Hoorcollege 2 Flashcards
Mintzberg
Verschillende organisatievormen, welke organisatievorm pas het best bij welk doel en welke omgeving? Met wat voor organisatievorm zouden we wat voor probleem op kunnen lossen?
Structurele contingentietheorie
De theorie gaat over de constellatie van structuur, cultuur, technologie en omgeving hebben invloed op de organisatie.
Organogram
Is een tekening van hoe een organisatie er schematisch uitziet.
Centralisatie en integratie
Op de horizontale as zie je de arbeidsindeling. Hoe meer groepjes, hoe meer specialisatie (hoe sterker de arbeidsdeling). Op verticale as zie je de mate van centralisatie en verticale differentiatie (hiërarchie). Hoe hiërarchischer een organisatie is, hoe sterker de verticale differentiatie.
Centralisatie
Waar worden beslissingen genomen? De mate van integratie is belangrijk, omdat die bepaald welke coördinatiemechanismen belangrijk zijn.
Belangrijke kenmerken bureaucratie
Arbeidsdeling en hiërarchie.
Onder welke condities werkt welke organisatievorm het beste? Mintzberg
5 onderdelen, 5 organisatiestructuren (wordt bepaald door de macht), 5 coordinatiemechanismen (helpen om je doel te behalen)
Strategic apex (arbeidsdeling)
Zit helemaal bovenin, dit is het topmanagement. Voorbeeld opperbazen, college van bestuur.
Middle line (arbeidsdeling)
Middenmanagement. Voorbeeld faculteitsbestuur.
Operating core (arbeidsdeling)
De uitvoering, de vorm van de operating core maakt heel erg uit voor hoe de organisatie eruit ziet. Voorbeeld in een fabriek zijn dat productiemedewerkers, bij de gemeente zijn dat baliemedewerkers, vuilnisophalers, sommige ambtenaren en op de universiteit is Stefanie (docent) dat.
Technostructure (arbeidsdeling)
De experts. Voorbeeld de accountants en communicatiemedewerker.
Support Staf (arbeidsdeling)
Alle services die nodig zijn om de organisatie draaiende te houden. Voorbeeld catering, HR, public relations en secretaresse.
Directe supervisie (coordinatiemechanismen)
Past heel goed bij simpele structuur, ik zeg wat jij moet doen.
Standaardisatie van werkprocessen (coordinatiemechanismen)
Ik zeg op welke manier jij het moet gaan doen, hoe je dat moet doen.
Standaardisatie van output (coordinatiemechanismen)
Ik zeg wat je moet doen en hoeveel je moet maken.
Standaardisatie van vaardigheden (coordinatiemechanismen)
Ik leer jou hoe je moet werken.
Wederzijdse afstemming (coordinatiemechanismen)
Wij overleggen met z’n allen hoe je het gaat doen en hoeveel je gaat maken.
Simpele structuur (organisatiestructuren)
1 baas, aantal medewerkers, ik zeg wat je moet doen (directe supervisie).
Machine bureaucratie (organisatiestructuren)
Standaardiastie van het proces.
Professionele organisatie (organisatiestructuren)
Standaardisatie van output. Mintzberg onderscheidt twee typen bureaucratie, Hatch maar één.
Divisiestructuur (organisatiestructuren)
Ook wel M structuur. (Structuren in een groter structuur )
Adhocratie of innovatieve organisatie (organisatiestructuren)
Specialisten van je organisatie bij elkaar roepen, geen hiërarchie, en moeten het probleem adhoc proberen op te lossen.
Structurele contingentietheorie
- Een organisatie overleeft als deze past bij zijn omgeving.
- Omgeving is een van de contingentiefactoren. - Als een organisatie niet past bij zijn omgeving, dan gaat hij dood of dan krijg je grote maatschappelijke problemen zoals de toeslagenaffaire.
Structurele contingentietheorie
- Een organisatie is succesvol als deze past bij de kenmerken van zijn omgeving (en zich daarop aan kan passen)
- Overleven is een succesfactor, winst maken is een succesfactor, iets betekenen voor anderen, maatschappelijke problemen oplossen zijn allemaal mogelijke succesfactoren.