Hoofdstuk 7 Flashcards
Hoe kunnen verfijnde ogen zoals de onze geëvolueerd zijn uit een primitief begin?
Fotoreceptoren werden geconcentreerd op een plek onder de huid. Na ontwikkeling konden ze ook op schaduwen reageren. De huid die de oogvlekken bedekte, werd transparant, om meer licht binnen te laten. De receptoren gingen dieper zitten in met vloeistof gevulde holtes. Een van de membranen die het oog bedekte, werd dikker en vormde een lens. De lens kon later vormen en beelden op de fotoreceptoren reflecteren. Verbetering van deze organen en zenuwaanpassingen hebben ons geavanceerde visuele vermogen gecreëerd.
Hoe helpen het hoornvlies, de iris en de lens om beelden op het netvlies te vormen?
Hoornvlies (cornea): helpt het licht dat erdoor gaat te focussen. Iris: diameter van pupil veranderen, om meer of minder licht binnen te laten. Lens: helpt bij scherpstellen, verandert van vorm afhankelijk van de afstand van de scherpstelling.
Hoe zijn kegeltjes en staafjes verdeeld over het netvlies en hoe reageren ze op licht?
Kegels: meer in fovea-gebied (reflectie van gezicht vermogen voornamelijk daar), hoe verder van fovea hoe minder kegeltjes. Scherp gefocust kleurzicht bij fel licht. Staafjes: overal in netvlies, behalve in fovea-gebied. Zicht bij weinig licht.
Hoe verschillen staafzicht en kegelzicht?
Kegelzicht: overdag hoge scherpte (fine detail) en kleur waarneming. Staafzicht: gevoeligheid, details uit elkaar houden bij zwak licht of in het donker.
Wat is de chemische basis voor donkere adaptatie en lichtadaptatie? Waarom zien we vooral met
kegeltjes in fel licht en met staafjes bij weinig licht?
Rhodopsine, de fotochemicaliën van staafjes zijn gevoeliger voor licht dat die van kegeltjes. Fel licht zorgt voor afbraak van rhodospine, de staatjes worden inactief. Bij weinig licht regenereert rhodospine (in ongeveer 25 min) om staafjes weer te activeren en donker zicht mogelijk te maken. Bij kegelchemicaliën hetzelfde, maar met kleinere veranderingen.
Hoe verklaart de trichromatische theorie de wet van drie voorverkiezingen? Hoe werd de theorie
gevalideerd door de ontdekking van drie kegeltypen?
Trichomatische theorie: kleurzicht ontstaat door het combineren van de activiteit van 3 verschillende typen receptoren, elk meer gevoelig voor verschillende delen van het golflengtespectrum. Three-primaries law: 3 verschillende golflengten van licht worden gebruikt om elke kleur te matchen, als ze in de juiste verhoudingen worden gemengd
Waarom gehoorzaamt visie bij sommige mensen aan een wet van twee voorverkiezingen in
plaats van aan de wet van drie voorverkiezingen, en waarom zijn deze mensen niet goed in het plukken van kersen? Hoe verschilt het kleurenzicht van de meeste niet-primaat zoogdieren, en dat van de meeste vogels, van dat van de meeste mensen?
Een defect in het gen voor de productie van fotochemicaliën zorgt voor het ontbreken van de chemicaliën, kleurenblindheid. Moeite met onderscheiden van kleuren tussen rood en groen, daarom geen rode kersen onderscheiden tussen groene bladeren. Niet-primaat zoogdieren: meeste hebben 2 soorten kegeltjes, moeite met onderscheiden van kleuren met de bovenste golflengte. Meeste vogels hebben een vierde type fotoreceptor, waarmee ze uv-licht kunnen zien.
Hoe verklaart de opponent-proces theorie (a) de wet van complementariteit in kleurmenging en
(b) de complementariteit van nabeelden?
Als complementaire kleuren gemengd worden, worden ze bleker en dichter bij wit. Hering probeerde fysiologische structuren te verklaren die worden geremd of geëxciteerd volgens de golflengte. Complementaire kleuren veroorzaken tegengestelde effecten op deze eenheden. De receptoren raken vermoeid als ze lange tijd naar een stabiel beeld kijken, als je dan kijkt naar een neutraal oppervlak (bijv. wit papier) reageert het vermoeide paar complementaire receptoren niet meteen, waardoor je een negatief gekleurd nabeeld ziet.
Hoe is de theorie van het tegenstander-proces gevalideerd in studies naar de activiteit van
neuronen die input ontvangen van kegeltjes?
De kegeltjes voeden zich in de ganglioncellen in een patroon dat de trichromatische code vertaalt in een tegenstander-proces code. De ganglioncellen worden geremd of geëxciteerd op basis van de golflengte en complementaire kleuren.
Hoe kun je weten wat een baby ziet? Welke methoden kunnen worden gebruikt om de
gezichtsscherpte bij jonge baby’s te bepalen?
Baby’s hebben tot 6 maanden niet het volledige vermogen om hun lenzen aan te passen, met beide ogen op hetzelfde te focussen, bewegende objecten te volgen. Baby’s reageren anders op stimuli die voldoende verschillen. En ze kijken meer bij het voor het eerst zien van een stimulus. Stierenogen en damborden laten zien, om te kijken of ze verschillend reageren. Rechthoeken met zwarte lijnen of grijs gevuld, om te kijken of ze lijnen kunnen onderscheiden en daarom daar langer naar kijken.
Wat zijn ervaringsverwachtende processen en hoe verhouden ze zich tot de ontwikkeling van
visie?
Baby’s van verschillende soorten worden geboren met verwachtingen over soort stimuli die ze gaan ontvangen. Ze passen zich aan en ontwikkelen volgens de stimuli zonder onderbreking van de processen hebben ze een gezond voltooide visuele ontwikkeling. Bij onderbreking zullen er visuele beperkingen zijn.
Welke soorten stimuluskenmerken beïnvloeden de activiteit van neuronen in de primaire visuele cortex?
Kleur, vorm, contouren, hoek, beweging en relatie met de achtergrond bepalen welke neuronen geactiveerd worden.
Wat is het verschil tussen parallelle verwerking en seriële verwerking? Welke rol speelt elk van
hen in Treismans functie-integratietheorie van perceptie?
Parallelle verwerking: onderdeel van de detectie van functies. Dat gebeurt onmiddellijk en op alle stimulus. Primitieve individuele kenmerken worden. afzonderlijk opgepikt. Seriële verwerking: voor de integratie van functies. Vindt sequentieel plaats, op 1 gebied. Individueel opgepikte functies worden samengevoegd.
Hoe leveren pop-out fenomenen en fouten in het samenvoegen van functies bewijs voor de
theorie van Treisman?
Pop-out fenomenen duiden op parallelle verwerking, daarom makkelijk om 1 verschil in primaire kenmerken te vinden. Als meer objecten worden samengevoegd, duurt het langer om te vinden, dus het samenvoegen van deze functies in seriële verwerking. Als mensen korte momenten eenvoudige vormen te zien krijgen, kunnen ze alle basiscomponenten onthouden (dus parallelle verwerking kan in korte tijd). Maar ze verwarren soms welke kenmerken bij elkaar horen om een object te vormen (seriële verwerking kost meer tijd en bewuste inspanning).
Wat zijn enkele principes van groepering voorgesteld door gestaltpsychologen, en hoe helpt elk
ons vermogen om hele objecten te zien te verklaren?
Principe van nabijheid: elementen dicht bij elkaar zien we als deel van hetzelfde object, en die gescheiden zijn als verschillende objecten. Gelijkenis: elementen die op elkaar lijken als deel van hetzelfde object, en die niet op elkaar lijken als verschillende objecten. Sluiting: onze neiging om overlappende of onderbroken vormen als hele te zien en de gaten in de grenzen te negeren. Goede voortzetting: kruisende lijnen zien in plaats van elkaar rakende scherp gebogen lijnen. Gemeenschappelijke beweging: enkele elementen die met dezelfde snelheid en dezelfde richting op bewegen als delen van een groter element zien. Goede vorm: symmetrische vormen als een object zien, asymmetrische vormen als overlappende of samengevoegde objecten zien. Alle principes helpen bij het onderscheiden, analyseren, volgen en betekenis geven aan vormen en zien als betekenisvolle beelden.