Hoofdstuk 3: spelers van de financiële economie Flashcards

1
Q

het vermogen dat men bekomt wanneer men de schulden aftrekt van de activa (bezittingen)

A

nettovermogen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

goederen die hun waarde ontlenen aan hun fysieke karakter

A

reële waarde

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

enquêtes van CB’s die gezinnen bevragen omtrent inflatieverwachtigen, consumentenvertrouwen, vermogensposities,…. vooral op vermogenspositie van de gezinnen

A

Household Finance and Consumption surveys

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

in bewaring gegeven gelden zoals zichtrekening, spaarrekening en termijnrekeningen

A

deposito’s

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

wanneer iemand gedurende 5 jaar lang geen gebruik meer maakt va neen rekening en bij diezelfde bank ook geen transacties op andere rekeningen heeft gedaan

A

slapende rekening

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

rekening die deposito’s bevat die direct opvraagbaar zijn

A

zichtrekening

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

rentedragende depositorekening waar mindelen onmiddellijk opvraagbaar zijn

A

spaarrekening

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

rentedragend deposito zonder betalingsfaciliteiten waar de deposant er zich toe verbindt om zijn geld gedurende een bepaalde termijn niet op te vragen

A

termijnrekening

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

instellingen die gelden aantrekken van beleggers om die gezamenlijk te beleggen. Vallen niet onder de garantieregeling, wel onder de beschermingsregeling

A

Instrumenten voor collectieve belegging (ICBs)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

volkstaal voor instellingen voor collectieve beleggingen

A

beleggingsfondsen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

belegger kan zijn geld terugvragen van het fonds

A

open fondsen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

belegger kan zijn geld niet terugvragen van het fonds. de belegger kan het bewijs van deelneming aan het gesloten fonds enkel doorverkopen aan een andere belegger

A

gesloten fondsen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

waardepapier dat een aantal rechten met betrekking tot een vennootschap heeft

A

aandeel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

lening waarbij de emittent het leenbedrag opsplitst in kleinere coupures die verkocht worden aan geïnteresseerde beleggers. (verhandelbaar effect)

A

obligatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

geldlening waarbij een registergoed als onderpand dient

A

hypotheeklening

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

leningen die een geldbedrag ter beschikking stellen voor consumenten

A

consumentenlening

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

activa die voor meer dan 1 jaar dienen gefinancierd te worden omdat de onderneming ze langdurig wenst te gebruiken

A

vaste activa

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

activa waarbij de bedoeling is dat ze op korte termijn terug omgezet worden in liquide middelen

A

vlottende activa

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

activa die niet tastbaar zijn

A

immateriële vaste activa

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

de prijs die betaald wordt voor de overname van klanten

A

goodwill

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

de prijs waartegen het activum op een frictieloze markt verkocht kan worden

A

marktwaarde

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

de waarde waartegen het activum in de boekhouding genoteerd staat

A

boekwaarde

23
Q

het niet - opvraagbare karakter van de aan de vennootschap afgestane middelen

A

eigen vermogen

24
Q

geldbedrag dat door een partij wordt verstrekt aan een andere partij op voorwaarde dat het later wordt terugbetaald

A

leningen (kredieten)

25
kapitaalmarkten die binnen een multinationale onderneming ontstaan
interne kapitaalmarkten
26
belangrijke vorm van kortetermijnkrediet. B2B overeenkomst waarbij een klant goederen op rekening kan kopen (zonder contant geld vooraf te betalen) en dan de leverancier op een later tijdstip betaalt, meestal wanneer de goederen worden geleverd.
handelskrediet (trade credit)
27
meest populaire financieringsbron waarbij er geld wordt geleend van een bank
bankleningen
28
geeft de winst / het verlies dat een onderneming maakte gedurende een boekjaar weer
resultatenrekening
29
toename (afname) in eigen vermogen die gedurende een jaar gerealiseerd werd. de opbrengsten (kosten)
winst (verlies)
30
winst / verlies dat men vorig jaar heeft gerealiseerd overdragen naar dit boekjaar
overdragen resultaat van vorig boekjaar
31
winst van dit boekjaar
winst huidig boekjaar
32
winst om te verdelen onder de aandeelhouders
te verdelen winst
33
winstuitkering van een onderneming aan haar aandeelhouders
dividend
34
winst die in de onderneming wordt gehouden
reserve
35
netto - winst of verlies van het vorige boekjaar dat wordt overgedragen
overgedragen resultaat
36
term die zowel de kredietinstellingen als financiële instellingen omvat
financiële ondernemingen
37
omvatten de holdingmaatschappijen, beleggingsfondsen, verzekeringsinstellingen en pensioenfondsen
financiële instellingen
38
ondernemingen waarvan de kernactiviteit bestaat uit het in ontvangst nemen van deposito's en verstrekken van kredieten
kredietinstellingen
39
deposito's waarmee je geen transactie kan verrichten dus de termijn - en spaarrekeningen. met zichtrekeningen kan je wel transacties verrichten
niet - transactionele deposito's
40
de prioriteit waarmee de schuldeiser zal terugbetaald worden wij het faillissement van de ontlener
senioriteit
41
leningen die eerst terugbetaald worden, deze zullen een lage rentelast dragen
bevoorrechte leningen
42
deze leningen worden bij faillissement terugbetaald nadat alle andere schulden voldaan worden. rentelast is hoger
achtergestelde leningen
43
de achtergestelde leningen worden als bijna eigen vermogen gezien omdat deze net als aandeelhouders bij een faillissement niets zullen terugzien van hun belegging
quasi - eigenvermogen
44
effecten die de bank aanhoudt in zijn rol van effectenhandelaar
handelsboek (trading boek)
45
het verschil tussen ontvangsten en betaalde interesten
netto - rente - inkomen
46
vermogensbeheer: systematische en gecoördineerde activiteiten en praktijken waardoor een organisatie optimaal haar bedrijfsmiddelen beheert
asset - management
47
het begeleiden van ondernemingen bij het aantrekken van financiering
investment banking
48
de inkomsten die je krijgt als beloning voor verleende diensten
provisie - inkomsten (fee)
49
de vergoeding die de verzekeraar raamt te moeten betalen aan de verzekerde
technische voorzieningen
50
uitstel of tijdelijke opschorting van de schuld die men moet betalen
moratorium
51
economie die geen relaties onderhoudt met het buitenland
gesloten economie
52
hoeveel veranderingen er zijn in de hoeveelheid activa en passiva over een bepaalde periode
vermogensstromen (flows)
53
wanneer de schulden in een entiteit stijgen of wanneer de activa van een entiteit afneemt
bron van vermogen
54
wanneer de activa in een entiteit toeneemt
aanwending van vermogen