Hoofdstuk 12 - Lymfocyten Flashcards
Noem een paar algemene kenmerken van lymfocyten
Ze zijn zichtbaar als kleine ronde cellen, hebben weinig cytoplasma en een grote kern. Verder zijn ze weinig metabool actief.
De meeste circulerende lymfocyten zijn niet echt actief.
Waarom zijn de meeste circulerende lymfocyten niet echt actief?
Omdat alle b-cellen en t-cellen elk een eigen antigen specificiteit hebben, ze hebben receptoren op hun oppervlakte. Ze moeten niet actief zijn enkel maar aanwezig zijn en overleven.
Ze moeten wel actief zijn bij het herkennen van het antigen, dan moeten ze gaan prolifereren.
Wat weet je over de algemene kenmerken van NK-cellen?
Deze zijn al wat groter dan b-cellen en t-cellen en zijn van het innate immuunsysteem, ze moeten klaar zitten op te reageren en cytotoxische granules uit te stoten.
Van waar komen de lymfocyten?
Vanuit het beenmerg, we krijgen eerst een multipotentie stamcel. Hieruit ontstaat er een lymfoide en een myeolide lijn.
Uit de lymfoide lijn krijgen we een pre-t-cel, deze gaat naar de thymus maar we kunnen ook een NK-cel krijgen.
Het zelfde geld voor de b-cel maar die gaat niet naar de thymus.
Wat gebeurt er wanneer een b-cel wordt getriggerd door een antigen?
We krijgen de vorming van een plasma cel. Ze krijgen veel cytoplasma en gaan antistoffen produceren. Sommige b-cellen worden memory cellen, deze gaan naar het beenmerg en kunnen daar sneller reageren bij een volgende blootstelling aan de pathogeen.
Wat weet je over een plasmacel?
Die gaat antistoffen produceren.
Noem de verschillende lymfocyten
B-cellen, t-cellen en NK-cellen.
Waar vinden we lymfocyten?
We vinden ze overal terug. Dus ook in beenmerg, spijsverteringskanaal, bloed, lymfeknopen en andere weefsels.
Wat doe je bij een vaccin studie?
Je bestudeerd de gevolgen van een vaccinatie, doorgaans wordt enkel het bloed bekeken, daar zit maar een minimale fractie van lymfocyten in.
Wat maakt het onderscheid tussen TH1 en TH2?
Morfologisch zullen deze 2 niet te onderscheiden zijn, ze hebben verschillende functies die ze kunnen uitvoeren doordat ze verschillende oppervlakte receptoren hebben. Ze hebben ook verschillende co-receptoren (moleculen die helpen het immuunsysteem aan te sturen)
Door het patroon van oppervlakte moleculen te bekijken kunnen we een bepaald fenotype onderscheiden.
Wat doen co-receptoren?
Deze helpen mee het immuunsysteem aan te sturen.
Wat produceren b-cellen?
Immunoglobulines
Wat produceren t-cellen?
Cytokines
Wat zijn de ‘nageslacht’ cellen van de b-cel?
Plasma cellen en memory cellen
Wat zijn de ‘nageslacht’ cellen van de t-cel?
Memorycellen en effectorcellen