Hoofdstuk 12 - Social Development Flashcards

1
Q

Attachment

A

Hechting:

De langdurige emotionele banden die kinderen ontwikkelen naar hun belangrijkste verzorgers. Breder, de langdurige emotionele banden die elk individu ontwikkelt naar een ander individu of object

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Strange-situation test

A

Vreemde-situatietest:

Een test van een kind zijn hechting aan een specifiek bekend persoon, waarin het gedrag van het kind wordt geobserveerd in een onbekende kamer terwijl de bekende persoon en een vreemde in en uit de kamer bewegen op een vooraf geplande manier

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Secure attachment

A

Veilige gehechtheid:

Optimaal type van gehechtheid waarin kinderen vertrouwen tonen wanneer verzorgers aanwezig zijn, lichte angst vertonen wanneer zij tijdelijk alleen gelaten worden, en snel contact herstellen met de verzorgers wanneer deze terugkomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Insecure-resistant attachment

A

Onveilig-resistent gehechtheid:

Een stijl van hechting waarin kinderen heel dicht bij hun verzorgers blijvenen niet neigen veel te ontdekken. Zij worden angstig wanneer hun verzorgers hen tijdelijk verlaten, maar vertonen boosheid en aanvankelijke afwijzing van contact wanneer zij terugkeren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Insecure-avoidant attachment

A

Onveilig-vermijdend gehechtheid –> een stijl van hechting waarin kinderen weinig angst laten zien wanneer een verzorger tijdelijk vertrekt, contact vermijden wanneer zij terugkeren en meestal geen behoedzaamheid voor vreemden laten zien

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Disorganized/disorientated attachment

A

Gedesorganiseerd/gedesoriënteerd gehechtheid:

Hechtingsstijl waarin kinderen op inconsistente manieren ernaar zoeken om dichtbij hun verzorger te zijn, zij laten vaak patronen van veilige, vermijdend en/of resistente gehechtheid tegelijkertijd zien

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Overimitation

A

Overimitatie:

Alle acties van een model kopiëren, zelfs de acties die niet relevant zijn om een doel te bereiken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Parenting styles

A

Opvoedstijlen:

De algemene manieren waarop ouders omgaan met hun kinderen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Gender identity

A

Genderidentiteit:

Het subjectieve gevoel van een persoon van het zijn van een man of vrouw

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Emerging adulthood

A

Jongvolwassenheid:

Periode van transitie van adolescentie naar jong volwassene

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly