Hoofdstuk 6 Flashcards
Survey en poll
Een methode om vragen aan mensen online te stelen, in persoonlijke interviews of in geschreven vragenlijsten.
Open vragen
De deelnemer kan antwoorden in elke manier dat ze wil, deze antwoorden moeten worden gecodeerd en gecategoriseerd. Dit is moelijk en kost veel tijd.
Forced-choice vragen
Hierbij moeten deelnemers uit twee of meer opties kiezen, dit wordt vaak gebruikt in politieke polls en persoonlijkheid. ja/nee vragen zijn ook forced-choice.
Likert scale
Een beoordelingsschaal om de mate van overeenstemming aan te geven. Bijvoorbeeld 1 = strongly disagree 2= disagree 3= neutral 4 = agree 5 = strongly agree.
Semantic differential format
Dit is bijna hetzelfde als een likert scale alleen hier staan er in plaat van agree/disagree bijvoeglijknaamwoorden bij de cijfers.
Leading questions (suggestieve vragen)
De manier waarop de vraag is gesteld leidt tot een bepaalde antwoord.
double-barreled question (dubbelzinnige vragen)
Twee vragen in een: leidt tot lage contruct validiteit.
Negatief geformuleerde vragen
Door een negatieve formulering kan er verwarring optreden waardoor de construct validiteit om laag gaat.
Response sets (non-differentiation)
Een type shortcut die mensen maken bij het antwoorden van vragenlijsten, zoals acquiescence en fence sitting.
Aquiescence
Wanneer mensen in plaats van goed na te denken, altijd agree of strongly agree invullen. Op te lossen met reverse-worded items.
Fence sitting
Wanneer mensen altijd antwoorden in het midden van de schaal (neutraal of ik weet het niet). Oplossing is deze optie wegnemen of forced choice vragen.
Faking good
Sociaal wenselijk reageren, beter voordoen dan dat je eigenlijk bent. (faking bad is omgekeerde). Oplossing: vragenlijst anoniem maken, probleem: mensen nemen vragenlijst dan vaak minder serieus.
Observationeel onderzoek
Mensen of dieren bekijken en systematisch opnemen hoe ze zich gedragen of wat ze doen. Goede construct validiteit is belangrijk.
Drie problemen voor construct validiteit bij observationeel onderzoek
- Observer bias
- Observer effects
- Reactivity
Observer bias
Wanneer de verwachtingen van de observator de interpretatie van het gedrag van de deelnemers of de uitkomsten beïnvloedt. (Vaak volgens de hypothese)
Observer effects
Wanneer het gedrag van de deelnemers veranderd om aan de verwachtingen van de observator te doen.
Reactivity
Verandering in het gedrag van deelnemers als ze weten dat ze worden bekeken.
Masked design (blind onderzoek)
Blind design, de observator weet niet wat het doel van de studie is en weet niet wat de condities waarin de deelnemers zijn toegewezen zijn.
Oplossing reactivity
- Blend in (onopvallende observatie, bijv. one-way spiegel)
- Wait it out (Wacht tot proefpersonen gewend zijn)
- Indirecte observaties (Meet gevolg van gedrag, niet gedrag zelf.)
Codebooks
Dit is om observer bias en effects te vermijden. Dit zijn precieze statements hoe de variabelen zijn geoperationaliseerd en hoe duidelijke en preciezer, hoe groter de validiteit is.
Naturalistische observatie
Observeer het natuurlijk, spontane gedrag van proefpersonen in een natuurlijke omgeving.
Voordelen en andelen naturalistische observatie
Voordelen: Hoge ecologische validiteit en rijke informatie die kan leiden tot nieuwe onderzoeks ideeën.
Nadelen: Moeilijk te generaliseren naar andere settingen en ongecontroleerd waardoor moeilijk te herhalen.
Participerende observatie
De onderzoeker/observator wordt onderdeel van de situatie/cultuur/groep. (covert = verborgen, undercover observatie)
Voordelen en nadelen Participerende observatie
Voordelen: hoge ecologische validiteit en nog rijkere informatie (dan naturalistisch) die kan leiden tot nieuwe onderzoeksideeën.
Nadelen: observaties niet meteen kunnen opschrijven en subjectief want je raakt te veel betrokken.