Hoofdstuk 5 - Mechanisms of Motivation and Emotion

Question 1

Motivation

Answer 1

Motivatie:

De gehele constellatie aan factoren, soms binnen het organisme en soms erbuiten, dat veroorzaakt dat een individu zich gedraagt op een bepaalde manier op een bepaalde tijd

Question 2

Motivational state / drive

Answer 2

Motivationele toestanden / drive:

Een interne conditie die een individu oriënteert op een specifieke categorie doelen en die in de loop van de tijd op een omkeerbare manier kan veranderen (de drive kan toenemen en vervolgens afnemen)

Question 3

Homeostasis

Answer 3

Homeostase:

De standvastigheid van interne omstandigheden die het lichaam actief moet handhaven

Question 4

Regulatory drive

Answer 4

Regulerende drive:

Een drive die helpt homeostase te behouden, zoals honger

Question 5

Nonregulatory drive

Answer 5

Niet-regulerende drive:

Een drive die een ander doel dient, zoals seks

Question 6

Central-state theory of drives

Answer 6

Centrale toestand theorie van drives:

Verschillende drives corresponderen met neurale activiteit in verschillendsets van neuronen in de hersenen

Question 7

Central drive system

Answer 7

Centraal drive systeem:

Een set aan neuronen waarin activiteit een drive vormt

Question 8

Medial forebrain bundle

Answer 8

Mediale voorhersenen bundel:

Een traktaat in de hersenen waarvoor het hardst en het langst gewerkt zal worden om te stimuleren

Question 9

Nucleus accumbens

Answer 9

Nucleus accumbens:

Een nucleus (centrum van neurale cel lichamen) in de basale ganglia dat een cruciaal deel is van het beloningsmechanisme van de hersenen

Question 10

Dopamine

Answer 10

Dopamine:

Neurotransmitter die uitgescheiden wordt door o.a. de mediale voorhersen bundel. Het is, naast vele andere dingen, cruciaal voor de “willen” component van beloning

Question 11

Endorfine

Answer 11

Endorfine:

Chemicaliën die in het lichaam geproduceerd worden en handelen als morfine in remmen van pijn

Question 12

Leptin

Answer 12

Leptine:

Een hormoon geproduceerd door vetcellen die handelen in de hersenen om honger te remmen en lichaamsgewicht te reguleren

Question 13

Sensory-specific satiety

Answer 13

Zintuig specifiek verzadiging:

Het fenomeen waardoor een persoon of dier die verzadigd is op 1 soort eten, nog steeds trek heeft voor ander eten dat een verschillende smaak heeft

Question 14

REM sleep

Answer 14

REM-slaap:

Het terugkerende stadium in de slaap waarop het EEG lijkt op dat van een wakker persoon, snelle oogbewegingen optreden, de grote spieren van het lichaam het meest ontspannen zijn en echte dromen het meest waarschijnlijk optreden

Question 15

non-REM sleep

Answer 15

non REM-slaap:

Stadia 2, 3 en 4 van slaap, gekarakteriseerd door het optreden van langzame (delta) golven op de EEG en het gebrek aan snelle oogbewegingen

Question 16

Circadian rhythm

Answer 16

Circadiaans ritme:

Herhaalde biologische wijziging die doorgaat en dicht bij een 24-uurs cyclus komt zonder aanwezigheid van externe signalen

Question 17

Suprachiasmatic nucleus

Answer 17

Suprachiasmatische kern:

Nucleus / kern (cluster van neuronen) in de hypothalamus in de hersenen die het circadiaans ritme van slaap en opwinding bestuurt

Question 18

Emotion

Answer 18

Emotie:

Een subjectief gevoel dat mentaal gericht is op een bepaald object.

Question 19

Affect

Answer 19

Affect:

Een zelfstandig naamwoord dat refereert aan elke emotioneel gevoel

Question 20

Mood

Answer 20

Stemming:

Een vrij zwevend emotioneel gevoel, niet gericht op een specifiek object

Question 21

Discrete emotion theory

Answer 21

Discrete emotietheorie:

Het geloof dat basis emoties aangeboren zijn en geassocieerd worden met onderscheidende lichamelijke- en gelaatsreacties