Hoofdstuk 8 Boek 3B Begrippen Flashcards
Ethogram
Objectieve beschrijving van handelingen van een diersoort.
Gedragsketen
Een vaste opeenvolging van handelingen.
Interpretatie
Een eigen uitleg van wat je waarneemt (een mening).
Observatie
Een feitelijke waarneming van gedrag.
Protocol
Lijst van opeenvolgende waargenomen handelingen van een dier.
Inwendige prikkel
Een prikkel die in het lichaam zelf ontstaat.
Motivatie
De bereidheid tot het verrichten van bepaald gedrag.
Prikkel
Een invloed uit de omgeving op een organisme (bijvoorbeeld lichtstralen).
Respons
Een reactie op een inwendige of uitwendige prikkel.
Sleutelprikkel
Een prikkel die, bij motivatie, altijd hetzelfde gedrag veroorzaakt.
Supranormale prikkel
Een prikkel die sterker gedrag opwekt dan een normale sleutelprikkel.
Uitwendige prikkel
Een prikkel die je met je zintuigen waarneemt.
Conditionering
Gedrag dar door beloning of straf wordt aangeleerd.
Gewenning
Een reactie op een prikkel wordt bij herhaling van de prikkel afgeleerd.
Inprenting
Leerproces dat alleen in een bepaalde korte periode kan plaatsvinden.
Trial and error
Proefondervindelijk leren, leren door toevallige ontdekkingen.
Broedzorg
Het verzorgen van eieren en jongen.
Dreiggedrag
Gedrag dat is bedoeld om indringers te verjagen.
Imponeergedrag
Gedrag waarbij een dier zich zo groot en indrukwekkend mogelijk maakt.
Paringsgedrag (balts)
Gedrag dat aan de paring voorafgaat, bedoeld om een partner aan te trekken en de motivatie voor een paring te vergroten.
Signaal
Handeling die als prikkel werkt voor de volgende handeling van een soortgenoot.
Sociaal gedrag
Gedrag van soortgenoten ten opzichte van elkaar.
Territoriumgedrag
Gedrag om het terretorium af te bakenen en te verdedigen tegen indringers.
Verzorgingsgedrag
Gedrag van dieren rondom het verzorgen van zichzelf of een ander.