Hoofdstuk 8 Boek 3B Begrippen Flashcards

1
Q

Ethogram

A

Objectieve beschrijving van handelingen van een diersoort.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Gedragsketen

A

Een vaste opeenvolging van handelingen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Interpretatie

A

Een eigen uitleg van wat je waarneemt (een mening).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Observatie

A

Een feitelijke waarneming van gedrag.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Protocol

A

Lijst van opeenvolgende waargenomen handelingen van een dier.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Inwendige prikkel

A

Een prikkel die in het lichaam zelf ontstaat.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Motivatie

A

De bereidheid tot het verrichten van bepaald gedrag.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Prikkel

A

Een invloed uit de omgeving op een organisme (bijvoorbeeld lichtstralen).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Respons

A

Een reactie op een inwendige of uitwendige prikkel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Sleutelprikkel

A

Een prikkel die, bij motivatie, altijd hetzelfde gedrag veroorzaakt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Supranormale prikkel

A

Een prikkel die sterker gedrag opwekt dan een normale sleutelprikkel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Uitwendige prikkel

A

Een prikkel die je met je zintuigen waarneemt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Conditionering

A

Gedrag dar door beloning of straf wordt aangeleerd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Gewenning

A

Een reactie op een prikkel wordt bij herhaling van de prikkel afgeleerd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Inprenting

A

Leerproces dat alleen in een bepaalde korte periode kan plaatsvinden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Trial and error

A

Proefondervindelijk leren, leren door toevallige ontdekkingen.

17
Q

Broedzorg

A

Het verzorgen van eieren en jongen.

18
Q

Dreiggedrag

A

Gedrag dat is bedoeld om indringers te verjagen.

19
Q

Imponeergedrag

A

Gedrag waarbij een dier zich zo groot en indrukwekkend mogelijk maakt.

20
Q

Paringsgedrag (balts)

A

Gedrag dat aan de paring voorafgaat, bedoeld om een partner aan te trekken en de motivatie voor een paring te vergroten.

21
Q

Signaal

A

Handeling die als prikkel werkt voor de volgende handeling van een soortgenoot.

22
Q

Sociaal gedrag

A

Gedrag van soortgenoten ten opzichte van elkaar.

23
Q

Territoriumgedrag

A

Gedrag om het terretorium af te bakenen en te verdedigen tegen indringers.

24
Q

Verzorgingsgedrag

A

Gedrag van dieren rondom het verzorgen van zichzelf of een ander.

25
Q

Voedingsgedrag

A

Gedrag rondom wat, wanneer en hoe dieren eten.

26
Q

Rangorde

A

De plaats van een dier in een groep.

27
Q

Taakverdeling

A

In een groep dieren vertonen niet alle dieren hetzelfde gedrag.

28
Q

Normen

A

Gedragsregels bij mensen.

29
Q

Rolpatroon

A

Al het gedrag dar bij een bepaalde rol hoort.

30
Q

Waarden

A

Ideeën van mensen over welk gedrag zij belangrijk vinden.