Hoorcollege 5 Adoptie, pleegzorg en Vignero draad Flashcards

1
Q

Ouders hebben vijf ouderlijke taken om op zich te nemen wanneer ze voor een kind zorgen. Welke vijf?

A
  1. Aangaan ouder-kindrelatie
  2. Opvoedingsstijl
  3. Vorm geven van opvoedingsprogramma
  4. Vorming van opvoedingscontext
  5. Bewaken kwaliteit opvoederschap
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Aangaan ouder-kindrelatie, acceptatie en levend verlies.

A

Acceptatie
Kind accepteren zoals ze zijn ongeacht, gedrag, uiterlijk enz. Onvoorwaardelijke acceptatie.
Persoon los kunnen koppelen van het gedrag wat hij stelt.

Bij levend verlies komt er wel een moeilijkheid in acceptatie kijken.
Levend verlies: Vb. ouders van kinderen met een verstandelijke beperking, waarbij het kind de verwachting van de ouders nooit gaat vervullen. Er is sprake van rauw, omdat het kind nooit de verwachting zal vervullen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Aangaan ouder-kindrelatie, tweezijdige communicatie

A

Communicatie komt van twee kanten en beide partijen luisteren naar elkaar. We luisteren niet om te reageren, maar om te begrijpen. Dit is de kern van tweezijdige communicatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

3 dimensies van opvoeden

A
  1. Levensbeschouwelijke dimensie
  2. Existentiële dimensie —> pedagogisch besef, het kind heeft ons nodig. Afweging maken tussen wat het kind nodig heeft en tussen wat jij nodig hebt.
  3. Klinische dimensie, wat leren we kinderen? Denk aan tandenpoetsen aanleren. Je leert je kind doelgericht iets aan.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Aangaan ouder-kindrelatie, sensitiviteit - responsiviteit

A

Sensitiviteit: Gevoeligheid van de ouder tot het gedrag van het kind.
Hoge sensitiviteit –> snel door hebben dat er iets aan de hand is. Snel signalen oppikken van het kind.

Responsiviteit: gepaste reactie creëren op het kind.
Ouders kunnen het nog wel eens fout hebben, qua responsiviteit. Er is dan een mismatch. Ook een mismatch heeft een belangrijke functie, zo kan je duidelijk achteraf communiceren over de mismatch en elkaar beter begrijpen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Mentaliseren

A

Vaardigheid om te begrijpen waar het eigen gedrag en de ander vandaan komt.
Betekenis geven aan zowel ons eigen gedrag als aan het gedrag van anderen op basis van wat we denken dat er achter dat gedrag zit, de reden waarom iemand zich zus of zo gedraagt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Aangaan ouder-kindrelatie, liefdevolle, affectieve relatie

A

Liefdevolle, affectieve relatie: Relatie waarbij geen duidelijke gelijke overeenkomst is in gedrag. Denk aan altruïsme. Beide partijen geven op hun eigen manier, wanneer dit niet gebeurt maakt dat niet uit. De relatie blijft in stand.

  • Moeilijk meetbaar
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Aangaan ouder-kindrelatie, hechting
- Ontstaan van gehechtheid (enkel deze wordt besproken in deze FC)
- Regulatie (inhoud hoef je niet te kennen)
- Hechtingstheorie
- Hechtingsstijlen

A

Hechting: Ontstaan van een band met je ouders. Band ontstaat al wanneer de baby in de buik zit.

  • Ontstaan van gehechtheid
    Mensen baby’s worden dysmatuur geboren. Ze zijn dus volledig afhankelijk van de ouder bij geboorte. Communicatie met de baby is tweerichtingsverkeer.
    Goede of slechte band creëren ligt ook aan de reactie van de ouder op het gehuil van de baby.
    Baby’s hebben hechting nodig om te overleven.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hechting, hechtingstheorie: Bowlby en Ainsworth

A

Ainsworth zegt dat er 4 hechtingsstijlen zijn:
- Veilig gehecht: moeilijk vinden wanneer ouder vertrekt, blij wanneer ouder terug is.
- Vermijdend gehecht: kind reageert niet bij vertrek van ouders, bij terugkomst vermijden van ouders. Geen veilig gevoel bij ouders.
- Angstig gehecht: Heel angstig wanneer ouder terug komt, boos en angstig als ouders vertrok.
- Gedesorganiseerd gehecht: weten niet hoe ze moeten reageren op vertrek en terugkomst van de ouder.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Aangaan ouder-kindrelatie, Veiligheid en geborgenheid

A

Veilige omgeving creëren voor het kind, zodat het kind zelf kan ontdekken en leren. Mocht het dan fout gaat dan kan het kind altijd terug naar hun ouders voor veiligheid.
Kind steunen wanneer hij alleen op onderzoek uitgaat en verwelkomen wanneer hij naar je toe komt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Aangaan ouder-kindrelatie, Loyaliteit (verticale, horizontale en existentiële)

A

Loyaliteit: je houden aan bepaalde trouwheid in een relatie met een persoon.
Het trouw zijn aan mensen die dicht bij je staan.

Verticale loyaliteit = Loyaliteit van ouder naar kind.
Horizontale loyaliteit = loyaliteit tussen partners.
Verschil verticale en horizontale loyaliteit:
Asymmetrische loyaliteit (verticale) is wanneer de relatie niet helemaal gelijk is. Kind is heel afhankelijk, dit zorgt voor onbalans tussen nemen en geven in de relatie. De ouder geeft meer. Later zal dit waarschijnlijk veranderen.
Bij horizontale loyaliteit is meer te spreken van gelijkheid.

Existentiële loyaliteit = loyaliteit die ontstaan tussen ouders en kind, doordat ouders zich verantwoordelijk voelen voor het kind. Het kind heeft leven te danken aan ouders.

Loyaliteitsconflict: spanning tussen verschillende loyaliteiten. Denk aan kind dat tussen twee ouders moet kiezen van hun.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is adoptie?

A

“Het wettig aannemen van iemands kind, hoewel deze persoon geen biologisch kind is.”

Volle adoptie: Kind verbreekt alle juridische banden met de biologische ouders.
Gewone adoptie: Kind heeft nog steeds juridische banden met de biologische ouders.

Kinderen op latere leeftijd adopteren, zorgt voor moeilijkere hechting bij adoptieouders.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Belangrijke psychologische processen bij adoptie:
A. Trauma
B. Rouw
C. Hechting

A

A. Trauma
Voor adoptie: mogelijk blootgesteld aan belastende negatieve levenservaringen (pre- en/of postnataal, voor en/of na geboorte).
Bij adoptie: de adoptie zelf kan traumatisch zijn.

B. Rouw
Als een kind geadopteerd word, dan is er altijd sprake van rouw. Denk aan het missen van biologische ouders, eigen cultuur enz. Verlies van ouder, familie en context. Dit gaat gepaard met:
- Verdriet om verlies, diepe gevoelens van verlies
- Boosheid om wat verloren ging
- In de steek gelaten voelen
- Schuldgevoelens (Wat had ik anders kunnen doen?)
- Donkere, zwarte gedachten (Bv. dood willen zijn)

Vergt tijd, ruimte, zorg, begrip en soms hulp

C. Hechting
De ouders adopteren het kind, maar accepteert het kind de ouders wel?
Wanneer je ouder wordt van een rouwend kind moet je tolerant zijn voor verdriet en rauwheid, voor heimwee en verlangen naar vroeger en je moet draagkracht hebben.

Kind worden van ‘nieuwe ouders’, kind krijgt twijfels. Gaat zich afvragen of hij/zij dit wel wil. Accepteert hij de ouders?

Adoptiekinderen vertonen vaker probleemgedrag en voelen zich eerder gediscrimineerd.
Intelligentie en zelfvertrouwen is wel gelijk aan NL leeftijdsgenoten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Opvoeding door adoptieouders.

A

Om een kind te kunnen adopteren moet je door een screening waar er gekeken wordt of je wel geschikt bent als adoptieouder. Je moet als ouder beschikken over mentaliserende vaardigheden. Gevoelens kunnen herkennen en communiceren.

Moeilijkheden in hun relatie wordt als minpunt gezien.

Ouders moeten rekening houden met groeiende nieuwsgierigheid van het kind zijn afkomst.

Er is geen verschil tussen adoptieouders en biologische ouders als het aankomt op opvoedingsstijl, opvoedingspraktijken en disciplinering.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is pleegzorg?

A

Pleegouders / gastgezinnen vangen kinderen of volwassenen op die door een ernstig probleem niet in het eigen gezin kunnen wonen of niet zelfstandig kunnen wonen. Als een minderjarige uit huis wordt geplaatst ispleegzorgde eerste optie.

Pleegzorg kan bij kinderen voor komen, om gedragsproblemen, psychische problemen, handicap of psychiatrische problemen. Bij volwassenen kan het ook voor komen, het gaat dan vaak om een handicap of psychiatrisch probleem.

Er zijn verschillende manieren om pleegzorg toe te passen, langdurige of kortere, soort begeleiding.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Gevolgen voor pleegkinderen

A

Het wordt zorgwekkend wanneer het gedrag van pleegkinderen verbetert niet gedurende hun tijd in het pleeggezin.

17
Q

Pleegzorg, eigen netwerk of instantie

A

Je kan pleegzorg zoeken in eigen netwerk, sociaal en familiaal netwerk. Maar ook bij een instantie.

18
Q

De draad van Vignero

A
  • De eerste draad (0-9 maanden)
    Structuur aanbrengen in de chaos van het leven van een kind. De draad wordt aangeboden vanuit de ouders. Ouders doen dit via 4 stappen.
    De eerste is het spoor leggen. Het spoor staat voor voorspelbaarheid, tijd, ruimte, ritme, …
    Bij 2 maanden komen de eerste emoties van het kind naar voren, deze fase wordt aangeduid met de poort. Hoe helpt de ouder het kind bij het voelen van zijn eerste emoties.
    Bij 5 maanden komt er actie-reactie spel, baby ontdekt dat de ouder ook leuk is. Baby gaat samen met ouder spelen en ziet in dat ouder een leuke activiteit is.

Dit zijn hechtingsvoorwaarden. Het kind ontdekt zijn hechtingsfiguur en gaat veel aandacht vragen aan de ouder.

  • De hechtingsdraad (7-9 maanden)
  • De draad doorgeven (9 maanden - 2 jaar)
    Ouders zijn aanwezig, maar kind wordt doorgegeven aan andere begeleiding. Afbouwen volledige afhankelijkheid aan de ouder. Leren andere mensen te vertrouwen.
  • Zelf ‘de draad’ in handen nemen (2-4 jaar)
    Koppigheidsfase, kind gaat exploreren. Kind wil zelf de draad besturen.
  • Afstandsbediening (4-6 jaar)
    Ouder gaat kind vertrouwen en geeft het kind wat probeer ruimte.
  • Contextuele draad (6-12 jaar)
    Het lagere schoolkind gaat sociale vaardigheden leren en het kind gaat leren denken over zichzelf en de anderen.
  • De draad als netwerk (12-18 jaar)
    De draad wordt een netwerk waar leeftijdsgenoten meer op de voorgrond komen, maar de ouders het onverbreekbare draadje blijven.
  • De rode draad (18+ jaar)
    Jongvolwassene kan zelf de rode draad zijn.