Hoorcollege 7 Opvoedingstaken 3, 4 en 5 Flashcards

1
Q

Opvoedingsprogramma (variabele 3)

A

Opeenvolging van opvoedingsactiviteiten of situatietypes. Dit kent drie kenmerken:
- Inhoud van de activiteit
- Regels / sociale verwachtingen
- Communicatieve sfeer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Vorm geven aan opvoedingsprogramma. Dit doe je door STO.

A
  • Structurering van opvoedingsprogramma
    Voor een opvoedingsprogramma is structuur nodig. Structurering bepaald vast ritme –> bied duidelijkheid. Denk aan wie de hond uitlaat, voorspelbaar gedrag vanuit ouders, structuur in dagbesteding, …
  • Toegankelijkheid van opvoedingsprogramma
    In welke mate is het opvoedingsprogramma toegankelijk voor het kind. Rekening houden met de verschillende aspecten van de opvoeding. Dus ook sociale aspecten. Bv. Afweging maken tussen sociale activiteiten en schoolse activiteiten.
  • Ontwikkelingsstimulerend (SSS)
    Kinderen hebben structuur nodig, ouders moeten kind sturen. Denk aan grenzen stellen. Als er geen sturing is dan weet het kind niet goed wat er van ze verwacht wordt, dit stremt de ontwikkeling van het kind.

Door het kind te steunen leert het kind vertrouwen te hebben in zichzelf en anderen. Belang van respectvolle, positieve communicatie.

Stimuleren –> denk aan fietsje met trappers. Kind stimuleren te fietsen. Volwassenen moeten stappen ondernemen om het kind te stimuleren. Kind aanmoedigen om op verkenning te gaan en problemen op te lossen. Anders worden er ontwikkelingskansen gemist.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Sociale domeintheorie. De 3 domeinen waar ouders regels over maken (MCP).

A

De effectiviteit van ouderlijke disciplinering hangt af van de mate waarin kinderen de autoriteit van hun ouders legitiem achten. Hoe legit vind het kind de autoriteit van de ouder?

Er zijn 3 domeinen waar ouders regels over maken:
- Moreel domein, gaat over liegen en stelen.

  • Conventioneel domein, gaat over zaken zoals tafelmanieren, huiswerk maken, dus duidelijke gewoonten die spelen
    in het gezin.
  • Persoonlijk domein: hier mogen ouders zich niet zomaar mee bemoeien. In dit domein laten kinderen zich minder
    vertellen wat ze moeten doen. Denk aan met wie je vrienden bent.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hulpmiddel: Media-diamant bij game-/ social media verslaving.

A
  • Plezier
    Geniet van de mogelijkheden.
  • Inhoud
    Weet welke media geschikt zijn.
  • Veilig
    Voorkom risico’s.
  • Samen
    Begeleid je kind.
  • Balans
    Momenten met en zonder.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Effecten van de media op ons.

A
  • Negatieve effecten: meer media = minder fysieke activiteiten.
  • Positieve effecten: sociale vaardigheden, taalontwikkeling.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Media-opvoedstijlen, manieren om een kind op te voeden met media gebruik (RAM).

A
  • Restrictieve mediatie: het beperken van de tijd die kinderen aan media besteden. Denk ook aan bepaalde programma’s die je als kind niet mocht kijken.
  • Actieve mediatie: extra uitleg geven of het evalueren van media-inhoud. Denk aan onrealistisch beeld in porno.
  • Meekijken: kijken zonder zich actief te bemoeien met de inhoud. Ouders keuren het gedrag niet goed, maar laten het toch gebeuren. Ouders bemoeien zich niet actief.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Radicalisme kent 3 niveau’s (RET)

A
  • Radicalist
    Wil de wereld veranderen, staan open voor compromis en nuance. Radicalist is de mildste vorm van radicalisme, maar soms krijgen ze te snel een negatief beeld. Denk aan het radicalistische idee om vrouwen te laten stemmen of de afschaffing van de slavernij. Het kan dus ook heel positief zijn.
  • Extremist
    Wil de wereld veranderen, staan niet open voor compromis of een gesprek. Ze dwingen af dat de wereld moet veranderen.
  • Terrorist
    Wil de wereld veranderen, staan niet open voor compromis of een gesprek en gebruiken ook nog eens geweld om hun wereldbeeld toe te passen. De term ‘terrorist’ wordt snel gebruikt voor de oppositie, terwijl degene waarmee ze vechten de ‘vrijheidsstrijders’ zijn.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Opvoedingscontext (Variabele 4)

A

Het gezin (opvoedingsgroep) als ‘groep’, Huisvesting, interieur, Financiële mogelijkheden, Sociaal netwerk van de opvoedingsgroep, Kwaliteit van woonomgeving, …

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

De vorming van de opvoedingscontext als opvoedingstaak

A
  • Structurering van opvoedingscontext
    Positie binnen het gezin (extra uitdaging voor bv. nieuw samengestelde gezinnen –> loyaliteitsconflicten)
    Ouder verschaft kind inzicht in leefomgeving buitenshuis –> Bv. contacten met familie, buurt, verenigingen,…
  • Toegankelijkheid van opvoedingscontext
    Kind krijgt mogelijkheid om ervaring op te doen in rollen en posities, manieren van communiceren.
    Fysieke omgeving moet ook leefbaar en toegankelijk zijn.

vb. hoe is een huis ingericht op het kind? Denk ook aan waar het huis ligt, huis met weinig verkeer.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Zaken die zowel opvoedingsprogramma en opvoedingscontext beïnvloeden.

A
  • Kinderopvang (formele opvang)
    Bepalende parameters voor goede opvang:
    • Type opvang
    • Kwantiteit
    • Kwaliteit, denk aan opleiding begeleiders, begeleider-kindratio (1:9!), interacties begeleider en kinderen.
      Dit is de beste voorspeller van ontwikkeling, maar kwaliteit van opvoeding is het belangrijkste.
  • Rol van grootouders (informele opvang)
    Toegenomen levensverwachting zorgt ervoor dat grootouders steeds vaker betrokken zijn bij de opvoeding van kleinkinderen.
    Families worden minder breed, maar wel langer.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

De invloed van de grootouder …
- op de opvoeding door de ouders.
- bij ongunstige omstandigheden.
- op gezinsplanning van eigen kinderen.
- op de kleinkinderen.
- op grootouders zelf.

A
  • op de opvoeding door de ouders
    Ouders nemen zich vaak voor om het anders te doen, toch zien we over generaties een stabiel patroon van herhaling van ouderlijk gedrag. Bijstellen van het gedrag is zeker mogelijk. Denk aan opgroeien met mishandeling, de kans is dan groter dat je zelf ook mishandeling pleegt.
  • bij ongunstige omstandigheden
    Bieden steun bij ongunstige omstandigheden. Grootouders kunnen ouders en kleinkinderen bijstaan, negatieve gevolgen reduceren of zelfs compenseren.
  • op gezinsplanning van eigen kinderen
    Geen invloed op keuze om aan gezin te beginnen. Wel invloed op keuze tot gezinsuitbreiding. Meer kans op volgend kind naarmate meer betrokkenheid / bereidheid bij grootouders.
  • op de kleinkinderen
    Maatschappelijke status en academisch succes. Psychische gezondheid en probleemgedrag.
  • op grootouders zelf
    Over het algemeen ervaren grootouders kleinkinderen als positief. Er is wel belang van timing. Onder de 50 jaar grootouder worden: gevoel te jong te zijn. Boven de 65 jaar grootouder worden: vaak ouderdomsklachten krijgen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Bewaken kwaliteit van opvoederschap. Wat betekent dit? (EKL)

A

Verantwoordelijkheid opnemen voor opvoeding + bereid zijn hulp in te roepen. Aangesproken mogen worden hierop + bereid zijn hulp te aanvaarden.
Er zijn 3 dimensies:
- Existentieel: Bereidheid om op te voeden. “Er zijn” als opvoeder = pedagogisch besef. Belangenconflict van jou en kind.
- Klinisch: Doelgerichte keuzes om het kind op te voeden. Actief en intentioneel handelen als opvoeder.
- Levensbeschouwelijkheid: Welke waarden en normen zijn er en komen ze tot uiting? Handelen naar deze waarden. Tot 12 jaar zijn deze waarden goed te beïnvloeden. Daarna wordt het lastiger.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Opvoedingsambivalentie.

A

Opvoedingsambivalentie: ouderrol heeft een heel groot belang, maar maatschappelijke tendensen zorgen ervoor dat deze ouderrol moeilijk op te nemen is. Denk aan kinderen langer tv laten kijken, zodat ouders gefocust aan het werk kunnen. Of speelgoed kopen zodat kinderen hier druk mee bezig zijn en de ouder op werk kan focussen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Grote evolutie van opvoeden.

A

Grote evolutie: veel ouders voelen zich tegenwoordig minder bekwaam of in staat om op te voeden. Dit kan komen door de individualisering. De drempel om hulp in huis te halen is tegenwoordig lager. Enerzijds is dit positief, ouders staan open voor hulp en reflecteren op zichzelf, anderzijds worden er soms professionals ingeschakeld terwijl dit niet nodig is.
Professionalisering van de kindertijd laat zien dat de hulp uit handen wordt gegeven. De verantwoordelijkheid wordt eerder verdeeld.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Rol van PC bij hulpvraag ouders over kind (opvoeden)

A
  • Belangrijk om naar ouders te luisteren en niet te oordelen. Eerst een volledig beeld van de situatie schetsen.
  • Stel het belang van het kind centraal.
  • Ouders duidelijk maar respectvol aanspreken. Niet om de kwestie heen draaien.
  • Neem de minst ingrijpende maatregel.
  • Spreek openlijk met de ouders over hun taak en hun eigen verantwoordelijkheid in hun opvoeding.
  • Breng het netwerk van het gezin in kaart.
  • Niet uit handen nemen van ouderlijke taken.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Opvoedingsondersteuning vs ouderbegeleiding.

A

Bij opvoedingsondersteuning ga je informatie bieden die de ouders zelf kunnen gebruiken in het opvoeden.

Bij ouderbegeleiding ga je ouders begeleiden en reflecteren over hun gedrag en kwaliteit van opvoeding. Hoe kan dit anders/ beter?