Hoofdstuk 9: Kredieten aan gezinnen Flashcards

1
Q

persoon of onderneming die werkt als tussenpersoon voor een of meerdere kredietverstrekkers en geeft advies en helpt met het vinden, afsluiten en uitvoeren van een kredietovereenkomst. bv. kredietagenten, kredietmakelaars, verkopers…

A

kredietbemiddelaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

kredietbemiddelaar die verbonden is aan 1 kredietinstelling en op commissie enkel producten via die instelling verkoopt

A

kredietagent

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

kredietbemiddelaar die over meer onafhankelijkheid beschikt en de producten van verschillende instellingen competitief kan aanbieden

A

kredietmakelaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

kredietbemiddelaar die in een bijkomende financieringsdienst aanbiedt. Vaak gebeurt die in samenwerking met 1 kredietinstelling, vandaar soms de naam ‘agent in een nevenfunctie’

A

verkopers

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

het is de bedoeling dat kredietverschaffers erkenning moeten aanvragen bij de Federale Overheidsdienst Economie die ze pas kunnen bekomen na het afleggen van een kennistest. hierna moeten ze het nummer dat ze krijgen op elk kredietaanbod vermelden

A

erkenningsnummer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

de kredietverschaffers zitten hierin verenigd, die als gesprekspartner voor de sector optreedt. de BVK heeft twee gedragscodes die hun leden dienen te volgen:

1) verantwoordelijke kredietverlening
2) gedragscode mbt precontractuele fase voor hypothecaire kredieten

A

Beroepsvereniging van het Krediet (ICP - BVK)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

registreert alle kredieten die door natuurlijke personen voor privédoeleinden worden afgesloten. Kredietverschaffers moeten hier naartoe bij elke kredietaanvraag om zo een overmatige schuldenlast te voorkomen

A

Centrale voor Kredieten aan Particulieren (CKP)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

goederen worden geleverd, maar het eigendomsrecht gaat niet over op het moment van de koop, maar wel op het moment van de laatste betaling

A

eigendomsvoorbehoud

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

wanneer er maandelijks aan de kredietgever een som die binnen de gestelde reglementaire grenzen ligt, rechtstreeks wordt betaald door de werkgever van de schuldenaar.

A

loonbeslag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

verbindt een derde ertoe het krediet terug te betalen betalen indien de kredietnemer in gebreke blijft

A

borgstelling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

de kredietgever kan het gegeven onderpand bij wanbetaling opvragen en te gelde maken. de kredietgever kan uit de verkoop niet meer recupereren dan waar hij recht op had

A

onderpand

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

als je klachten hebt met betrekking tot je lening, kan je terecht bij de ombudsdienst voor de Financiële sector. als de kredietgever een verzekeringsmaatschappij is dan kan je terecht bij ….

A

Ombudsdienst van de verzekeringen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

hier kan je terecht voor als je klachten hebt met betrekking tot consumentenkredieten

A

Bemiddelingsdienst van de Federale Overheidsdienst Economie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

eerste vorm van consumentenkrediet waarbij het krediet aangegaan wordt met het oog op het aanschaffen van een specifiek consumptieartikel

A

Verrichtingen op afbetaling (VOA)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

tweede vorm van consumentenkrediet warbij het krediet niet wordt aangegaan met het oog op het aanschaffen van een specifiek consumptieartikel maar waarbij een flexibele geldreserve aangelegd wordt

A

Kredietopeningen (KO)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

bestaat uit een minilening voor bedragen van 50 tot een paar honderd euro

A

minikrediet (flitskrediet of sms - krediet)

17
Q

is een VOA die is aangegaan bij een financiële instelling. De lening op afbetaling wordt afgesloten voor een bepaalde duur en wordt met periodieke betaling terug afgelost (meestal maandelijks)

A

lening op afbetaling

18
Q

is een VOA die afgesloten wordt bij een verkoper en die vereist dat de klant een voorschot (persoonlijke inbreng) van minstens 15% betaalt.

A

verkoop op afbetaling

19
Q

hierbij huurt de consument een roerend goed, maar heeft hij, op het einde van de huurceel, een aankoopoptie. de prijs waartegen de optie uitgeoefend wordt, wordt vastgelegd in de overeenkomst

A

financieringshuur (lease)

20
Q

een krediet waarbij voor een korte periode geld wordt geleend in afwachting van de ontvangst van een minstens zo grote som

A

overbruggingskrediet

21
Q

zichtrekeningen kunnen tegen de betaling van debetrente voorzien in een budgetfaciliteit. dat zorgt ervoor dat een klant binnen een bepaalde mate, zonder motivering naar de bank toe, in het rood kan gaan. als je langer dan 1 maand gebruik wil maken van de budgetfaciliteit zal je een expliciete overeenkomst moeten sluiten

A

budgetfaciliteit

22
Q

hierbij heeft de kredietnemer de mogelijkheid om zijn terugbetaling te spreiden in de tijd. er wordt wel een minimumbedrag afgesproken dat maandelijks minstens terugbetaald moet worden

A

kredietkaartkrediet

23
Q

geeft op per annum basis de procentuele rentelast verhoogd met alle kosten die het krediet met zich meebrengt

A

jaarlijks kostenpercentage (JKP)

24
Q

krediet dat je aangaat voor de aankoop van een onroerend goed of voor de verbouwing ervan. de kredietverlener verschaft een lening, maar hij krijgt een hypotheek op de gestipuleerde onroerende goederen

A

hypothecair krediet

25
Q

krediet dat wordt toegestaan via een onderhandse akte en gewaarborgd is door een hypothecaire volmacht. deze volmacht geeft de kredietnemer de optie om een hypotheek te vestigen op de gestipuleerde onroerende goederen

A

onderhands krediet

26
Q

krediet dat wordt toegestaan via een onderhandse acte en gewaarborgd is door een hypotheek op een onroerend goed van een derde die borg staat

A

garantiekrediet

27
Q

krediet dat wordt toegestaan via een notariële akte en wordt gewaarborgd door een hypotheek op een onroerend goed van de kredietnemer

A

hypothecair krediet

28
Q

een overeenkomst waarbij de kredietnemer onherroepelijk de toestemming geeft aan de kredietverschaffer om tijdens de looptijd van de lening op het onroerend goed een (bijkomende) hypotheek te vestigen wanneer deze laatste dat maar wenst

A

hypothecaire volmacht

29
Q

je leent een bepaalde som voor een bepaalde periode

A

standaardlening

30
Q

hierbij geeft de kredietverlener de mogelijkheid om binnen een kredietlijn over een bepaald kredietbedrag te beschikken. naarmate men aflost, neemt de kredietmogelijkheid terug toe. bouwers gebruiken deze techniek vaak om eerst de aankoop van de grond te financieren en vervolgens de bouwkosten

A

hernieuwbaar krediet, revolving krediet

31
Q

afbetalingen waarbij de klant gedurende de hele leenduur van de lening maandelijks hetzelfde bedrag dient terug te betalen aan de bank. dit bedrag omvat naast de rentelast een gedeelte kapitaalaflossing

A

constante afbetalingen

32
Q

hierbij zal de maandelijkse betaling bestaan uit de vaste kapitaalaflossing, verhoogd met de interest op het nog uitstaande deel van de lening

A

afbetalingen met een vast kapitaaldelging

33
Q

een vergoeding die een kredietverlener aan een kredietnemer mag vragen wanneer deze zijn krediet vroeger dan gepland wil terugbetalen. deze is wettelijk beperkt tot 3 maanden interest op het terugbetaalde gedeelte

A

wederbeleggingsvergoeding