. weinig monitoring ouders
  8. deviante vrienden
  9. delinquentie/ ernst ASB
28
Q

Noem enkele schoolinterventies

A
  1. lesmethoden: PAD
  2. leerkrachthandelen: taakspel (positief gedrag leraar/acceptatie leeftijdsgenoten/meer vrienden/meer nabijheid)
  3. interventies gericht op ouders
29
Q

Wat is de SCCILLS

A

Sel coaching centraal en integraal in vaardigheden van leerling, leerkracht en school = schoolinterventie om relatie te versterken
1. psycho-educatie
2. beeldcoaching
3. teamleren