Hoofdstuk 8 Flashcards
Bivariate correlatie
Dit is een associatie/correlatie die precies twee variabele bevat.
De twee kwaliteiten van r
- Richting: Positief, negatief of nul.
- Sterkte
Wanneer is er een correlatie te zien bij een staafdiagram (vaak bij categorische variabele)?
Als de staven niet even groot zijn, maar juist verschillen in hoogte (grootte).
Effect size
De sterkte van de relatie tussen twee of meer variabele. Hoe dichterbij r bij de 1 is, hoe sterker de effect size is.
Statistisch significant correlatie
Het is onwaarschijnlijk dat de correlatie uit een populatie komt waarin de correlatie nul is. Dit is als de 95% CI (confidence interval) geen nul bevat.
Statistisch significant correlatie
Het is onwaarschijnlijk dat de correlatie uit een populatie komt waarin de correlatie nul is. Dit is als de 95% CI (confidence interval) geen nul bevat.
Restriction of range (beperking van bereik)
In een correlatieonderzoek, als er geen volledige reeks scores is op een van de variabelen in de associatie, kan de correlatie kleiner lijken dan deze in werkelijkheid is. Bijvoorbeeld als je vanaf een bepaalde score de resultaten laat zien ipv alle scores.
Curvilinear associatie
Wanneer een correlatie geen rechte lijn is, maar eerst positief dan negatief en dan weer positief (als een U/parabool). r kan deze associatie niet goed beschrijven.
De drie causale criteria
- Coviariance of cause and effect (correlatie?)
- Temperal precedence (directionalitiet probleem: oorzaak voor gevolg)
- Interne validiteit (Geen derde variabele)
De drie causale criteria
- Coviariance of cause and effect (correlatie?)
- Temperal precedence (directionalitiet probleem: oorzaak voor gevolg)
- Interne validiteit (Geen derde variabele)
Spurious association (valse associatie)
Er is wel een bivariate correlatie, maar alleen door de derde variabele.
Moderator
Een variabele die, afhankelijk van het niveau, de relatie verandert tussen twee andere variabelen.
P-waarde
Kans om de correlatie in de steekproef te observeren als de correlatie in de populatie 0 is. P < .05 om statistisch significant te zijn.
Sampling error
Het trekken van een steekproef kan tot een andere conclusie leiden dan bij de gehele populatie.
Nulhypothese
De veronderstelling dat er geen verschil is, geen relatie of geen effect in de populatie.