Hoorcollege 2 Flashcards

1
Q

Handelingsgericht werken (HGW) (en dus HGD)

A

Handelingsgericht werken gaat uit van 7 punten.
1. Onderwijs- en opvoedingsbehoeften staan centraal.
2. Transactioneel (afstemming en wisselwerking tussen mensen)
3. De leerkracht en ouder doen ertoe.
4. Positieve aspecten
5. In constructieve samenwerking.
6. Doelgericht
7. Systematisch en transparant, iedereen die betrokken is, is open over de problematiek en het plannen van de oplossing.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

HGD-cyclus

A
  1. Intakefase
    Informatie verzamelen, wat is de hulpvraag van de cliënt?
  2. Strategiefase
    Informatie clusteren, Hypothese formuleren, strategie bepalen: wat willen we nog weten? is er verder onderzoek nodig? Wat gaat er goed en wat niet?
  3. Onderzoeksfase
    Er wordt hier meer informatie verzameld. Dit kan je zelf doen, of via doorverwijzing. Dan vraag je iemand jouw hypothese te toetsen.
  4. Integratie-/ aanbevelingsfase
    Volledig beeld schetsen met alle vergaarde informatie. Kijken welke doelen je kan bereiken, zowel korte als lange termijn doelen. Voorbereiding van aanbevelingen.
  5. Adviesfase
    Antwoord op hulpvraag uit de intake in een gesprek met de cliënt. Adviezen geven, afspraken en evaluatie plannen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is opvoeden?

A

Vele mogelijke definities, vb. Doelbewust in interactie gaan met het kind om zijn ontwikkeling te stimuleren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Drie dimensies in opvoeden

A
  • Existentieel
    Beseffen dat het kind afhankelijk is van jou en hier verantwoordelijkheid voor nemen. Hier komt het belangenconflict bij kijken. Je eigen belangen botsen dan met de belangen van het kind, je schuift je eigen belangen dan aan de kant, omdat het kind afhankelijk van je is.
  • Klinisch
    Het aanleren van bepaalde zaken aan kinderen. Bewust zijn dat ze veel handelingen niet zelf kunnen. Vaak compenseer je voor wat het kind zelf niet kan. Op een gegeven moment het kind zelf laten leren en het kind de handeling zelf uit laten voeren.
  • Levensbeschouwelijk
    Normen en waarden die je kinderen meegeeft. Denk aan eerlijkheid. Voor 12 jaar ben je nog heel afhankelijk van je ouders, na de 12 jaar gaat het kind zijn eigen leven leven, wat het moeilijk maakt nog normen en waarden er in te houden.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Opvoedingssystemen

A

Voorbeelden van mogelijke opvoedingssystemen zijn gezin, klas, leefgroep, …
Het opvoedingssysteem is een groep waar opvoeden centraal staat.
De belangrijkste opvoedingsvariabelen in deze systemen zijn:

  1. Het kind
    Persoonlijkheidskenmerken van het kind. Denk aan het gedrag en temperament van het kind. De manier waarop het kind kan reageren op een opvoedingssituatie.
  2. De ouder / opvoeder
    Persoonlijkheidskenmerken van de ouder. Opvoedingsgeschiedenis van de ouders. De manier waarop de ouder de opvoedingssituatie vorm geeft. Ouderlijke vaardigheden zoals disciplineren, monitoren, positieve bekrachtiging, …
  3. Het opvoedingsprogramma
    Opeenvolging van opvoedingsactiviteiten of situatietypes. Deze situatietypes (activiteiten) hebben drie kenmerken: inhoud van de activiteit, regels / sociale verwachtingen en communicatieve sfeer.
  4. De opvoedingscontext
    Alle context van de opvoeding zoals huisvesting, financiële mogelijkheden, sociaal netwerk van opvoedingsgroep, …
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Transactioneel model

A
  1. Transactioneel opvoedingsmodel

Opvoeden is een transactie tussen 3 factoren: Omgeving, Kind en Opvoeder.
Dit model heeft een aparte aandacht voor de omgeving. De omgeving staat constant onder invloed van de ouder en het kind en vice versa. Je brengt hier alles in kaart en dan kan je zien op welk vlak je in kan spelen.

ZIE FIGUUR 2.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Balansmodel van Bakker

A

Bij het balansmodel is het doel om de opvoedingssituatie in kaart te brengen en hier balans in terug te vinden. Dit wordt gedaan met risicofactoren en beschermende factoren. Het model speelt zich af op micro, meso en macroniveau.

  • Microniveau: Kind, ouder en gezin
  • Mesoniveau: Sociale factoren (familie en omgeving)
  • Macroniveau: Sociaal economische- , culturele- en maatschappelijke factoren.

Het doel is om draaglast te verkleinen en draagkracht te vergroten.
ZIE FIGUUR 3.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Bi-directioneel model van Belsky

A

Bi-directioneel model gaat over dubbelzijdige beïnvloeding. Dit model houd rekening met de opvoeding van de ouders, omgeving, …
ZIE FIGUUR 4

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Coërcief model van Patterson

A

Dit model houd zich bezig met het aanleren van gedrag. Specifiek in het toegeven van de ouders bij negatief gedrag. ZIE FIGUUR 5.
Door toe te geven aan het gedrag dat het kind stelt leer je het kind dat dit gedrag succesvol is. Ook leer je jezelf aan dat het kind stopt wanneer het zijn zin krijgt. Dit leidt tot nog ergere problemen van dwinggedrag bij het kind.

Doordat ouders emotioneel reageren wordt de verkeerde cyclus gestart (coërcieve cyclus). Als de ouders rustiger en rationeler reageren, dan reageert het kind ook rustiger en rationeler en de-escaleer je de situatie.
ZIE FIGUUR 6.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly