Hoofdstuk 11 - The Development of Body, Thought and Language Flashcards
Developmental psychology
Ontwikkelingspsychologie:
De tak van de psychologie die veranderingen in de capaciteiten en gedragsstijlen van mensen naarmate ze ouder worden in kaart brengt en probeert de factoren te begrijpen die deze veranderingen veroorzaken of beïnvloeden
Zygotic (of germinal) phase
Zygotische (of kiem-) fase:
Ontwikkelingsfase bij mensen die ongeveer twee weken duurt, welke start wanneer een ei is bevrucht en eindigt wanneer de zygoot zich nestelt in de wand van de baarmoeder
Embryonic phase
Embryonale fase
Ontwikkelingsperiode bij mensen die zich uitstrekt van de derde tot ongeveer de achtste week na bevruchting, gedurende welke alle belangrijke organen zich ontwikkelen
Fetal phase
Foetale fase:
Ontwikkelingsperiode bij mensen die zich uitstrekt van ongeveer 9 weken na bevruchting tot de geboorte, welke gewoonlijk bij mensen ongeveer 38 weken na bevruchting plaatsvindt
Teratogens
Teratogenen:
Externe middelen, zoals medicijnen en straling, die schadelijke effecten kan hebben op de ontwikkeling van een embryo of foetus
Puberty
Puberteit:
Periode in het leven waarin kinderen volwassen lengte en fysieke karakteristieken bereiken, inclusief seksuele volwassenheid
Shared attention
Gedeelde aandacht:
Twee individuen die allebei aandacht schenken aan hetzelfde ding of gebeurtenis en die ervaring delen
Social referencing
Sociaal verwijzen:
Het proces waarbij kinderen de non-verbale emotionele uitdrukking van een verzorger gebruiken als signalen om hun eigen gedrag te sturen
Object permanence
Object permanentie:
Het principe dat objecten doorgaan te bestaan wanneer zij buiten zicht zijn
Schemes
Schema’s:
Term van Piaget voor de mentale entiteiten die voorzien in de basis voor gedachte en die veranderen op een stadiumachtige manier door ontwikkeling
Assimilation
Assimilatie:
Het proces waardoor ervaringen worden opgenomen in de geest of, meer specifiek, in mentale schema’s
Accomodation
Accommodatie:
De verandering die optreedt in een bestaand mentaal schema of set van schema’s als een resultaat van de opname van der ervaring van een nieuwe gebeurtenis of object
Operations
Operaties:
Term voor een omkeerbare actie die of in het echt of mentaal kan worden uitgevoerd op een object of een set aan objecten
Sensorimotor schemes
Sensorimotor schema’s
(geboorte tot 2 jaar) het type van mentale structuur dat het voor een kind mogelijk maakt te handelen op objecten die onmiddellijk aanwezig zijn maar geen gedachte toestaat over objecten die afwezig zijn
Preoperational schemes
Pre-operationele schema’s:
(2 tot 7 jaar) mentale structuren die het kind toestaan objecten en gebeurtenissen die afwezig zijn te symboliseren, maar staan het kind niet toe te denken over de operaties die op de objecten kunnen worden uitgevoerd
Representational insight
Representatief inzicht:
De kennis dat een entiteit kan staan voor iets anders dan zichzelf
Concrete-operational schemes
Concrete-operationele schema’s
(7 tot 11 jaar) het type van mentale structuur dat het voor het kind mogelijk maakt logisch te denken over omkeerbare acties (operaties) maar alleen wanner toegepast op objecten waarmee het kind directe (concrete) ervaring heeft
Centration
Centratie:
De neiging van pre-operationele kinderen om aandacht te besteden aan één aspect van een situatie met uitsluiting van anderen
Decentration
Decentratie:
Het vermogen van concreet operationele kinderen om meerdere aspecten van een stimulus of een situatie te beschouwen
Egocentricity
Egocentriciteit:
De neiging om objecten en gebeurtenissen vanuit iemands eigen perspectief te interpreteren
Formal-operational schemes
Formeel-operationele schema’s:
(11 tot 16 jaar) het type mentale structuur dat een persoon toestaat om te redeneren over abstracte concepten en hypothetische ideeën
Tools for intellectual adaptation
Gereedschappen van intellectuele adaptatie:
Term van Vygotsky voor gereedschappen die een cultuur verstrekt voor denken en oplossen van problemen
Zone of proximal development
Zone van naaste (proximale) ontwikkeling:
Het aanbod of de reeks activiteiten dat een kind in samenwerking met meer competente anderen kan doen, maar nog niet alleen kan doen
Scaffolding
Stellingen:
Een expert, wanneer een beginner geïnstrueerd wordt, die voorwaardelijk antwoord op de reacties van de beginner in een leersituatie, zodat de beginner geleidelijk zijn of haar begrip van een probleem vergroot