Hoofdstuk 14 - Helper T-cells and their response to antigens Flashcards

1
Q

Met wat bindt een antigeen de t-cel?

A

Ter hoogte van de t-celreceptor.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is het gevolg van de binding van een antigeen aan de t-celreceptor?

A

In de juiste omstandigheden zal dit ervoor zorgen dat er een cel-gemedieerde of antistof gemedieerde respons komt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zijn de juiste omstandigheden bij een binding van een antigeen aan een t-celreceptor?

A

Presentatie moet gebeuren aan MHC en er moet co-stimulatie plaats vinden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Onder de lymfocyten zien we een aantal populaties van cellen die antigen bindende receptoren hebben. Welke zijn dat?

A
  • T-helpercel
  • Cytotoxische t-cel (=effector t-cel)
  • Regulatoire t-cel
  • B-cellen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is een andere naam voor een cytologische t-cel?

A

Een effector t-cel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Noem 5 belangrijke karakteristieken van t-cellen die bepalen hoe immuniteit werkt

A
  1. De t-celreceptor wordt random gemaakt. Dus de bindingsplaats van de t-celreceptor waar vreemde antigenen kunnen binden wordt willekeurig gemaakt.
    In principe zouden we hierdoor alle antigenen kunnen binden.
    Doordat dieren een lange levenscyclus hebben zijn ze beperkt in hun adaptieve mogelijkheden, dit is in het nadeel van pathogenen. De variatie in dit verhaal compenseert voor het nadeel van een lange levenscyclus.
  2. Iedere t-cel heeft single receptor specificiteit. Iedere t-cel die receptor tot uiting brengt kan maar 1 iets herkennen. Een t-cel kan dus niet meerdere antigenen herkennen.
  3. Alle t-cellen in het lichaam geven een enorm divers repertoire. Als er een vreemd antigen het lichaam in komt dan is er altijd wel ergens een t-cel die ermee kan reageren.
    Lymfoide organen vergroten de kans dat ze elkaar tegen komen.
  4. T-cel receptoren kunnen geen vrij antigen herkennen, in tegenstelling tot de b-cel receptor.
    Het kan alleen herkennen wanneer een antigeen gepresenteerd is door middel van MHC.
  5. Sommige receptoren binden zwak, andere binden sterk met het antigen. De affiniteit kan sterk variëren.
    Een zwakke binding zal niet noodzakelijk leiden tot voldoende signaal om de t-cel te activeren.
    De binding moet voldoende sterk zijn zodat de binding lang genoeg kan duren om het signaal te geven.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Kan een t-cel meerdere antigenen herkennen?

A

Nee

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Kan een t-cel receptor een vrij antigen herkennen?

A

Nee, deze kan alleen een antigeen herkennen als het gepresenteerd is in de juiste context. Dus enkel wanneer er een complex is tussen het antigen en de MHC-molecule.
Een b-cel receptor kan wel een vrij antigeen herkennen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Welke moleculen zijn cruciaal voor t-cel immuniteit?

A

MHC-moleculen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat gebeurt er bij t-cel activatie?

A

Dat wilt zeggen dat die geactiveerd wordt, andere receptoren tot expressie brengen en begint te delen.
We krijgen op die manier heel veel t-cellen met dezelfde specificiteit voor hetzelfde antigen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Geef uitleg over de constante en variabele domeinen bij de immunoglobulines

A

Bv in de t-celreceptor hebben we een constant domein, de t-celreceptor is wel uniek maar dat komt door het variabele domein. Het variabele domein bepaald de antigen binding.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat weet je over de t-celreceptor? (bv hoe ziet het eruit? e.d.)

A

Een t-celreceptor is een dineer van twee ketens die verbonden zijn door een dissulfide brug. Die 2 ketens vormen samen het antigen bindende domein. Rond de t-celreceptor zitten dan andere eiwitten die het signaal doorgeven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Welke soorten van t-celreceptoren kennen we?

A

We kennen twee types van 2 t-celreceptoren :

  • Alfa/beta : deze is het meest voorkomend en bij niet-herkauwers.
  • Gamma/delta : Aanwezig bij varkens, kalveren en lammeren.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Welk type van t-celreceptor zien we het meest?

A

De alfa/beta ketens. Waarom dit zo is, is nog niet geheel duidelijk.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

We hebben t-celreceptor CD4 en CD8, wat is het verschil daartussen?

A

Ze hebben gelijkaardige receptoren maar ze hebben andere functies.
CD4 gaat over t-helpercellen en regulatoire cellen. CD4 bindt met MHCII. Dus met exogene antigenen.

CD8 gaat over cytotoxische t-cellen en herkennen endogene antigenen. Deze bindt dus specifiek met MHCI.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat herkennen cytotoxische t-cellen?

A

Endogene antigenen die worden gepresenteerd via MHCI. CD8 bindt dus met MHCI

17
Q

Vertel alles over de structuur van de t-celreceptor

A

We hebben 4 domeinen, die vormen een groeve waarin de peptide gebonden kan worden.
We hebben een tweede domein waar geen variatie in aanwezig is, dat is het constante doen.
We hebben ook een transmembraan domein, dit is zeer kort en heeft weinig functie. Dient als membraan anker. Verder hebben we een c-terminaal domein, dit is zeer kort en heeft meestal weinig signaalfunctie.
Er is een dissulfide brug, dit is een covalente binding die zeer stabiel is.

De buitenkant van de variabele domeinen is niet zo varabiel, de binnenkant die in contact komt met het antigen wel. Dit is het stuk met de grootste variabiliteit en we noemen dat de hypervariabele of complementarity determining region. (CDR)

18
Q

Voor wat staat CDR?

A

Complementarity determining region, dit is het meest variabele deel van het variabele domein van de t-celreceptor.

19
Q

Hoe noemen we het complex wat rondom de t-celreceptor zit?

A

Het CD3 complex, dit is een complex wat bestaat uit verschillende subunits.

20
Q

Leg uit hoe het CD3-complex in elkaar zit

A

Aan de alfa keten hebben we een delta epsilon, aan de beta hebben we de delta epsilon. Ze zijn verbonden met elkaar door middel van dissulfide bruggen, de binding met de t-celreceptor zelf is niet covalent.
Die binding vindt pas plaats als er clustering is. 1 t-celreceptor die bindt bindt met 1 antigen, dan zal er niets gebeuren. We hebben verschillende antigenen nodig die gepresenteerd worden via MHC, we krijgen dan clustering in microdomeinen en dan ageren de domeinen daarrond.

21
Q

Wat weet je over CD4 en CD8?

A

CD4 is een enkele keten van ongeveer 55 kilodalton (kDA), en CD8 is een dineer en is iets groter, bestaat dus uit twee ketens die met een dissulfide brug met elkaar verbonden zijn.

CD8 bindt met MHCI, dit zijn endogene antigenen bv virussen. Virussen worden uitgeschakeld door middel van cytotoxische t-cellen.

CD4 bindt met MHCII, dit zorgt voor de vorming van t-helpercellen. Die gaan exogene antigenen herkennen.

22
Q

Wat is de functie van CD4 en CD8?

A

Ze gaan de signalisatie van de t-celreceptor die bindt met MHC 100 keer versterken.
Op die manier wordt de interactie gestabiliseerd.

In de praktijk komt het er op neer dat als je geen CD4 of CD8 zou hebben, dat je dan zo goed als geen of een zeer zwakke immuunrespons zal hebben.

23
Q

Wat is voor een t-celreceptor die bv gebonden is met MHC naast CD3 en CD8 nog meer belangrijk?

A

Dat er additionele signalen, adhesie moleculen en cytokines tot expressie komen, die gaan clusteren en ervoor zorgen dat de binding nog langer gaat duren.

24
Q

Vertel alles wat je weet over co-stimulatorische receptoren

A

De t-celreceptor bindt met MHCII.

De antigen presenterende cel brengt initieel geen CD80 of CD86 tot expressie.
48 tot 72 na de binding nadat de t-cel CD154 bindt met CD40 gaat de antigeen presenterende cel CD80/86 tot expressie brengen.
Deze kan zowel binden met CD28 als CD152.

Als CD152 gaat binden met CD80/86, die binding heeft een hogere affiniteit dan dat CD28 dat doet. Bijgevolg zal de binding tussen CD28 en CD80/86 activerend werken en de binding tussen CD152 en CD80/86 inactiverend werken.

Wanneer brengt de t-cel CD152 tot expressie? Wanneer er iets fout is gelopen. Bv bij t-cel activatie door antigeenpresenterende cellen die onvoldoende getriggerd zijn door PAMP’s en DAMP’s.