Hoorcollege 3; Bechky (2006) + Ortner (1984) Flashcards

1
Q

Wat is een tijdelijke organisatie en waarom worden filmsets als voorbeeld gebruikt?

A

Een tijdelijke organisatie is een organisatie die slechts voor een korte periode bestaat en na het voltooien van een project weer verdwijnt. Filmsets zijn een goed voorbeeld, omdat ze alleen bestaan voor de duur van een filmproject en daarna worden ontmanteld. Ondanks de vluchtige aard, moeten er complexe taken gecoördineerd worden, wat dit een interessant onderwerp maakt voor studie​

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Hoe verschilt de coördinatie in tijdelijke organisaties van die in traditionele organisaties?

A

In traditionele organisaties wordt coördinatie vaak bereikt via formele hiërarchieën en vaste structuren. In tijdelijke organisaties, zoals een filmset, gebeurt coördinatie juist door informele communicatie en gedeelde rolverwachtingen, omdat formele structuren niet altijd mogelijk zijn​

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat wordt bedoeld met “rolgebaseerde coördinatie”?

A

Rolgebaseerde coördinatie betekent dat taken en verantwoordelijkheden worden verdeeld op basis van duidelijk gedefinieerde rollen, zoals de gaffer (verantwoordelijk voor verlichting) of de grip (verantwoordelijk voor camerawerk). Iedereen weet wat er van hen en van anderen wordt verwacht, wat samenwerking vergemakkelijkt​

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Welke rol spelen de gaffer en de grip in de filmindustrie volgens het artikel?

A

De gaffer is verantwoordelijk voor de verlichting op een filmset, terwijl de grip fysieke ondersteuning biedt bij het camerawerk. Deze rollen zijn essentieel voor het coördineren van taken op de set en zorgen ervoor dat iedereen weet wat hun specifieke verantwoordelijkheden zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hoe worden rollen in tijdelijke organisaties bevestigd en heronderhandeld?

A

Rollen in tijdelijke organisaties zijn flexibel en worden constant bevestigd en aangepast via sociale interacties. Crewleden heronderhandelen hun rollen afhankelijk van de omstandigheden van het project, en dit gebeurt op een informele manier

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Waarom is sociale interactie belangrijk voor de coördinatie in tijdelijke organisaties?

A

Sociale interactie helpt om rolverwachtingen te verduidelijken en te versterken. Dit gebeurt vaak via subtiele manieren, zoals humor of non-verbale signalen, die de samenwerking bevorderen en de rollen van individuen verduidelijken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat wordt bedoeld met “admonishing” en “joking”, en hoe dragen deze bij aan het versterken van rolverwachtingen?

A

“Admonishing” betekent iemand vermanen of corrigeren wanneer ze een fout maken, wat helpt om de grenzen van hun rol duidelijk te maken. “Joking” verwijst naar het maken van grapjes, wat de samenwerking kan verbeteren door spanningen te verlichten en rolverwachtingen op een informele manier te bevestigen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hoe draagt humor bij aan de samenwerking binnen tijdelijke teams?

A

Humor helpt bij het verminderen van spanningen op de werkvloer en zorgt ervoor dat de samenwerking soepeler verloopt. Daarnaast versterkt het de impliciete verwachtingen zonder formele sancties, wat vooral belangrijk is in een tijdelijke werkomgeving

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat wordt bedoeld met “rolsocialisatie” en hoe helpt dit nieuwe leden binnen een tijdelijke organisatie?

A

Rolsocialisatie is het proces waarbij nieuwe leden van een tijdelijke organisatie de normen en verwachtingen leren door interactie met meer ervaren collega’s. Dit helpt hen om snel te begrijpen wat hun rol inhoudt en hoe ze binnen het team moeten functioneren​

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Hoe vergelijkt Bechky een filmset met een “total institution”?

A

Bechky vergelijkt een filmset met een “total institution” zoals een gevangenis of ziekenhuis, waar mensen afgezonderd zijn van de buitenwereld en intensief met elkaar samenwerken. Op een filmset moeten crewleden nauw samenwerken om een gemeenschappelijk doel te bereiken, wat een sterke sociale omgeving creëert​

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat zijn de kenmerken van een “total institution” en hoe passen deze op een filmset?

A

Een “total institution” is een omgeving waarin individuen sterk geïsoleerd zijn van de buitenwereld en volledig betrokken zijn bij hun taken. Hoewel een filmset niet dezelfde mate van isolatie heeft, delen beide omgevingen een sterke sociale controle en gedeelde normen​

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Hoe ontwikkelen carrières zich binnen de filmindustrie volgens Bechky?

A

In de filmindustrie ontwikkelen carrières zich vaak door van project naar project te gaan, in plaats van binnen één organisatie te blijven. Crewleden vervullen vaak vergelijkbare rollen op verschillende projecten, wat zorgt voor een vorm van continuïteit in hun loopbaan​

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat wordt bedoeld met “interorganisatorische carrières” en hoe dragen deze bij aan de continuïteit van rolstructuren?

A

Een interorganisatorische carrière betekent dat werknemers van project naar project gaan, in plaats van binnen één organisatie te blijven. Deze manier van werken zorgt ervoor dat er een zekere continuïteit ontstaat in de manier waarop rollen worden ingevuld, omdat crewleden vergelijkbare taken uitvoeren in verschillende projecten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Hoe wordt coördinatie bereikt zonder formele hiërarchie binnen tijdelijke organisaties?

A

Coördinatie binnen tijdelijke organisaties, zoals filmsets, wordt grotendeels bereikt door informele interacties en gedeelde rolverwachtingen, in plaats van door formele hiërarchieën. Hoewel er een regisseur is die boven de crew staat, wordt de dagelijkse coördinatie vaak geregeld door informele processen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Waarom zijn formele hiërarchieën niet altijd noodzakelijk voor effectieve coördinatie?

A

Formele hiërarchieën zijn niet altijd nodig omdat coördinatie ook kan plaatsvinden door middel van informele interacties, gedeelde verwachtingen en sociale controle. Dit is vooral nuttig in tijdelijke organisaties waar flexibele samenwerking belangrijk is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Hoe draagt Bechky’s werk bij aan de bredere theorie van coördinatie en organisatie?

A

Hoe draagt Bechky’s werk bij aan de bredere theorie van coördinatie en organisatie?
Bechky’s werk laat zien dat coördinatie in tijdelijke organisaties kan worden bereikt zonder formele controlemechanismen, maar juist door rolgebaseerde processen en sociale interacties. Dit biedt nieuwe inzichten in hoe coördinatie kan werken in dynamische, projectgebaseerde omgevingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Welke sectoren, buiten de filmindustrie, kunnen leren van de bevindingen van Bechky over coördinatie in tijdelijke organisaties?​

A

Sectoren zoals evenementenplanning, consultancy en andere projectgebaseerde industrieën kunnen leren van Bechky’s bevindingen. Deze industrieën hebben vaak te maken met tijdelijke teams, en de lessen over rolgebaseerde coördinatie en informele interactie kunnen daar nuttig zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat is symbolische antropologie en waarom was het een dominante stroming in de jaren zestig en zeventig?

A

Symbolische antropologie bestudeert cultuur door middel van symbolen en rituelen. Het was dominant in de jaren zestig en zeventig omdat het hielp verklaren hoe mensen hun wereld begrijpen door de betekenis die ze aan symbolen en rituelen toekennen. Clifford Geertz en Victor Turner waren belangrijke figuren in deze stroming

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat bedoelde Clifford Geertz met het concept “thick description” en hoe droeg dit bij aan het begrijpen van cultuur?

A

Geertz introduceerde “thick description” (dikke beschrijving) om cultuur te verklaren door de diepere betekenis achter menselijke gedragingen te onderzoeken. Hij stelde dat cultuur een tekst is die moet worden gelezen door de symbolen en rituelen in hun sociale context te begrijpen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat is de rol van rituelen volgens Victor Turner in de sociale structuur en verandering?

A

Victor Turner zag rituelen als momenten van sociale transformatie. Hij benadrukte de “liminale” fase, een overgangsperiode waarin oude sociale structuren worden afgebroken en nieuwe structuren kunnen ontstaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat zijn de belangrijkste verschillen tussen symbolische antropologie en structureel marxisme?

A

Symbolische antropologie richt zich op cultuur en betekenisgeving via symbolen, terwijl structureel marxisme zich meer bezighoudt met machtsverhoudingen en de rol van politieke en economische structuren in het vormgeven van de maatschappij

21
Q

Hoe legde Louis Althusser uit hoe macht werkt via ideologische staatsapparaten?

A

Althusser introduceerde het idee dat macht wordt uitgeoefend door ideologische staatsapparaten zoals scholen, kerken en media. Deze structuren zorgen ervoor dat mensen de bestaande machtsverhoudingen als normaal beschouwen

22
Q

Wat is de relatie tussen politieke economie en de effecten van kapitalisme en kolonialisme op lokale gemeenschappen volgens Eric Wolf?

A

Eric Wolf en anderen onderzochten hoe kapitalisme en kolonialisme lokale gemeenschappen beïnvloeden door hen op te nemen in het wereldsysteem. Dit leidde vaak tot ongelijkheid en uitbuiting, terwijl gemeenschappen zich probeerden aan te passen of te verzetten​

23
Q

Wat betekent het concept “praxis” in de context van antropologie, en hoe verschilt het van eerdere theorieën?

A

Praxis verwijst naar de interactie tussen theorie en praktijk. In de jaren tachtig kwam er meer aandacht voor praxis en agency, waarbij werd erkend dat individuen actief handelen binnen sociale structuren, in plaats van passief te zijn

24
Q

Hoe beschrijft Pierre Bourdieu het concept “habitus” en wat is de rol hiervan in sociale verandering?

A

Bourdieu’s “habitus” beschrijft de gewoonten en manieren van denken die mensen ontwikkelen door hun sociale omgeving. Hoewel het vaak sociale structuren reproduceert, biedt het ook ruimte voor verandering door individuele handelingen

25
Q

Wat bedoelde Anthony Giddens met de “dualiteit van structuur” in zijn structuratietheorie?

A

Giddens betoogde dat structuren zowel beperkend als mogelijkmakend zijn. Structuren bestaan door de acties van individuen en worden door diezelfde acties voortdurend gereproduceerd

26
Q

Hoe dragen feministische antropologen zoals Sherry Ortner bij aan het blootleggen van genderverhoudingen in culturele processen?

A

Feministische antropologen, zoals Ortner zelf, benadrukken hoe genderrollen de samenleving vormgeven. Ze laten zien dat gender niet alleen biologisch is, maar ook een sociaal geconstrueerd systeem van macht en betekenisgeving

27
Q

Wat is de belangrijkste bijdrage van postkoloniale theorie aan de antropologie, zoals beschreven door denkers zoals Edward Said en Gayatri Spivak?

A

Postkoloniale theorie legt de nadruk op de invloed van kolonialisme op cultuur en kennis. Denkers zoals Edward Said en Gayatri Spivak wijzen op de manier waarop westerse macht systemen hebben gevormd en de representatie van niet-westerse samenlevingen hebben beïnvloed

28
Q

Hoe heeft globalisering de manier veranderd waarop antropologen naar cultuur en macht kijken?

A

Globaliseringstheorie onderzoekt hoe mondiale economische systemen en ideeën lokale culturen beïnvloeden. Het kijkt naar de interactie tussen lokale en mondiale processen en hoe dit leidt tot culturele veranderingen, verzet en aanpassing

29
Q

Wat is neoliberalisme en hoe wordt het bestudeerd door antropologen volgens Ortner?

A

Neoliberalisme verwijst naar economische hervormingen zoals privatisering en deregulering. Antropologen onderzoeken hoe deze hervormingen culturele en sociale relaties herconfigureren en hoe samenlevingen reageren op neoliberale praktijken

30
Q

Hoe heeft de opkomst van agency-theorieën de nadruk in de antropologie verschoven van structuur naar individuele actie?

A

Agency-theorieën benadrukken dat individuen niet volledig worden bepaald door sociale structuren, maar dat ze actief hun sociale wereld vormgeven. Deze benadering brengt een balans tussen structuur en individuele handelingen

31
Q

Waarom werd symbolische antropologie bekritiseerd en wat waren de beperkingen van deze benadering?

A

Symbolische antropologie werd bekritiseerd omdat het soms te veel focuste op symbolen en rituelen en te weinig aandacht besteedde aan bredere machtsstructuren en de politieke en economische context van cultuur

32
Q

Wat is de invloed van kolonialisme op de representatie van niet-westerse samenlevingen in antropologisch onderzoek?

A

Kolonialisme heeft de manier beïnvloed waarop niet-westerse samenlevingen worden gepresenteerd in antropologisch onderzoek. Postkoloniale denkers benadrukken hoe koloniale machtsrelaties vaak de westerse representaties van deze samenlevingen hebben vervormd​

33
Q

Wat wordt bedoeld met “agency” en “structure”?

A

Agency verwijst naar de capaciteit van individuen om autonome keuzes te maken, beslissingen te nemen en doelbewust te handelen. Mensen zijn actief betrokken bij het vormgeven van hun sociale omgeving.

Structure omvat de systemen van regels, normen, sociale instituties, en machtsverhoudingen die het handelen van individuen beperken of mogelijk maken. Deze structuren kunnen formele regels zijn, zoals wetten, of informele verwachtingen, zoals culturele normen

34
Q

Wat is de kernvraag in het debat tussen agency en structure?

A

De kernvraag is hoe individuen in staat zijn om hun sociale wereld te beïnvloeden en te veranderen (agency), terwijl ze tegelijkertijd worden beperkt door bestaande sociale structuren (structure). Dit spanningsveld vormt een dialectisch proces

35
Q

Hoe beïnvloeden agency en structure elkaar volgens de dialectische benadering?

A

Volgens de dialectische benadering beperken structuren het handelen van individuen, maar individuen reproduceren of transformeren die structuren door hun acties. Het is een wederzijdse relatie waarin menselijke actie structuren in stand houdt, maar ook kan veranderen

36
Q

Wat bedoelen we met het idee dat structure zowel beperkend als mogelijkmakend is?

A

Sociale structuren beperken individueel handelen door regels en normen op te leggen, maar maken ook bepaalde vormen van handelen mogelijk. Bijvoorbeeld, taalkundige regels beperken hoe we kunnen communiceren, maar maken communicatie juist mogelijk door een gemeenschappelijk kader te bieden

37
Q

Wat is de “dualiteit van structuur” volgens Anthony Giddens?

A

Giddens stelt dat structuur en agency elkaar voortdurend beïnvloeden. Structuren bestaan niet buiten menselijke handelingen om; ze worden juist gecreëerd en in stand gehouden door die handelingen. Deze interactie wordt de “duality of structure” genoemd​

38
Q

Hoe wordt sociale structuur in stand gehouden volgens Giddens’ structuratietheorie?

A

Sociale structuren worden in stand gehouden door menselijke handelingen. Mensen hebben de neiging om zich aan bepaalde regels te houden, waardoor structuren worden gereproduceerd. Maar er is altijd ruimte voor verandering wanneer individuen anders gaan handelen

39
Q

Wat is het concept “habitus” van Pierre Bourdieu?

A

Habitus verwijst naar de diepgewortelde gewoonten, denkpatronen, en gedragingen die mensen door socialisatie ontwikkelen. Het beïnvloedt hoe mensen de wereld waarnemen en erop reageren. Hoewel habitus mensen beperkt, biedt het ook ruimte voor innovatie en aanpassing

40
Q

Hoe helpt het idee van “veld” in de theorie van Bourdieu ons om sociale systemen te begrijpen?

A

Veld is de sociale ruimte waarin individuen handelen. Elk veld heeft zijn eigen regels en machtsverhoudingen, en individuen ontwikkelen strategieën om zich hierin te positioneren. Voorbeelden van velden zijn het politieke veld of het onderwijsveld

41
Q

Wat bedoelt Bourdieu met “kapitaal,” en welke soorten kapitaal onderscheidt hij?

A

Bourdieu definieert kapitaal als hulpbronnen die individuen kunnen gebruiken om hun positie in een veld te verbeteren. Hij onderscheidt economisch, cultureel, en sociaal kapitaal. Cultureel kapitaal kan bijvoorbeeld bestaan uit kennis of opleiding

42
Q

Wat is de theorie van Berger en Luckmann over de sociale constructie van de werkelijkheid?

A

Volgens Berger en Luckmann wordt de sociale werkelijkheid geconstrueerd door menselijke interactie. Mensen creëren sociale structuren door hun dagelijkse handelingen, die uiteindelijk als objectief bestaande realiteiten worden ervaren

43
Q

Hoe worden sociale structuren gecreëerd, volgens Berger en Luckmann?

A

Sociale structuren worden gecreëerd door het proces van externalisatie, waarbij mensen door hun handelingen structuren vormen. Vervolgens worden deze structuren objectief en vanzelfsprekend​

44
Q

Wat is “objectivering” in de theorie van Berger en Luckmann?

A

Objectivering is het proces waarbij door mensen gecreëerde structuren worden ervaren als objectief bestaande realiteiten, onafhankelijk van de mensen die ze hebben gecreëerd

45
Q

Wat zijn de twee vormen van macht volgens Fleming en Spicer?

A

Fleming en Spicer onderscheiden episodische macht, die direct en zichtbaar wordt uitgeoefend, en systemische macht, die subtieler is en ingebed in de sociale structuren​

46
Q

Wat bedoelen Berger en Luckmann met “internalisatie”?

A

Internalisatie is het proces waarbij nieuwe generaties de bestaande sociale structuren, normen, en waarden overnemen en deze verder reproduceren door middel van socialisatie​

47
Q

Wat is het verschil tussen episodische en systemische macht?

A

Episodische macht is direct en zichtbaar, zoals een leidinggevende die een beslissing afdwingt. Systemische macht is ingebed in de sociale structuren en beïnvloedt mensen zonder dat ze zich ervan bewust zijn

48
Q

Wat bedoelen Fleming en Spicer met “subjectificatie”?

A

Subjectificatie verwijst naar het proces waarbij individuen worden gevormd door de sociale structuren en systemen van macht om hen heen, inclusief hun zelfbeeld en identiteit​

49
Q

Wat zijn onbedoelde gevolgen van sociale structuren?

A

Sociale structuren kunnen onbedoelde gevolgen hebben, zoals bureaucratie die bedoeld is om orde te handhaven, maar uiteindelijk creativiteit en flexibiliteit kan verstikken, zoals Weber’s idee van de “ijzeren kooi”

50
Q

Hoe kan bureaucratie leiden tot de “ijzeren kooi” zoals Max Weber het beschrijft?

A

Weber beschrijft de “ijzeren kooi” als het fenomeen waarbij bureaucratische regels en procedures zo rigide worden dat ze uiteindelijk de menselijke vrijheid en creativiteit verstikken

51
Q

Wat zijn de praktische implicaties van het begrijpen van agency en structure voor sociale verandering?

A

Door te begrijpen hoe agency en structure op elkaar inwerken, kunnen we beter begrijpen hoe sociale ongelijkheden worden gehandhaafd, maar ook hoe individuen en groepen deze structuren kunnen uitdagen en veranderen