Hoofdstuk 8 - Basic Processes of Learning Flashcards
Learning
Leren:
Elk proces waardoor ervaring op enig moment het gedrag van een individu kan veranderen op een toekomstig moment
Classical conditioning
Klassieke conditionering:
Vorm van leren waarin organismen leren om gebeurtenissen te voorspellen gebaseerd op relaties tussen gebeurtenissen
Reflex
Reflex:
Simpele, relatief automatische, stimulus-reactie volgorde die wordt getriggerd door het zenuwstelsel
Stimulus
Stimulus:
Een specifieke goed gedefinieerde gebeurtenis in de omgeving
Response
Reactie:
Een specifieke goed gedefinieerd antwoord op (gevolg van) een stimulus
Habituation
Gewenning:
Afname in de omvang een reflexieve reactie wanneer de stimulus meerdere keren achter elkaar herhaald wordt
Conditioned stimulus
Geconditioneerde stimulus:
Een stimulus die een reflexieve reactie (de geconditioneerde reactie) uitlokt door de eerdere koppeling van die stimulus met een andere stimulus (de ongeconditioneerde stimulus) die al een reflexieve reactie uitlokt
Conditioned response
Geconditioneerde reactie:
Een reflexieve reactie die wordt uitgelokt door een stimulus (de geconditioneerde stimulus) door de eerdere koppeling van die stimulus met een andere stimulus (de ongeconditioneerde stimulus) die al een reflexieve reactie uitlokt
Unconditioned stimulus
Ongeconditioneerde stimulus
Een stimulus die een reflexieve reactie uitlokt zonder enige eerdere training of conditionering
Unconditioned response
Ongeconditioneerde reactie:
Een reflexieve reactie die niet afhangt van eerdere conditionering of leren
Extinction (in classical conditioning)
Uitsterven:
In klassieke conditionering, het geleidelijk verdwijnen van een geconditioneerde reflex dat optreedt wanneer een geconditioneerde stimulus herhaaldelijk optreedt zonder de ongeconditioneerde stimulus
Spontaneous recovery
Spontaan herstel:
In zowel klassieke als operante conditionering, de terugkeer - als gevolg van het verstrijken van tijd zonder verdere testen of training - van een geconditioneerde reactie dat eerder was uitsterven was ondergaan
Generalisation (in classical conditioning)
Generalisatie:
In klassieke conditionering, het fenomeen waardoor een stimulus die lijkt op een geconditioneerde stimulus de geconditioneerde reactie zal uitlokken alhoewel het nooit is gekoppeld met de ongeconditioneerde stimulus
Discrimination training
Discriminatie training:
De procedure, in zowel klassieke als operante conditionering, waardoor generalisatie tussen twee stimuli wordt verminderd of afgeschaft door het versterken van de reactie op 1 stimulus en het vernietigen van de reactie op de ande
Behaviorism
Behaviorisme:
Een psychologische richting die de gedachte houdt dat het juiste object om te bestuderen het observeerbare gedrag is, niet de geest, en gedrag zou moeten worden begrepen in termen van zijn relatie met observeerbare gebeurtenissen in omgeving i.p.v. in termen van hypothetische gebeurtenissen binnen het individu
Evaluative conditioning
Evaluatieve conditionering:
Veranderingen in de sterkte van het leuk vinden of niet leuk vinden van een stimulus als gevolg van gekoppeld te worden met een andere positieve of negatieve stimulus
Drug tolerance
Drug tolerantie:
Afname van fysiologische en gedragseffecten die optreden bij sommige drugs wanneer deze herhaaldelijk worden genomen
Operant responses
Operante responsen:
Elke gedragsrespons die enig betrouwbaar effect op de omgeving produceert die de kans beïnvloed dat het individu die respons weer zal produceren
Operant conditioning
Operante conditionering:
Een leerproces door welke het effect, of consequentie, van een respons de toekomstige mate van productie van die respons beïnvloed
Law of effect
Wet van effect:
Reacties die een bevredigend effect produceren in een specifieke situatie worden waarschijnlijker om weer op te treden in die situatie en reacties die een hinderlijk effect produceren worden minder waarschijnlijk om weer op te treden in die situatie
Reinforcer
Bekrachtiger:
Een stimulus verandering die een reactie volgt en de opvolgende frequentie van de reactie laat toenemen
Shaping
Vormen:
Opvolgend bekrachtigen van steeds dichtere benaderingen van de gewenste respons tot de gewenste respons eindelijk optreedt en bekrachtigd kan worden
Partial reinforcement
Gedeeltelijke bekrachtiging:
In operante conditionering, elke conditie waarin de reactie soms een bekrachtiger produceert en soms niet
Continuous reinforcement
Continue bekrachtiging:
In operante conditionering, elke conditie waarin de reactie altijd wordt bekrachtigd
Fixed-ratio schedule
Vast ratio schema:
Een bekrachtiger treedt na elke nde respons, waar n is een heel nummer groter dan 1
Variable-ratio schedule
Variabel ratio schema:
Zoals een vast ratio schema behalve dat het aantal responsen benodigd voor bekrachtiging onvoorspelbaar varieert rond een bepaald gemiddelde
Fixed-interval schedule
Vast interval schema:
Een vaste tijdsperiode moet verstrijken tussen een bekrachtigde reactie en de volgende. Elke reactie die optreedt voordat die tijd verstreken is wordt niet bekrachtigd
Variable-interval schedule
Variabel interval schema:
Zoals een vast interval schema behalve dat de periode die moet verstrijken voor een reactie bekrachtigd zal worden onvoorspelbaar varieert rond een bepaald gemiddelde
Reinforcement
Bekrachtiging:
Elk proces dat de kans doet toenemen dat een specifieke respons zal optreden
Positive reinforcement
Positieve bekrachtiging:
Wanneer de aankomst van een stimulus die volgt op een respons maakt dat de respons waarschijnlijker terugkomt
Positive reinforcer
Positieve bekrachtiger:
De stimulus in het geval van positieve bekrachtiging
Negative reinforcement
Negatieve bekrachtiging:
Wanneer de verwijdering van een stimulus die volgt op een respons maakt dat de respons waarschijnlijker terugkomt
Negative reinforcer
Negatieve bekrachtiger:
De stimulus in het geval van negatieve bekrachtiging
Punishment
Straffen:
Het proces waardoor de consequentie van een respons de kans laat afnemen dat de respons zal terugkomen
Positive punishment
Positief straffen:
De aankomst van een stimulus laat de kans afnemen dat de respons weer zal optreden
Negative punishment
Negatief straffen:
Het verwijderen van een stimulus laat de kans afnemen dat de respons weer zal optreden
Discriminative stimulus
Discriminatieve stimulus
In operante conditionering een stimulus die dient als een signaal dat een specifieke respons een specifieke bekrachtiger zal produceren
Concept
Concept:
Een regel of andere vorm van mentale informatie om stimuli in groepen te categoriseren
Overjustification effect
Overrechtvaardiging effect:
Het fenomeen waarbij het voor een persoon die initieel een taak uitvoert zonder beloning (behalve het plezier van de taak) minder waarschijnlijk wordt om die taak uit te voeren zonder beloning na een periode gedurende welke hij of zij beloond is voor het uitvoeren
Behavior analysis
Gedrag analyse:
Het gebruik van principes van operante conditionering om gedrag te voorspellen. Vanuit dit perspectief heeft men “begrip” bereikt tot de mate waarin men toekomstige voorvallen van gedrag kan voorspellen en beïnvloeden
Symbolic play
Symbolisch spel:
Een type van spel die een “alsof” oriëntatie naar objecten, acties en andere mensen bevat. Symbolisch spel neemt toe gedurende de vroege kindertijd als een resultaat van kinderen hun groeiende capaciteiten om symbolen te gebruiken om voor iets anders te staan dan het zelf
Latent learning
Latent leren:
Leren dat niet direct wordt gedemonstreerd in het gedrag
Social learning
Sociaal leren:
Leren dat optreedt en een situatie waarin een individu zich gelijk aan een ander gaat gedragen
Observational learning
Observationeel leren:
Leren door naar anderen te kijken
Vicarious reinforcement
Plaatsvervangende bekrachtiging
In de sociaal cognitieve theorie van Bandura, leren van het observeren van de gedragingen van anderen en hun consequenties, zonder de noodzaak om specifieke bekrachtiging voor het gedrag te ontvangen
Imprinting
Inprenting:
Een term van een etholoog voor een relatief plotselinge en onomkeerbare vorm van leren dat alleen kan optreden gedurende een kritische periode van de ontwikkeling van het individu
Critical period
Kritieke periode:
Een relatief beperkte tijdsperiode in de ontwikkeling van het individu gedurende welke een specifieke vorm van leren het best kan voorkomen
Westermarck effect
Westermarck effect:
Observatie dat mensen die samen zijn opgevoed vanaf de vroege kindertijd zelden een seksuele aantrekking naar elkaar ontwikkelen