Hoofdstuk 14: Obligaties Flashcards

1
Q

een lange termijnlening die gefractioneerd wordt en geplaatst wordt bij een groep van beleggers, de obligatiehouders

A

Obligatielening

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

de gebeurtenis waarbij bepaalde financiële tegoeden geblokkeerd werden mo de munt te stabiliseren in de nasleep van de Tweede Wereldoorlog

A

Operatie Gutt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

financiële goederen die werden geblokkeerd en dan werden omgezet in staatsleningen met een looptijd van 40 jaar

A

Gedwongen obligatielening

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

deelbewijs van een obligatielening

A

obligatie, obligatiecertificaat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

vertegenwoordigt de terugbetaling van de hoofdsom

A

mantel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

vertegenwoordingen de claims op de rentebetalingen

A

coupons

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

het bedrag waarmee de belegger kan inschrijven op één obligatiecertificaat

A

coupure

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

emissie waarbij de omvang van de emissie niet op voorhand wordt vastgelegd

A

open emissie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

zeer grote lening van meer dan 1 miljard euro

A

jumbolening

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

obligatie waarbij de kredietgever als eerste wordt terugbetaald in geval van faillissement

A

bevoorrechte obligatie (senior bond)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

deze schuldeisers komen na de bevoorrechte schuldeisers aan de beurt bij een faillissement

A

gewone schuldeisers, chirografaire schuldeisers, de massa

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

wanneer er nog tegoed over is na het terugbetalen van de gewone schuldeisers, dan komen de achtergestelde obligaties aan bod.

A

subordinated bonds, junior debt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

obligaties met dezelfde senioriteit

A

pari passu

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

drukt de kans uit dat de emittent of de emissie binnen een bepaalde horizon in faling zou kunnen gaan

A

rating

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

onderzoeken hoe kredietwaardig bedrijven of banken zijn. ze onderzoeken met andere woorden de financiële gezondheid van een bedrijf of bank

A

ratingbureaus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

een aandelenindex van de VS die een zeer betrouwbaar beeld geeft van de ontwikkeling op de amerikaanse aandelenmarkt

A

Standard & Poors (S&P)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Amerikaanse kredietbeoordelaar, de grootste concurrent van S&P op dit gebied

A

Moody’s Investor Services (Moody’s)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Amerikaanse kredietbeoordelaar en behoort samen met Moody’s en Standard en Poor’s tot de belangrijkse spelers in obligatieleningen

A

Fitch International Bank Credit Analysis (Fitch IBCA)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

het verschil tussen de marktwaarde van een onderpand en de lening die de kredietgever u geeft om op de aandelenmarkt te handelen.

A

Haircut

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

dekkingseisen van waarborgen

A

Collateral requirements

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

mening of oordeel

A

opinie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

als de horizon die men voor ogen heeft langer is dan 1 jaar

A

langetermijnrating

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

met deze rating schat men de risico op faling op korte termijn in

A

kortetermijnrating

24
Q

beste rating die men kan krijgen

A

Triple A

25
Q

deze rating krijgt samen met de Tripple C een modifier

A

double A

26
Q

deze rating krijgt samen met double A een modifier

A

triple C

27
Q

Staat bij de double A en triple C ratings. bij S&P is dit een plus of minteken. bij Moody’s is dit een cijfer

A

modifier

28
Q

de eerste keer dat er een wanbetaling is op een lening

A

default

29
Q

obligaties met een rating van AAA tot BBB-

A

beleggingswaardig papier, investment grade

30
Q

obligaties met een rating onder BBB-

A

speculatief papier, speculative grade

31
Q

obligaties met zeer lage rating

A

rommelobligaties, junk bonds

32
Q

beleggingswaardig papier, van een goede kwaliteit

A

prime

33
Q

lijst die door ratingbureaus wordt gebruikt om aan te geven dat ze de kredietwaardigheid van een bedrijf kunnen verlagen of verhogen

A

Credit watch

34
Q

vooruitzicht op de middellange termijn door de richting van verandering van een kredietwaardigheidsoordeel. als die positief is dan gaat de rating stijgen en vice versa

A

credit outlook

35
Q

obligaties met een rating van beleggingswaardig papier naar speculatief papier

A

gevallen engelen

36
Q

ratings die via modellen dagelijks uit de prijzen van obligaties, aandelen en credit default swaps worden gehaald

A

market implied ratings

37
Q

gewone rating bij Moody’s. TTC rating geeft meer gewicht aan langetermijnfactoren waardoor die stabieler is

A

Through the Cycle rating

38
Q

de rating die de MIRs weerspiegelen. deze vertoont een meer cyclisch karakter en neemt de volatiliteit van de markt voor een stuk mee over

A

Point - in - time - rating (PIT rating)

39
Q

obligatie waarbij de vergoeding van de belegger enkel bestaat uit de realisatie van een meerwaarde

A

nulcouponobligatie (zero coupon bond, zero bond)

40
Q

obligatie met een vaste coupon

A

couponobligatie, coupon bond

41
Q

omdat coupon bonds vaak voorkomen noemt men obligaties soms ook wel…

A

vastrentende waarde, fixed income securities

42
Q

de interestvoet vermenigvuldigd met de nominale waarde van de obligatie om de hoogte van de coupon te betalen

A

couponrente, nominale rente, faciale rente

43
Q

wanneer de couponperiode meer dan 1 jaar loopt

A

lange coupon (long coupon)

44
Q

wanneer de couponperiode over een kortere periode dan 1 jaar loopt

A

korte coupon (short coupon)

45
Q

voorbeeld van verschillende coupons op verschillende looptijden

A

kasbon met gestaffelde rente

46
Q

clausule die voorzien is in de obligatie wanneer er onzekerheid is over de grootte van de toekomstige coupons. de coupon zal wijzigen wanneer een bepaalde kredietbeoordelaar zijn rating met een of meer sprongen wijzigt

A

coupon step up / step down clausule

47
Q

sprongen waarmee de rating wijzigt

A

notches

48
Q

obligaties met een coupon step up / down clausule

A

obligaties met rating - triggers

49
Q

de onzekerheid die er is over de hoogte van toekomstige coupons is er ook wanneer de couponrente wordt gekoppeld aan de marktrente. we krijgen dan een obligatie met zwevende rente waarbij een interbancair rentetarief als marktwaarde wordt gekozen. deze ankerrente kan dan verhoogd worden met eens spread die vast is en dat noemt men dan een …

A

floating rate note (FRN)

50
Q

zelfde als een floating rate note maar met variabele spread

A

variable rate note (VRN)

51
Q

zowel de terugbetaalde hoofdsom als de coupons worden geïndexeerd zodat de belegger beschermd wordt tegen inflatierisico

A

inflatie - geïndexeerde obligaties (inflation linked bonds)

52
Q

variantie op een obligatie die verbonden is aan een soort loterij. het bedrag van de loten wordt bepaald van bij de uitgifte en er vinden regelmatig trekkingen plaats. omdat er een mogelijke kans bestaat bij de “loterij” is de interest bij deze obligaties aan de lage kant

A

lotenleningen

53
Q

lening zonder vervaldag

A

perpetuele obligatie, consol

54
Q

periode automatisch toegekend op een lening waarbij de lener de uitgever geen gelden hoeft te betalen voor de lening en de lener geen boetes voor het niet betalen

A

respijtperiode, grace period

55
Q

obligaties met een korttermijnsegment, hebben een looptijd tot en met 1 jaar

A

bills

56
Q

obligaties met midellangetermijnsegment, hebben een looptijd van 8 tot 10 jaar

A

notes

57
Q

obligaties met een langetermijnsegment, hebben een langere looptijd dan 10 j

A

bonds