Hoofdstuk 5: Determinanten van rentevoeten Flashcards

1
Q

vergoeding voor uitgestelde consumptie

A

Reële risicoloze rente

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wanneer iemand geld leent aan iemand anders dan is er een grote kans dat de lening die in euro’s wordt terugbetaald door de ontlener niet meer dezelfde koopkracht hebben als de uitgeleende euro’s. de vermogensverschaffer zal het verwachte koopkrachtverlies wensen te recupereren op de ontlener.

A

nominale risicoloze rente

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

de vergoeding voor de uitgestelde consumptie hangt af van de looptijd gedurende dewelke de leningverschaffer niet over zijn geld kan beschikken. voor langere looptijden zal een grotere rentevergoeding gevraagd worden.

A

rentestructuur of termijnstructuur van rentevoeten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

de risicopremie die toegevoegd wordt aan de basisinterest voor het risico dat de ontlener kan oplopen als de lening niet terugbetaald wordt.

A

kredietrisicopremie (credit spread)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

som van al het geld dat mensen en entiteiten in een economie hebben besloten te sparen en uit te lenen aan kredietnemers als investering ipv dat geld te gebruiken voor persoonlijke consumptie = het aanbod van krediet

A

loanable funds

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

de vraag naar krediet van alle spelers in de macro - economie.

A

geaggregeerde kredietvraag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

verschil tussen de courante activa en courante passiva

A

nettobedrijfskapitaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

activa die onder een normale bedrijfsactiviteit binnen het jaar te gelde kunnen gemaakt worden

A

courante activa

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

de financiële verplichtingen die binnen een jaar voldaan worden

A

courante passiva

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

het rendement op de investering.

A

ROI: return on investment

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

verschil tussen de overheidsinkomsten en overheidsuitgaven

A

budgetsaldo

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

het getal dat aangeeft hoe gevoelig investeringen zijn als de rentetarieven wijzigen

A

rente-elasticiteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

activiteit die uitgevoerd wordt door twee partijen. meestal is de centrale bank de ene partij en de andere wordt dan gevormd door een de open markt

A

open-markttransacties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

geheel van maatregelen die een centrale bank kan nemen om de waarde van de eigen valuta stabiel te houden

A

monetair beleid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

rente waarbij vraag en aanbod aan elkaar gelijk zijn

A

evenwichtsrente

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

verschijnsel waarbij bepaalde uitgaven andere uitgaven verdringen. als de kredietvraag verhoogt wordt door de overheid, zal de rente stijgen. dit kan ervoor zorgen dat de private sector niet meer krediet kan aangaan omdat de rente te hoog is.

A

crowding out effect

17
Q

stijging van het algemene prijspeil

A

inflatie

18
Q

reële rente verhoogd met de verwachte vermindering in koopkracht

A

nominale rentevoet (i)

19
Q

hypothese dat de nominale rente op leencontracten geïnterpreteerd kan worden als de som van een vergoeding voor uitgestelde consumptie (reële rente), een compensatie voor het verlies in koopkracht op de hoofdsom (verwachte inflatie) en een compensatie voor het verlies in koopkracht op de reële rente (r * p)

A

fisherhypothese

20
Q

de gerealiseerde inflatie aftrekken van de gerealiseerde nominale rente

A

ex-post gerealiseerde (actuele) reële rente

21
Q

termijnstructuur waarbij interne rendementen worden uitgetekend in functie van hun looptijd

A

yield curve

22
Q

belangrijkste termijnstructuur waarbij de interne rendementen op nulcouponobligaties worden uitgetekend in functie van de looptijd

A

spot rate curve

23
Q

de grafiek waarbij men de rentevoet - looptijd combinaties uittekent op producten die enkel verschillen in looptijd

A

termijnstructuur / rentestructuur

24
Q

het verschillen tussen de rente op een langetermijnlening en een kortetermijnlening

A

termijnpremie (term spread)

25
Q

theorie die stelt dat langetermijnrentevoeten het geometrisch gemiddelde zijn van de huidige kortlopende en de in de toekomst verwachte kortetermijnrentevoeten. 1e verklaring voor positieve termijnpremie
termijnrente die vandaag in de markt hangt is een onvertekende schatter van de toekomstige éénjarige rente

A

verwachtingstheorie

26
Q

wanneer men vandaaag leencontracten verhandeld zal men een rente vastleggen over een toekomstig tijdvak.

A

termijnrente (forward rate)

27
Q

een overeenkomst tussen twee partijen die zich willen beschermen tegen toekomstige renteschommelingen

A

Forward Rate Agreement (FRA)

28
Q

het optellen van n observaties en deze delen door n

A

rekenkundig gemiddelde

29
Q

het vermenigvuldigen van de observaties en daarna de n-de machtswortel nemen

A

geometrisch gemiddelde

30
Q

éénperiode - rendement verhoogd met 1

A

gross returns

31
Q

deze beleggers vragen geen risicopremie boven de risicoloze rente wanneer ze gaan beleggen in een risicovol activum

A

risico-neutrale beleggers

32
Q

theorie die erop wijst dat het verschaffen van een langetermijnkrediet andere risico’s met zich meebrengt dan het geven van een kortetermijnkrediet

A

liquiditeitspremietheorie