Hoofdstuk 10 Flashcards
Onafhankelijke variabele
De gemanipuleerde variabele, de onderzoeker verdeelt de proefpersonen over de verschillende condities van deze variabele. Dus bijvoorbeeld onafhankelijke variabele is cafeïne, condities zijn wel koffie en geen koffie.
Afhankelijke variabele
De gemeten variabele, hoe de deelnemers reageren op deze variabele is afhankelijk van de onafhankelijke variabele. Dus bijvoorbeeld de afhankelijk variabele is moeheid (onafhankelijke: cafeïne).
Controle variabele
Elke variabele die een onderzoeker expres constant houdt, dus bijvoorbeeld in beide condities zitten ze in dezelfde ruimte.
Verschil vergelijkingsgroep en controlegroep
De controlegroep is een neutrale conditie, deze groep krijgt geen behandeling. Zowel de controle als de vergelijksgroep wordt vergeleken met de behandelings (treatment) groep. De vergelijkingsgroep kan wel een “behandeling” krijgen. Bijvoorbeeld er zijn twee condities: koffie met suiker en koffie met een zoetje. Er moet wel altijd een vergelijkingsgroep zijn, maar niet altijd een controlegroep.
Design confound
Wanneer de onderzoeker een fout maakt in het design. Een tweede variabele varieert systematisch met de beoogde onafhankelijke variabele en kan mogelijk verschillen op de afhankelijke variabele verklaren. Bijvoorbeeld als de onderzoeker tegen de ene groep vrolijker doet dan tegen de andere.
Selectie effecten
Een confound die optreedt wanneer de typen proefpersonen uit de ene conditie systematisch verschilt met die van de andere conditie. Grote kans op selectie effecten als ze de onafhankelijke variabele zelf mogen kiezen.
Matched groups (matching)
De deelnemers die vergelijkbaar zijn met elkaar worden opgedeeld in tweetallen, elke tweetal wordt random gesplits over de twee condities.
Independent-groups design (between-subjects design)
Losse groepen van proefpersonen worden opgedeeld in verschillende niveau’s van de onafhankelijke variabelen. Dus als er twee levels van onafhankelijke variabele zijn worden de proefpersonen in twee groepen verdeeld.
Withing-groups design
Elke proefpersoon gaat door alle niveau’s van de onafhankelijke variabele.
Posttest-only design (equivalent groups)
Dit is een van de makkelijkste independent-groups experimenteel design. Namelijk de deelnemers worden random toegewezen aan een onafhankelijke variabele groep en worden op de afhankelijke variabele één keer getest.
Pretest/posttest design (equivalent groups)
Deelnemers worden random toegewezen aan een onafhankelijke variabele en worden twee keer getest op de afhankelijke variabele, zowel voor als na de blootstelling op de onafhankelijke variabele.
Repeated measures design
Een type van within-groups design waarin deelnemers meer dan één keer worden gemeten op de afhankelijke variabele, na blootstelling van elk niveau van de onafhankelijke variabele.
Concurrent-measures design
Wanneer een proefpersoon aan de twee condities tegelijk worden blootgesteld. Bijvoorbeeld experiment van Harlow: de aap werd zowel blootgesteld aan de pop met eten en de pop met vacht.
Order effect
Bij een within-groups design wordt de proefpersoon eerst aan de ene conditie blootgesteld en dan aan de andere. Zo kan de eerste conditie invloed hebben op de tweede conditie.
Practice effects (fatigue effects)
Een lange reeks kan zorgen dat de deelnemer beter wordt met de taak of dat degene verveeld raakt.