Hoorcollege 12: Persoonlijkheidsproblemen Flashcards
Wat zijn de big-5 persoonlijkheidsfactoren?
- neuroticisme
- extraversie
- openheid
- aangenaamheid
- conscienteusheid
Wanneer word er gesproken over een afwijkende persoonlijkheid
- afwijking zelfbeeld/identiteit
- langdurig atypisch gedrag: niet flexibel/ meerdere situaties/ stabiel/ onset in adolescentie
- persoonlijkheidsproblemen in min 2 gebieden: cognities/ affectiviteit/ interpersoonlijk functioneren/ impulscontrole
In de DSM-5 staat in de appendix ook een dimensioneel model (glijdende schaal), wat zijn hierin de twee kernaspecten van persoonlijkheid
- zelf: identiteit en zelfsturing
- interpersoonlijk: empathie/ intimiteit
Wanneer word er gesproken van een afwijkende persoonlijkheid in de glijdende schaal?
- functioneren: level 0 tot 4
- pathalogische persoonlijkheidstrekken: negatieve affectiviteit/ afstandelijkheid/ antagonisme/ ongeremdheid/ psychoticisme
- persoonlijkheidsstoornissen: voldoen aan de algemene criteria
Wat zijn Cluster A stoornissen?
excentriek
- paranoide: extreem wantrouwen
- schizoide: los van relaties weinig emotie
- schizotypisch: sociaal ongemak en vertekeningen
Wat zijn cluster B stoornissen
emotioneel
- Antisociaal: geen erkenning andermans rechten
- histronisch: overmatig emotioneel en aandachtzoekend
- narcistische: grandioos en gebrek empathie
- borderline: instabiliteit zelfbeeld emoties en relaties
Wat zijn cluster C stoornissen?
angstig
- dwangmatig: OCD
- vermijdend: sociale inhibitie/ gevoellig kritiek
- afhankelijke: scheidingsangst en submmisief
Kan een persoonlijkheidsstoornis onder 18 jaar vastgesteld worden?
- meestal niet: negatief stigma en persoonlijkheid in ontwikkelen
- uitzonderlijk wel: bij aanhoudende en langdurige kenmerken (min 1 jaar)
DSM-5 criteria voor BPD
tenminste 5 symptomen:
1. verlating voorkomen
2. patroon instabiele relatie
3. identiteitsstoornis
4. impulsiviteit: schaden van zelf en anderen
5. suicidale gedragingen
6. emotionele instabiliteit
7. chronisch gevoel van leegte
8. intense boosheid
9. paranoide ideeen/ dissociatie
Wat is het verschil tussen het impulsieve type en het borderline type bij BPD
- Impulsieve type: emotionele instabiliteit en geen impulscontrole
- borderline type: verstoord zelfbeeld/ chronisch leeg/ instabiele relatie/ destructief gedrag
Wat zijn kenmerken van borderline in kinderen?
- wisselingingen in niveau van functioneren
- chronisch angstig
- realiteit VS fantasie
- behoefte ondersteuning
- gebrek impulscontrole
Wat zijn genderverschillen in hoe BPD zich presenteert?
- meisjes: internaliserend/ histronisch/ depressief/ boos
- jongens: agressief/ disruptief/ antisociaal
Wat zijn oorzaken van BPD
- gezinscontext: trauma/ psychopathologie ouders/ disfunctie gezinssysteem
- sociale context: projectieve identificatie
- biologische context: temperament/ chronische stress
Hoe kan een probleem in de gezinscontext BPD beinvloeden
- splitting: zwart-wit denken
- slechte angstregulatie
- slechte afbakening zelf en ander
- dissociatie
Wat is projectieve identificatie:
- slechte gedachten projecteren op ander
- Projecties komen uit
- Denken dat de projectie (de ideeen) deel van je is