Hoorcollege 1 Flashcards

1
Q
  • Sociale structuur van organisaties
A

Mensen onderling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Cultuur

A

Normen en waarden die leven in organisaties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Technologie

A

Alles betreft technische dingen en materieel. instrumenten die worden gebruikt om input en output te veranderen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Fysieke structuur

A

Letterlijk de ruimtes waar mensen in zitten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Cognitieve dynamiek

A

Aangerijpen van sociale werkelijkheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Drie perspectieven

A
  1. Moderne perspectief
  2. Symbolische perspectief
  3. Postmoderne perspectief
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Moderne perspectief

A

Gaat er vanuit dat een organisatie een objectieve werkelijkheid is die je kunt bestuderen en begrijpen volgens wetmatigheden, en die regels kun je gebruiken om organisaties te verbeteren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Machinebureaucratie

A

De organisatie wordt ingericht middels formele regels en procedures, mensen die daar werken hoeven in principe niks anders te doen dan checken of mensen aan voorwaarden doen om bijv subsidie te krijgen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Adhocratie

A

Je geeft mensen juist de ruimte om je eigen ding te doen, en je hoopt dat er dan iets moois ontstaat.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Moderne perspectief

A

Kijken welke organisaties zijn ingericht op machinebureaucratie en welke op adhocratie en kan ik verklaren waarom die bij die hoort. En kijken welke organisatie type onder welke omstandigheden het beste functioneert.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Ontologie

A

Hoe verhoud je als wetenschapper tot de werkelijkheid/praktijk.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Positivistisch

A

Betekent dat je er vanuit gaat dat je als onderzoeker organisaties kunt beïnvloeden. Kijk van hé ik zie dat jullie in deze type omgeving actief zijn en dan is het het beste om deze type organisatie te zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Karl Weick (Mann Gulch Fire)

A

Hoe er onderling interacties zijn tussen mensen en hoe ze door de interacties een begrip krijgen van de werkelijkheid en er naar te gedragen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Voorbeeld van Karl Weick (Mann Gulch Fire)

A

Voorbeeld hiervan is ook door onderling na het college met elkaar te praten van wat zei de docent nou eigenlijk. En een symbolisch onderzoeker probeert dat te begrijpen. Niet de objectieve werkelijkheid, maar juist wat gebeurt er bij de interactie tussen mensen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Subjectief

A

Proberen te begrijpen, dus met mensen in gesprek gaan, organisatie ervaren. Hoe ervaren zij het en dat verklaart hoe zij handelen. Dus als je een organisatie wilt veranderen moet je het ervaren en begrijpen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Etnografen

A

Zeggen dat er geen wetmatigheid is. Je wilt een specifieke organisatie goed proberen te begrijpen, want alle organisaties zijn anders.

17
Q

Postmoderne perspectief

A

Op een achterdochtige manier de waarheid te achterhalen. Of onderdrukte stemmen aan het licht brengen of ruimte te geven. Wie heeft een machtpositie en wie wordt onderdrukt.

18
Q

Talig

A

Hoe mensen praten over organisaties. Wie wint er met deze taal en wie wordt er onderdrukt.