Hoofdstuk 4 - Neutrophils and phagocytes Flashcards

1
Q

Welke cellen zijn de belangrijkste cellen van het innate immuunsysteem?

A

De fagocyten, dit zijn alle cellen die kunnen fagocyteren. Dit is het opnemen van grote partikels. (Restanten van bacterien, kapotte cellen en eventueel gecomplexeerde virussen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wanneer gebeurt fagocytose beter?

A

Wanneer er antistoffen op zitten, dus wanneer het gecomplenteerd is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke cellen zijn het eerst aanwezig bij een infectie?

A

Neutrofielen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoeveel procent van alle witte bloedcellen zijn neutrofielen?

A

40-60%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hoe ziet een neutrofiel eruit?

A

Ze kunnen per species wat betreft uitzicht verschillen.
Ze zijn 10-20 micrometer in diameter en kunnen doorheen de capillairen doordringen.

De kern is ingesnoerd en ziet er wat bolachtig uit, we spreken ook wel van een polymorfonucleaire neutrofiele granulocyt.
We hebben cytoplasmatische granules.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is typisch voor het cytoplasma van de neutrofiel?

A

Dat daarin zeer veel cytoplasmatische granules in aanwezig zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat zit er in de granules die aanwezig zijn in het cytoplasma van de neutrofiel?

A

Toxische stoffen, de antmicrobiele peptiden en de mediator moleculen. Ze zitten in granules klaar om direct te kunnen reageren na een trigger.
Als de eiwitsynthese voor deze productie nog moet gebeuren als er een trigger is dan is het al te laat.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is het hemopoetisch compartiment?

A

Het beenmerg. Deze steekt 2/3e van de energie in de vorming van neutrofielen. Er moeten er zeer veel gevormd worden omdat ze veel nodig zijn en kort levend zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Waarom noemen we neutrofielen ook wel zelfmoord terroristen?

A

Omdat ze bij het vrijstellen van de toxische stoffen zichzelf ook aanvallen. Daardoor gaan ze dood. Dit is een van de redenen waardoor het beenmerg er veel tijd in stopt om deze voldoende te vormen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat kun je vertellen over de ‘levenscyclus’ van een neutrofiel?

A

Deze komen in het bloed terecht en circuleren daar. Als ze iets ‘zien’ gaan ze naar de weefsels, maar ook als ze niets zien gaan ze uiteindelijk naar de weefsels (na 12 uur).
Daar leven ze dan maar enkele dagen.

Maar 1-2% van de neutrofielen zit in het bloed, de meerderheid zit in de weefsels overal verspreid.
In de lever, longen, milt en beenmerg zien we er veel meer.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wanneer je bloedafname doet bij een dier zie je een verhoogd aantal neutrofielen in het bloed. Waarom is dat zo?

A

Een verhoogd aantal neutrofielen wijst op een bacteriële infectie.
Waarom je een verhoogd aantal krijgt is omdat er op een andere plaats sentinelcellen waren die mediatoren hebben vrijgesteld, dit zorgt voor stimulatie van het immuunsysteem en neutrofielen worden vrijgesteld uit de organen en het beenmerg zal er meer gaan maken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat weet je over de kern van de neutrofiel?

A

De kern is ingesnoerd en ziet er wat bolachtig uit, we spreken ook wel van een polymorfonucleaire neutrofiele granulocyt.

Deze is ook sterk gecondenseerd, een neutrofiel is niet meer in staat om te delen. Ze hebben ook geen sterk metabolisme.

Ze hebben een klein golgi-apparaat, want maken geen eiwitten meer. Verder hebben ze weinig mitochondriën, ribosomen en endoplasmatisch reticulum. Dit maakt dat de cel niet lang kan leven en al zeker niet kan delen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is een andere naam voor een neutrofiel?

A

Polymorfonucleaire neutrofiele granulocyt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

In wat kunnen we de granules van een neutrofiel opdelen?

A

De granules zijn gelegen in het cytosol.

We kunnen ze opdelen in primaire, secundaire/specifieke en tertiaire.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat weet je over de primaire granules?

A

Deze zijn gelegen in het cytosol van de neutrofiel.

Dit zijn enzymes die rechtstreeks inwerken op de bacterie. Ze hebben een directe invloed.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat weet je over secundaire granules en wat is de andere naam hiervoor?

A

Dit zijn granules die gelegen zijn in het cytosol van de neutrofiel.
Een andere naam hiervoor is specifieke granules.

Deze bevatten collagenase, dit maakt het weefsel zachter. Het is dus bewuste weefselschade. Waarom is dat? Omdat in sterke weefselstructuren er teveel mogelijkheden voor de bacterie zijn om zich te verschuilen, veld moet als het ware vrijgemaakt worden om de indringer te verdringen.

Lactoferine zit ook in de secundaire granules. Dit is een ijzer bindend eiwit. Vaak is er op moleculair niveau een strijd om ijzer.
Microbioom kan beter ijzer sequesteren.
Een bacteriële infectie kun je onderdrukken door ijzer zoveel mogelijk te capteren en gebonden te houden zodat het niet beschikbaar is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat weet je over lactoferine?

A

Lactoferine zit ook in de secundaire/specifieke granules van de neutrofiel. Dit is een ijzer bindend eiwit. Vaak is er op moleculair niveau een strijd om ijzer.
Microbioom kan beter ijzer sequesteren, daardoor overleven ze ook beter.
Een bacteriële infectie kun je onderdrukken door ijzer zoveel mogelijk te capteren en gebonden te houden zodat het niet beschikbaar is.

18
Q

Wat weet je over collagenase?

A

Secundaire/specifieke granules van de neutrofiel bevatten collagenase, dit maakt het weefsel zachter. Het is dus bewuste weefselschade. Waarom is dat? Omdat in sterke weefselstructuren er teveel mogelijkheden voor de bacterie zijn om zich te verschuilen, veld moet als het ware vrijgemaakt worden om de indringer te verdringen.

19
Q

Wat weet je over de aanmaak van granules van de neutrofiel?

A

Ze worden in verschillende stadia gemaakt. In de granules zitten eiwitten.

De granules die het laatst gevormd worden, worden als eerst uitgestoten.
De eerste granules die gemaakt worden zijn groter dan de laatste granules die gemaakt worden.

20
Q

Wat betekend degranuleren?

A

Het uitstoten van granules. Dit zien we terug bij neutrofielen. De granules die het laatst gevormd worden worden als eerste gedegranuleerd.

21
Q

Hoe komen neutrofielen waar ze moeten komen?

A

Ze gaan normaal mee met de bloedstroom, op een duur komen ze op een plek waar cellen kapot zijn gegaan, daar zijn er DAMP’s geproduceerd. Er wordt een cascade in gang gezet.

Endotheel van de vaten gaat veranderen, daardoor blijven neutrofielen er aan plakken, ze gaan rollen over het endotheel en uiteindelijk tot stilstand komen en doorheen het endotheel dringen.

22
Q

Wat komt er op het oppervlakte van het endotheel wanneer er neutrofielen doorheen het endotheel moeten dringen?

A

Er komt dan een selectine op het oppervlakte.
Het endotheel heeft het eiwit in de vesikel en die worden naar het oppervlakte gebracht en komen daar tot expressie.
De selectine van het endotheel is een p-selectine. Deze kan binden met de l-selectine receptor op de neutrofiel.

Dit is geen extreme binding maar zorgt er wel voor dat de neutrofiel vertraagd wordt.

23
Q

Waar kunnen we een l-selectine terug vinden?

A

Op de neutrofiel

24
Q

Waar vinden we een p-selectine terug?

A

Op het endotheel, maar pas na activatie door DAMP’s op LPS.
Het eiwit zit normaal gesproken in een vesikel en wordt bij stimulatie naar boven gebracht en komt dan daar tot expressie.

25
Q

Hoe weet een neutrofiel dat deze doorheen het endotheel moet gaan om een infectie te bestrijden?

A

Door de receptoren en de gradient.

26
Q

Wat geeft het signaal aan endotheel om p-selectine tot expressie te brengen?

A

Cytokines namelijk TNF-alfa, IL-6 en IL-1.

27
Q

Waarom is de binding tussen de neutrofiel en het endotheel in eerste instantie nog niet heel sterk?

A

Omdat dit een suiker-eiwit interactie is die gevormd wordt tussen het endotheel en de neutrofiel en typisch voor dit soort bindingen is dat deze niet heel sterk zijn. De neutrofiel wordt dus vertraagd en komt weer los. Dit gebeurt tot de plaats waar de inflammatie is, daar zal de neutrofiel dan toch echt doorheen het endotheel moeten migreren.

28
Q

Noem 2 intergrines

A

ICAM-1 en LFA-1

29
Q

Wat doen intergrines?

A

Deze zorgen voor een sterke binding tussen de neutrofiel en het endotheel, daardoor komt de neutrofiel tot stilstand en kan de neutrofiel daar doorheen het endotheel migreren.
De tight junction gaan kapot en er zijn ook proteasen aanwezig in de neutrofiel granulocyten die het weefsel kapot maken.

30
Q

Waar vinden we ICAM-1 terug?

A

Op het endotheel. Het staat voor intercellular adhesion molecule-1

31
Q

Waar vinden we LFA-1 terug?

A

Op de neutrofiel, dit staat voor leukocyte function–associated antigen

32
Q

In welke stadia kan je fagocytose opdelen?

A
  1. Activatie
  2. Chemotaxis
  3. Adherence en opsonisatie
  4. Ingestion
  5. Vernietiging
33
Q

Wat is de functie van CXCL8?

A

Het aantrekken van neutrofielen, deze speelt een rol in de chemotaxisch.

34
Q

Hoe verloopt de stap van ingestion bij een neutrofiel?

A

Door middel van lammelapodia nemen ze de bacterie op.

35
Q

Wat doen opsonisines?

A

Deze zorgen ervoor dat de lading van de bacterie geneutraliseerd wordt, anders kan het niet gefagocyteerd worden. Dit gebeurt door middel van een coating met positief geladen moleculen, dat zijn de opsonines.

36
Q

Noem voorbeelden van opsonisines

A
  • Mannose binding lectine
  • Complement
  • Antilichamen (belangrijkste)
37
Q

Hoe vindt de vernietiging van een bacterie plaats door neutrofielen?

A

Door antimicrobiele peptiden die aanwezig zijn bv de lysozymes.

Verder hebben we ook het NOX-enzyme, dit is NADPH oxidase wat gestimuleerd wordt, wat zorgt voor de vorming van H202, dus waterstofperioxide.
De fagocytose receptoren die de bacterie hebben gebonden gaan een cascade in gang zetten.

38
Q

Wat doet een neutrofiel met een bacterie die te groot is?

A

Daarbij wordt er zelfmoord gepleegd. Alle enzymes die in de granules zaten worden vrijgesteld in de omgeving. Daarbij vindt er ook neutrofiel trapping plaats. Neutrofielen die het niet meer aankunnen gaan strengen van DNA uitstoten, dit zijn als het ware vangnetten. Die vangnetten, dus de DNA strengen noemen we de NET’s. Dit staat voor neutrofiel extracellulaire trap. Op die manier kan de bacterie of parasiet worden vastgehouden en kunnen de enzymen hierop inwerken.

39
Q

Welke oppervlakte receptoren zijn er terug te vinden bij de neutrofiel?

A
  • Voor celadhesie moleculen, CD11a/CD18 die is voor de intergrine LFA-1. Dit zijn celadhesie moleculen.
  • Antilichaam receptoren, CD32. Zo vindt de fagocytose beter plaats
  • Complement receptoren, CD35. Zo vindt de fagocytose beter plaats.
40
Q

Voor wat staat CD?

A

Cluster of differentiation.