Hoofdstuk 1 - Background to the Study of Psychology Flashcards

1
Q

Psychology

A

Psychologie:

De wetenschap van gedrag en de geest

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Behavior

A

Gedrag:

Observeerbare acties van een persoon of een dier

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Mind

A

Geest:

De sensaties, percepties, herinneringen, gedachten, dromen, motieven, emoties en andere subjectieve ervaringen van een individu

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Science

A

Wetenschap:

alle pogingen om vragen te beantwoorden door de systematische verzameling en de logische analyse van objectieve observeerbare data

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Dualism

A

Dualisme:

De overtuiging dat elk menselijk wezen bestaat uit twee te onderscheiden maar intiem samengevoegde entiteiten, een materieel lichaam en een immateriële ziel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Materialism

A

Materialisme:

Al het menselijk gedrag kan worden begrepen in termen van fysieke processen in het lichaam, speciaal in de hersenen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Empiricism

A

Empirisme:

Menselijke kennis en gedachten komen uiteindelijk voort uit zintuigelijke ervaringen (zicht, horen, voelen etc)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Association by contiguity

A

Associatie door contiguiteit:

Idee van Aristoteles dat als een persoon twee gebeurtenissen in de omgeving tegelijkertijd of direct achter elkaar (aaneengesloten (contiguously)) plaatsvinden, worden deze twee gebeurtenissen aan elkaar gebonden (geassocieerd) in het geheugen, zodat de gedachte aan de ene gebeurtenis, in de toekomst, de neiging heeft de gedachte aan de andere uit te lokken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Nativism

A

Nativisme:

Het idee dat de meeste basisvormen van menselijke kennis en de basis operationele kenmerken van de geest zijn aangeboren en dat zij niet uit ervaring geleerd hoeven te worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Level of analysis

A

Niveau’s van analyse:

Het niveau of type causaal proces dat wordt bestudeert.
In de psychologie kan het gedrag of de mentale beleving van een persoon op de volgende niveau’s worden bestudeert:

  • Neuraal (hersenen als oorzaak)
  • Fysiologisch (interne chemische functies, zoals hormonen als oorzaak)
  • Genetisch (genen als oorzaak)
  • Evolutionair (natuurlijke selectie als oorzaak)
  • Leren (eerdere ervaringen met de omgeving als oorzaak)
  • Cognitief (kennis of overtuigingen als oorzaak)
  • Sociaal (invloed van andere mensen als oorzaak)
  • Cultureel (cultuur waarin men zich ontwikkelt als oorzaak)
  • Ontwikkeling (leeftijd gerelateerde veranderingen als oorzaak)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Behavioral neuroscience

A

Gedragsneurowetenschappen:

Wetenschap die onderzoekt hoe het zenuwstelsel een specifiek gedrag of beleving produceert

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Biopsychology

A

Biopsychologie:

Studie naar de manieren dat hormonen en medicijnen werken op de hersenen om gedrag en ervaringen te veranderen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Behavioral genetics

A

Gedragsgenetica:

Het verklaren van psychologische verschillen in termen van verschillen in genen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Evolutionary psychology

A

Evolutionaire psychologie:

Het verklaren van universele menselijke karaktereigenschappen door middel van het bestuderen hoe zij zijn voortgekomen in de loop van de evolutie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Learning psychology

A

Psychologie van het leren of gedragspsychologie:

Het verklaren van gedrag door te bestuderen hoe gedrag beïnvloed wordt door eedere ervaringen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Cognitive psychology

A

Cognitieve psychologie:

Het verklaren van gedrag door het te relateren aan de cognities (items van mentale informatie) die onderliggend zijn aan die actie of ervaring

17
Q

Social psychology

A

Sociale psychologie:

Het verklaren van gedrag en mentale ervaringen door te identificeren hoe zij worden beïnvloed door andere personen

18
Q

Cultural psychology

A

Culturele psychologie:

Het verklaren van gedrag en mentale ervaringen in termen van iemands culturele achtergrond

19
Q

Developmental psychology

A

Ontwikkelingspsychologie:

Het documenteren en beschrijven van typische leeftijdsverschillen in hoe mensen voelen, denken en handelen