Hoofdstuk 1: Financiële architectuur Flashcards

1
Q

Deze term wordt gebruikt voor het financieel systeem, want hiermee worden niet alleen het samenspel van de instrumenten, markten en instituties vervat, maar ook de toezichtstructuur. Financiële architectuur ontstaat niet spontaan maar door de tussenkomst van de mens.

A

Financiële architectuur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Financiële plicht tegenover een ander

A

schuld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

de vergoeding die wordt ontvangen voor het uitlenen van geld en die betaald wordt door degene die het geld leent.

A

interest

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

een deal waarbij men een voordeel tracht uit te halen, meestal met vreemden

A

ruil

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

het uitwisselen van producten tussen twee partijen tegen directe of uitgestelde betaling

A

handel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

het recht van een rechtssubject om over een zaak te beschikken en de anderen van deze beschikking uit te sluiten. de rechthebbende van de eigendom wordt hierbij de eigenaar genoemd.

A

persoonlijke eigendom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

het totale bezit aan geld, goederen, rechten en vorderingen na aftrek van verplichtingen

A

vermogen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

het bezit aan geld, goederen, rechten en vorderingen opbouwen

A

vermogensopbouw

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

een concentratie van mensen in een gebied dat de daar levende populatie ecologisch gezien niet kan onderhouden

A

urbanisatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

het recht van een bestuursorgaan om het hoogste gezag uit te oefenen zonder dat verantwoording is verschuldigd aan een ander orgaan betreft het gebied van een staat

A

territoriale soevereiniteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

het indelen van groepen mensen in maatschappelijke lagen, waartussen een ongelijkheidsverhouding bestaat.

A

sociale stratificatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

door de overheid opgelegd aan belastingplichtigen, zonder dat er een directe tegenprestatie van de overheid tegenover staat

A

belastingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

goederen die niet nodig waren voor het dagelijkse gebruik worden geïmporteerd en verworven door de elite

A

langeafstandshandel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

getallen in een oplopende volgorde opnoemen

A

tellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

het vastleggen van de financiële feiten van een persoon, en bedrijf of (overheids)instelling

A

boekhouding

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

een systeem om taal grafisch weer te geven

A

schrift

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

een schriftelijk vastgelegde overeenkomst tussen twee partijen. daarin staan afspraken waar beide ondertekende partijen zich aan moeten houden

A

contract

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

betaalmiddel in handen van het publiek, onder te verdelen in chartaal en giraal geld.

A

geld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

rente over de af te lossen som moet worden betaald aan de uitlener of kredietverschaffer

A

geldlening

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

iemand stelt een goed aan een ander ter beschikking, zonder dat daarvoor een vergoeding verschuldigd is.

A

lenen van een goed

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

het aanhouden van aandelen in verschillende bedrijven - en - of - verschillende bedrijfstakken of beleggingsvormen, om het risico van koersfluctuaties te beperken

A

risicospreiding

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

overeenkomst tussen een verzekeraar en een verzekeringsnemer, waarin de rechten en plichten van beide partijen worden vastgelegd

A

verzekeringscontract

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

een lening die een zeevervoerder aanging om een zeereis te kunnen financieren. bijzonder was dat de lening niet hoefde te worden terugbetaald als het schip of de lading verloren gingen

A

bodemerij

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

het idee is om een activum te kiezen dat niet enkel als rekeneenheid kan gebruikt worden, maar ook als een opslagmiddel (store of value) en als ruilmiddel (medium of exchange)

A

goederengeld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

instelling waar munten worden geslagen

A

munthuis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

monetaire systeem waarbij de munt in een vaste verhouding gekoppeld wordt aan goud

A

goudstandaard

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

voor eigen rekening bemiddelen tussen partijen die voor kortere of langere tijd financiële middelen ter beschikking hebben en partijen die behoefte hebben aan extra financiële middelen

A

financiële intermediatie

28
Q

een door de overheid of financiële toezichthouder(s) verstrekte bankvergunning die nodig is om bancaire diensten te kunnen leveren

A

bankenlicentie

29
Q

binnen de EU veelbesproken idee om banken een heffing op te leggen waarmee in de toekomst eventuele reddingsoperaties kunnen worden gefinancierd

A

bankentaks

30
Q

de waarde van een geldstroom op een zeker moment in de toekomst, teruggerekend naar de huidige waarde

A

huidige waarde (present value)

31
Q

iemand die als beroep spullen verkoopt

A

koopman

32
Q

hij, die zijn bedrijf maakt van het inwisselen van vreemde muntspeciën, vreemd papiergeld, buitenlandse banknoten etc

A

wisselaars

33
Q

papieren geld en muntstukken. biljetten worden uitgegeven door de ECB, de muntstukken worden in in aparte lidstaten van de eurozone geslagen (nationale bank)

A

chartaal geld

34
Q

verouderd type bank, door de overheid opgericht, waar goud en zilverstukken tegen een gegarandeerd gewicht in edelmetaal ingewisseld konden worden

A

wisselbank

35
Q

vorm van chartaal geld ontstaan op de jaarmarkt waaruit later de wisselbrief zou ontwikkelen. het was een handelsdocument dat vergelijkbaar is met de wissel maar waarvan de uitbetaling enkel op de jaarmarkt kon plaatsvinden hetzij in geld, hetzij in natura

A

jaarmarktbrief

36
Q

de bewerking die wordt uitgevoerd om te bepalen hoeveel men nu moet inleggen om een bepaald bedrag te ontvangen in de toekomst

A

verdisconteren

37
Q

het overdragen van een wissel door aantekening op de achterkant

A

endosseren

38
Q

vroeger had elke handelaar een boek waarin de bedragen kwamen die hij moest betalen en de bedragen die hij diende te ontvangen. van deze bedragen werden op de dag van de afrekening op de jaarmarkt saldi bepaald (clearing) zodat men zoveel mogelijk vermeed dat effectieve betalingen moesten uitgevoerd worden

A

clearing

39
Q

een betaling, in munten of d.m.v. wissels

A

settlement

40
Q

overeenkomst waarbij een partij aan een andere een som geld ter beschikking stelt, met het doel daarmee handel te drijven.

A

commenda

41
Q

geld verdienen door deelname aan ingewikkelde en omvangrijke financieringsprojecten

A

financial engineering

42
Q

koopman die wisselbrieven verkoopt en koopt

A

koopman - bankier (merchant - banker)

43
Q

markt waarop je iets doorverkoopt. (zaken die al bestaan worden hier doorverkocht).

A

secundaire markt

44
Q

markt waarop instrumenten ontstaan

A

primaire markt

45
Q

geheel van vraag en aanbod van buitenlandse valuta’s

A

wisselmarkt

46
Q

instelling waar je handelt in geld of andere waardepapieren

A

beurs

47
Q

gebouw waarin gehandeld wordt in aandelen, obligaties en / of opties, diamanten, graan, verzekeringen etc

A

beursgebouw

48
Q

continue handel

A

doorlopende handel

49
Q

financieel derivaat, financieel contract tussen 2 partijen die zich verbinden om op een bepaald tijdstip een bepaalde hoeveelheid van een product of financieel instrument te verhandelen tegen een vooraf bepaalde prijs

A

termijncontract of future

50
Q

lening (verhandelbaar schuldbewijs) die wordt uitgegeven door de overheid om geld uit de markt te halen en zodanig het financieringstekort te dekken. het geeft meestal een jaarlijkse rente

A

overheidsobligatie

51
Q

lening uitgegeven zonder vervaldag

A

perpetuele obligatie of consol

52
Q

zekerheid in vorm van geld, goederen of rechten

A

onderpand

53
Q

technieken gebruikt op het gebied van verzekeringen

A

actuariële technieken

54
Q

organisatie of instelling die dezelfde juridische rechten en plichten heeft als een natuurlijk persoon. men kan hierdoor een rechtzaak aanspannen of aangeklaagd worden.

A

rechtspersoon

55
Q

verzamelnaam voor verhandelbare waardepapieren, zoals aandelen, obligaties, futures en warrants

A

effect

56
Q

gerechtelijke procedure om de bezittingen van een insolvente schuldenaar op ordentelijke wijze te gelde te maken en te verdelen onder zijn schuldeisers, waarbij de schuldenaar tijdelijk het beheer van zijn vermogen verliest maar daarna in staat wordt gesteld een nieuwe start te nemen

A

faillissementswetgeving

57
Q

organisatie die het mogelijk maakt om effecten zoals aandelen en obligaties te verhandelen

A

effectenbeurs

58
Q

financiering door het grote publiek aan te spreken

A

openbaar spaarwezen

59
Q

dividendenuitkering in geld

A

cashdividend

60
Q

financieel instrument dat de houder tegen de betaling van een premie het recht geeft (maar niet de verplichting) om een bepaalde hoeveelheid (contractgrootte) van een onderliggende waarde te kopen (calloptie) of te verkopen (putoptie) aan een afgesproken uitoefenprijs (strike price).

A

opties

61
Q

situatie waarop een marktprijs (of meerdere prijzen) ver boven de werkelijk waarde van de desbetreffende belegging ligt. een zeepbel zal meestal spectaculair eindigen in een snelle ineenstorting van de prijs, maar kan ook geleidelijk ‘leeglopen’.

A

aandelenzeepbel

62
Q

mensen de loterij laten winnen waardoor men lagere interest kon uitbetalen aan iedereen. mensen waren tevreden met een lagere interest omdat er een kans bestond dat je de loterij kon winnen en dus veel geld kon verdienen.

A

loterijlening

63
Q

instelling verantwoordelijk voor het voeren van het monetair beleid

A

centrale bank

64
Q

toegoeden die het publiek bij banken aanhoudt en die onmiddellijk in contanten kunnen worden omgewisseld of gebruikt worden voor girale betalingen

A

giraal geld

65
Q

bedragen van de ene rekening naar de andere schrijven

A

overschrijven

66
Q

de overschrijving naar een andere bankrekening

A

bankgiro

67
Q

crisis op de financiële markten

A

kredietcrisis