Hoorcollege 8 Flashcards

1
Q

Ideen Weber

A

Weber –> bureaucratie idee, macht invloed samenleving, ideeen basis voor samenleving. Rationele samenleving is gebaseerd op efficientie en logica die niet traditie steunt maar juist opleiding.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Kapitalisme verklaard vanuit 3 dingen

A
  1. Religie
  2. Bureacratie
  3. De ijzeren kooi
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

De ijzeren Kooi

A

Door het continue sturen op rationalisering en daarom creeren ze eigenlijk een ijzeren kooi. De ijzeren kooi is gebouwd door instituties. Binnen de ijzeren kooi kun je alleen maar rationeel handelen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Negatief effect ijzeren kooi

A

Je kunt er niet van afwijken, stel er komt een andere situatie dan weet je eigenlijk niet wat je moet doen. je komt vast te zitten in een kooi.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Bureaucratie

A
  • idee op een hierarchische manier aan kunt sturen
  • arbeidsdeling, hierarchische aanstruing en formele richtlijnen en procedures
  • efficientie organisaties
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

oorzaken bureaucratie

A
  • competitie tussen bedrijven
  • competitiie tussen staten
  • Bourgeois eist gelijke bescherming van de wet
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Waarom lijken organisaties op elkaar?

A

Door handelingen van individuele organisaties gaan organisaties binnen een branche op elkaar lijken en onstaat er homogeniteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

4 stappen homogeniteit organisaties

A
  1. toename interacties tussen organisaties
  2. Duidelijke dominantie van een organisatie model
  3. toename van de informatie over andere organisaties (meer met elkaar in contact komen)
  4. Ontwikkeling van wederzijds bewustzijn dat ze tot één branche behoren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Invloed omgeving

A

“Organizational actors making rational decisions construct around themselves an environment that constrains their ability to change further in later years” Door die rationele handelingen beperken ze zich zelf ook.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Belangrijkste verschil tussen Weber en diMaggo&Powel

A

Weber zegt het gaat om efficientie en DiMaggo&Powel zeggen het gaat om legitimiteit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hoe wordt legitmiteit bereikt?

A

DiMaggio&Powel: organisaties die worden beinvloed op heel veel manieren, organisaties proberen van elkaar te bepalen welke er legitiem zijn en welke niet. Ze proberen met elkaar in contact te komen en als ze die andere legitiem ervaren zullen ze veel op elkaar gaan lijken. legitimieit –> bereiken door aan de verwachtingen van de ander te voldoen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Typen isomorfisme

A
  • competitieve
  • institutional
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

competitieve isomorfisme

A

Vrije markt en ze kijken naar elkaar en de beste die wint. Het gaat ook om winst. Hier heb je bij publieke organisaaties heel weinig aan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Institutional ismorfisme

A

Legetimitieit en politieke macht, gaat om het voldoen van verwachtingen van de ander en daardoor kun je legitimiteit krijgen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Mechanismen van instituional isomorfisme

A
  • coercive
  • mimetic
  • normative
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Coercive istituional isomorfisme

A

Bedrijven doen iets omdat ze er door gedwongen worden door wetten en regelgeving. Meer bureaucratie omdat de overheid wetten en regels bedenken waar ze zich aan moeten houden. (maartschappelijke druk)

17
Q

Mimetic istitutional isomorfisme

A

Zit binnen de branche, organisaties. Dit is het standaard antwoord op onzekerheid. We weten niet prebies wat we moeten doen en kijken naar andere organisaties uit onze branche, zonder dat we weten of dat het beste is.

18
Q

Normative instutional isomorfisme

A

Zit in de organisatie. Heeft te maken met professionaliserig. Het gaat niet om normen in de maatschappij, omdat organisaties professionals aan nemen met dezelfde achergrond gaan ze steeds meer op elkaar lijken.