Hoofdstuk 3 Boek 4B Begrippen Flashcards
Bloed
Bestaat uit bloedplasma (55%), bloedcellen en bloedplaatjes (45%).
Bloedplasma
Water met plasma-eiwitten (o.a. fibrinogeen) en opgeloste stoffen (o.a. zouten).
Functie bloedplasma
Vervoert zuurstof, voedingsstoffen, hormonen, enzymen, geneesmiddelen, antistoffen, koolstofdioxide en andere afvalstoffen. Bloedplasma zorgt ook voor de verspreiding van warmte door het lichaam.
Rode bloedcellen
Ontstaan uit stamcellen in het rode beenmerg en hebben geen celkern. Bevatten hemoglobine.
Functie Rode bloedcellen
Zuurstof vervoeren.
Bloedarmoede
Het bloed bevat te weinig hemoglobine of te weinig rode bloedcellen.
Witte bloedcellen
Witte bloedcellen hebben geen vaste vorm en hebben een celkern. Ontstaan uit stamcellen in het rode beenmerg.
Functie witte bloedcellen
Afweer tegen ziekteverwekkers (door bacteriën in te sluiten of door antistoffen).
Etter (pus)
Dode witte bloedcellen en gedode bacteriën.
Leukemie
Een vorm van kanker in het beenmerg waarbij er teveel witte bloedcellen worden gevormd, die ook niet goed werken. Er worden te weinig rode bloedcellen en bloedplaatjes gemaakt.
Bloedplaatjes
Delen van uiteengevallen cellen, zonder celkern. Ontstaan in het rode beenmerg
Functie bloedplaatjes
Bloedstolling.
Trombose
Een bloedstolsel binnen een bloedvat. Het bloedvat kan hierdoor worden afgesloten.
Dubbele bloedsomloop
Per rondgang door het lichaam stroomt het bloed twee keer door het hart.
Kleine bloedsomloop
Hart- longen- hart.
Functie is zuurstof opnemen in het bloed en koolstofdioxide afgeven aan de lucht.
Grote bloedsomloop
Hart- rest van het lichaam- hart.
Functie is zuurstof en voedingsstoffen afgeven aan de cellen en koolstofdioxide en andere afvalstoffen opnemen in het bloed.
Bovenste en onderste holle ader
Hierdoor stroomt zuurstofarm bloed van de organen van het lichaam naar het hart.
Rechterboezem
Ontvangt zuurstofarm bloed uit de bovenste en onderste holle ader en voert dit naar de rechterkamer. Pompt bloed over een kleine afstand zodat de wand weinig gespierd is.
Rechterkamer
Pompt zuurstofarm bloed in de longslagader. Pompt bloed naar beide longen zodat de wand gespierd is.
Longslagader
Hierdoor stroomt zuurstofarm bloed van het hart naar de longen.
Longaders
Hierdoor stroomt zuurstofrijk bloed van de longen naar het hart.
Linkerboezem
Ontvangt zuurstofrijk bloed uit de longsaders en voert dit door naar de linkerkamer. Pompt bloed over een kleine afstand zodat de wand weinig gespierd is.
Linkerkamer
Pompt zuurstofrijk bloed in de aorta. Pompt bloed naar de grote bloedsomloop zodat de wand zeer gespierd is.
Aorta
Hierdoor stroomt zuurstofrijk bloed van het hart naar de organen van het lichaam.