Hoofdstuk 1 Boek 3A Begrippen Flashcards
Cel
Kleinste bouwsteen van een organisme.
Orgaan
Deel van het lichaam met een of meer functies.
Orgaanstelsel
Samenwerkende groep organen, bijvoorbeeld verteringsstelsel of ademhalingsstelsel.
Organisatieniveau
Niveau van leven waar biologen naar kijken. Elk organisatieniveau is de bouwsteen voor het volgende niveau, bijvoorbeeld: organen zijn de bouwstenen van orgaanstelsels.
Tussencelstof
Vormt samen met cellen een weefsel. Kenmerken van het weefsel hangen af van het type tussencelstof.
Weefsel
Groep cellen met dezelfde vorm en functie.
Bladgroenkorrel
Hierin vindt fotosynthese plaats. Geeft planten ook hun groene kleur.
Celkern
Regelt alles wat er in een cel gebeurt.
Celmembraan
Dun vlies om een cel.
Celwand
Stevige laag om een plantencel. De celwand is tussencelstof en behoort niet tot de cel.
Cytoplasma
Stroperige vloeistof van water met opgeloste stoffen.
Kleurstofkorrel
Geeft bloemen en vruchten hun opvallende kleur.
Vacuole
Blaasje gevuld met vocht in een plantencel.
Zetmeelkorrel
Hierin slaat de plant zetmeel op.
Chromosoom
Lange keten van DNA en eiwit in de celkern.