Hoofdstuk 7 - Antigen, triggers of adaptive immunity Flashcards

1
Q

Wat zijn triggers van de immuniteit?

A

Antigenen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat gebeurt er met moleculen van invaderende micro-organismen?

A

Deze worden vastgepakt, geprocest en gepresenteerd aan cellen van immuunsysteem. Dit is antigeen presentatie en gebeurt door cellen die oppervlakte receptoren hebben.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is een antigen?

A

Een molecule die een immuunrespons in het lichaam kan induceren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat weet je over de term immunogeen?

A

Sommige van de antigenen zijn meer of minder immunogeen, dat gaat over de sterkte van de immuunrespons. Bv suikers zijn minder immunogeen dan eiwitten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat zijn de 4 eigenschappen voor een goed antigen?

A
  1. Grootte : Het antigen moet voldoende groot zijn. Het antigen moet gecapteerd en geprocesst worden door antigeen presenterende cellen. dit gaat moeilijk voor kleine stukjes.
    Hoe groter het eiwit, hoe meer immunogeen, des te beter het antigen is voor het lichaam.
  2. Stabiliteit : Eiwit wat niet stabiel is, is geen goed antigen. Daar krijgt het immuunsysteem geen grip op.
  3. Mate van vreemdheid : Dus hoe sterk verschillend is het eiwit van het pathogeen in vergelijking met het eiwit van het lichaam.
    Hoe vreemder des te beter. Anders is de kans ook aanwezig dat een eiwit gaat reageren tegen iets van het eigen lichaam.
  4. Complexiteit : Microbiele nucleinezuren zijn zodanig verschillend dat dat maakt dat de vreemdheid (t.o.v het lichaam zeer sterk is)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat gebeurt er met cellen van het immuunsysteem die wel reageren tegen ons eigen lichaam?

A

Die worden normaal gesproken tijdens de ontwikkeling van het immuunsysteem afgebroken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is een epitoop?

A

We beschouwen het antigen als een stukje eiwit. De immuunrespons is maar gemaakt tegen een klein stukje van het eiwit. De kleine plaatsen waar de immuunrespons daadwerkelijk tegen gericht is noemen we epitopen. Hoe groter de molecule des te meer epitopen.

De immuunrespons is altijd gericht tegen een mengsel van epitopen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is een antigene determinant?

A

Dit is het zelfde als een epitoop.

We beschouwen het antigen als een stukje eiwit. De immuunrespons is maar gemaakt tegen een klein stukje van het eiwit. De kleine plaatsen waar de immuunrespons daadwerkelijk tegen gericht is noemen we epitopen. Hoe groter de molecule des te meer epitopen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Verklaar de term immunodominant

A

Sommige epitopen zijn meer immunogeen dan andere.

Virussen bv bevatten sterke immunodominante epitopen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Stel een antigeen is zeer klein, hoe kan dit dan wel een immuunrespons geven?

A

Als ze te klein zijn om gecapteerd te worden dan kunnen ze wel gekoppeld worden aan een carrier eiwit. Zo wordt het een grotere stabielere molecule en kan het wel geprocesst worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is hapten?

A

Dit is een kleine molecule die niet immunogeen is maar die toch een epitoop wordt als het gebonden is aan een carrier. De carrier zorgt dan voor het capteren en presentatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly