Hoorcollege 3 Flashcards
Moderne perspectief
Je bent geïnteresseerd in het verklaren van bepaalde fenomenen in organisaties. Dat probeer je causaal te doen, of er bepaalde wetmatigheden zijn. Positivistisch en kwantitatief.
Symbolisch
Niet geïnteresseerd in het vinden van wetmatigheden en algemene wetten. Je wilt juist begrijpen waarom bepaalde mensen met elkaar om gaan op een bepaalde manier. Wat gebeurt er in de interactie tussen mensen? Je wilt weten wat ze ervaren, waarom gebeurt dit. Etnografisch.
Postmodern
Je kijkt vooral naar taal en welke invloed taal heeft op het gedrag van mensen. Je kijkt ook naar hoe bepaalde groepen door middel van taal de macht krijgen en anderen onderdrukt worden. Je probeert dit te ontmaskeren en nadenken hoe kun je dat vermijden of verbeteren. Unit of analysis is de taal, welke woorden gebruik je.
Definiëren
Manier waarop we onze voorkennis gebruiken om de huidige situatie te begrijpen.
- Artifacts/Artifacten (Analyseren)
Observeren, docent staat in een trui en niet in een pak. Er zijn veel laptops. Hoe de zaal is ingedeeld. Deze laag is het meest zichtbaar. Dingen die je kunt aanraken.
- Values and norms/Waarden en normen (Analyseren)
Dingen die je niet direct kan zien, maar zeggen iets over hoe mensen met elkaar horen om te gaan in een organisatie.
Normen
Gedragsregel, je bent op tijd bijv. Of je luistert en bent stil als iemand anders praat.
Waarden
Tijd vinden we heel erg belangrijk, aandacht achten aan het studentenwelzijn. Niet op tijd zijn geeft aan dat je het niet zo belangrijk vindt.
- Assumptions/Assumpties
Je gaat naar college en bent op tijd en volgt de colleges aandachtig en maakt de tentamens om te leren. Je krijgt zo het beste leerresultaat. In de middeleeuwen was de assumptie dat god in het midden stond en dat de wereld plat was.
Classificeren
Een modernist probeert niet alleen waarden en normen te scoren, maar probeert er ook patronen in te herkennen en die te classificeren. Er wordt een voorbeeld van Hofstede uitgewerkt in het boek van Hatch. Waarom de ene organisatie zo’n cultuur heeft en de andere weer een andere cultuur en probeert daar ook patronen in te herkennen.
Classificeren 5 dimensies (Hofstede)
Power distance, uncertainty avoidance, individualism, masculinity, log-term versus short-term orientation
Power distance
Machtsafstand. In het ene uiterste is er helemaal geen afstand tussen mensen. Je kunt wel leiding geven, maar je bent niet de baas, de werknemers gaan constant met je in gesprek en discussiëren alles met jou. Andere uiterste is waar de baas echt een eindbaas is en waar er volledig top-down wordt gewerkt en je durft geen feedback te geven.
Uncertainty avoidance
Onderzekerheid mijdend. Sommige organisaties willen juist stabiliseren, willen geen onzekerheid hebben. Het moet georganiseerd zijn. Maar andere organisaties vinden het fijn om onzekerheid te hebben, we weten niet wat morgen brengt en dat is eigenlijk wel goed. Overheidsorganisaties van klassieke bureaucratieën <–> organisaties die gericht zijn op innovatie.
Individualism
Het is individualistisch want ieder voor zich, versus het idee dat je het collectief moet aanpakken.
Masculinity
Mannelijkheid, aan de ene kant het idee van hard zijn, agressie, dominante cultuur, en aan de andere kant het vrouwelijke zorgzaamheid en empathie. Dit is hoe Hofstede het toen der tijd bedacht heeft.