Hoorcollege 10 Flashcards

1
Q

aangrijpingspunten voor verandering

A

Technologie en de relatie van technologie met de omgeving

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

E-government for better performance

A

Gaat om efficientie, performance, of je je doelen behaalt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

E-goverment

A

Het strategisch gebruik van informatie technologie, vooral internet gebaseerde techniek, voor het gebruiken van beter governance efficientie, betere service kwaliteit and meer democratische deelname.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Twee onderdelen E-goverment

A
  1. Overheid moet toegankelijker worden
  2. Hoe je mensen kunt transformeren, gaat om efficientie en om iedereen meenemen.
    Dit is belangrijk want niet idereen is geletterd/taalvaardig, nadenken over inclusie.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Impact van e-government

A
  • Toegankelijkheid: nu grote verschillen tussen gemeenten
  • Efficientie: gelijke handeling voor iedereen, routine matig heel handig
  • Kosteneffectiviteit: e-government vaak goedkoper
  • Effectiviteit: bereik doelen, kwaliteit en burgertevredenheid
  • andere uitkomsten: minder corruptie en transparantie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Verklaringen voor e-government

A

Correlatie tussen e-goverment en politieke/brugerrechten.
Als de burgerrechten beter worden beschermd is de e-governance hoger, maar in bijv. china zijn deze rechten niet goed beschermd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Grootste uitdagingen voor e-government

A
  • Te weinig capaciteit voor strategische beslissingen
  • Kennis en kenniswerkers op het gebied van ICT minder, dus huren van buiten af wat de voerheid kwetsbaar maakt’
  • Financiele middelen
  • Toegankelijkheid, toegenomen, komt niet door de overhed maar door hele samenlving
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Technologie

A

Proces waarmee je van input naaar output komt. Alles wat je nodig hebt aan hulpbronnen om een product/dienst te verlenen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Technologie en de drie perspectieven

A
  • Modern: zoveel mogelijk auto’s afleveren
  • Symbolisch: hoe wordt techniek gebruikt in sociale constructies
  • Post-modernisme: Het kan positieve of negatieve invloed hebben. Het kan meer macht over je hebben.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Typologie 1: Woodward

A

Contigentie, fit met de omgeving heeft ook te maken met de technologie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Typologie 1: Woordward, drie soorten techniek

A
  • unit and small batch technology: een presoon begeleidt het hele proces
  • large batch/mass production: heel veel stuks worden gemaakt en in wat kleinere stukjes op gedeeld
  • Continuous processing technology: continue in en uitvoer
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Typologie 2: Thompson

A
  • Long-Link (producten)
  • Mediating (diensten, veel gestandaardiseerde processen)
  • Intensive (Veel diensten, weinig standaardisatie)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Typologie 3: Perrow

A
  • Task variability: hoe vak gaat het anders dan normaal
  • task analyzing: hoe veel procedures zijn uitzondering
  • routine werk: als je iets niet weet vraag de baas
  • craft industries: veel improvisatie
  • Engineering: veel variatie in producten of diensten maar ook standaardisatie
  • Non-routine: heel veel zelf vullen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly