Hoofdstuk 6 - Babytijd, de cognitieve ontwikkeling Flashcards

1
Q

Wat is de visie van Piaget op hoe baby’s leren?

A

Actie = kennis, ze leren niet door feiten die anderen communiceren maar door hun eigen experimenten uit te voeren over hoe dingen werken. Hun kennis is het resultaat van direct motorisch gedrag, van doen, van ervaren en van waarnemen via alle zintuigen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is adaptatie?

A

De manier waarop we reageren op en ons aanpassen aan nieuwe informatie uit de omgeving.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hoe werken assimilatie en accomodatie samen in de sensomotorische periode?

A

Een baby zal eerst kijken of het de nieuwe informatie kan passen in een bestaand schema, bijv. door een vliegende eekhoorn een vogel te noemen, dan zal als dat niet blijkt te werken, de baby het schema aanpassen (vogel met een staart) of een nieuw schema (vliegende eekhoorn).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is het sensomotorisch stadium

A

Het eerste stadium in Piagets theorie waarin het kind sterk afhankelijk is van zijn aangeboren motorische reacties op stimuli.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Welke substadia vallen onder het sensomotorische stadium?

A
  1. Eenvoudige reflexen
  2. Eerste gewoonten en primaire circulaire reacties
  3. Secundaire circulaire reacties
  4. Coordinatie van secundaire circulaire reacties
  5. Tertiare circulaire reacties
  6. Het begin van denken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is het 1e substadium van het sensomotorische stadium? Welke periode beschrijft het?

A

Eenvoudige reflexen
0-1 maand
De verschillende reflexen die bepalend zijn voor de interactie met de wereld vormen de kern van het cognitieve leven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is het tweede substadium van het sensomotorische stadium? Welke periode beschrijft het?

A

Eerste gewoonten en primaire circulaire reacties
1-4 maanden
Baby’s gaan acties die zij eerder afzonderlijk uitvoerden combineren tot geintegreerde activiteiten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is een circulaire reactie?

A

Een activiteit die de ontwikkeling van cognitieve schema’s mogelijk maakt, dankzij herhaling van een willekeurige motorische handeling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat zijn primaire circulaire reacties?

A

Schema’s die betrekking hebben op de herhaling van interessante of prettige acties, gewoon omdat ze leuk zijn om te doen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is het derde substadium van het sensomotorische stadium? Welke periode beschrijft het?

A

Secundaire circulaire reacties
4-8 maanden
Baby’s verleggen hun cognitieve horizon naar de wereld buiten zichzelf en beginnen in te spelen op hun omgeving

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is een secundaire circulaire reactie?

A

Schema’s die betrekking hebben op herhaalde acties die een gewenst resultaat opleveren (gericht op buitenwereld)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is het verschil tussen primaire en secundaire circulaire reacties?

A

Primair is gericht op de zelf (bijv. duimzuigen)
Secundair is gericht op buitenwereld (bijv. speen pakken)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is vocalisatie, wanneer vindt het plaats en waar draagt het aan bij?

A

Het ontspannen produceren van geluiden en klanken in de babytijd nog voor er sprake is van taal.
In substadium 3 - secundaire circulaire reacties - 4-8 maanden
Taalontwikkeling en vormen van sociale relaties.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is het vierde substadium van het sensomotorische stadium? Welke periode beschrijft het?

A

Coordinatie van secundaire circulaire reacties
8-12 maanden
Baby’s gaan gebeurtenissen bewuster tot stand brengen en combineren verschillende schema’s tot 1 handeling. Hier ontwikkelt zich ook objectpermanentie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is intentioneel gedrag? Wanneer ontstaat dit?

A

Gedrag waarbij verschillende schema’s gecombineerd worden to een enkele actie om een probleem op te lossen
In substadium 4 - coordinatie van secundaire circulaire reacties - 8-12 maanden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is object permanentie en wanneer ontstaat het?

A

Het besef dat mensen en objecten niet ophouden te bestaan, ook al zijn ze onzichtbaar
In substadium 4 - coordinatie van secundaire circulaire reacties - 8-12 maanden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat is het vijfde substadium van het sensomotorische stadium? Welke periode beschrijft het?

A

Tertiaire circulaire reacties
12-18 maanden
Baby’s ontwikkelen wat Piaget beschouwt als de intentionele variatie van acties die gewenste resultaten opleveren. Kinderen herhalen niet alleen prettige activiteiten maar lijken mini-experimenten uit te voeren om te ontdekken wat de gevolgen zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat is een tertiaire circulaire reactie?

A

Schema’s die betrekking hebben op de doelbewuste variatie van acties die tot gewenste resultaten leiden. (mini-experimenten)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat is het zesde substadium van het sensomotorische stadium? Welke periode beschrijft het?

A

Het begin van het denken
18-24 maanden
De belangrijkste verandering is het vermogen tot mentale representatie of symbolisch denken. Volgens Piaget kunnen baby’s vanaf dit stadium bedenken waar onzichtbare objecten zouden kunnen zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat is een mentale representatie?

A

Een innerlijke voorstelling van een gebeurtenis of object (symbolisch denken)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat is indirecte imitatie? Waar wees dit volgens Piaget bij baby’s op?

A

Het imiteren van mensen en scenes die niet meer aanwezig zijn.
Dat kinderen in staat zijn tot het vormen van innerlijke mentale representaties.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat zijn punten van kritiek op de cognitieve ontwikkelingstheorie van Piaget mbt de babytijd?

A
  1. Timing klopt niet, deze verschilt zeer per kind
  2. Het ontwikkelingsproces gaat geleidelijker dan de theorie doet vermoeden. (overgangsperioden of zelfs golven?)
  3. Onduidelijk of motorische activiteit of zintuigelijke waarneming eerst komt
  4. Piaget onderschatte de vaardigheden van baby’s, bijv. mbt objectpermanentie, maar ook mbt imitatie
  5. Er zijn geen culturele verschillen meegenomen in de theorie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wat klopt er wel aan de theorie van Piaget?

A

Hij heeft een kundige beschrijving gegeven van de grote lijnen van de sensomotorische ontwikkeling in de babytijd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Uit welke 3 processen bestaat informatieverwerking?

A

Coderen, opslaan, terughalen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Wat is coderen in de informatieverwerkings theorie?

A

Het proces van omzetten van informatie in een vorm die bruikbaar is voor het geheugen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Wat is opslaan?

A

Het bewaren van informatie in het geheugen voor toekomstig gebruik

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Wat is terughalen?

A

Het proces waarmee je materiaal in de geheugenopslag lokaliseert, naar het bewustzijn brengt en gebruikt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Wat is automatisering?

A

Het verwerkingsproces van het denken waarbij mentale verwerkingsprocressen steeds efficienter, meer automatisch verlopen en steeds minder aandacht opeisen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Wat is een concept? (in het kader van de informatieverwerkingstheorie)

A

Categorisering van objecten, gebeurtenissen of mensen die bepaalde eigenschappen gemeenschappelijk hebben

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Wat is geheugen of herinnering? Hoe weten we dat baby’s zich dingen herinneren?

A

Het proces waarmee informatie wordt opgenomen (gecodeerd) en vervolgens wordt opgeslagen en opgehaald.
Baby’s reageren anders op nieuwe stimuli dan op oude (bijv. bij proces van gewenning)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Is het geheugen van baby’s anders dan van oudere kinderen en volwassenen?

A

Nee, de processen die ten grondslag liggen aan het vasthouden en ophalen van informatie zijn gedurende het hele leven min of meer gelijk. De hoeveelheid informatie en duur van opslag verschillend wel sterk. Oudere kinderen kunnen meer sneller informatie terughalen en langer onthouden dan baby’s.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Wat is infantiele amnesie? Waar komt het mogelijk vandaan?

A

De afwezigheid van herinneringen aan ervaringen van voor het derde levensjaar.
Mogelijk met de afwezigheid van taal, maar het kan ook met het groeiproces van de hersenen te maken hebben en apoptose/pruning. Waardoor nieuwe verbindingen de oude vervangen en cellen sterven.
Onderzoek suggereert

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Wat is het explicite geheugen?

A

Geheugen met bewuste herinneringen die we doelbewust kunnen ophalen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

Wat is het impliciete geheugen?

A

Geheugen met herinneringen waarvan we ons niet bewust zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

Vanaf wanneer vormen echte expliciete herinneringen zich? Wat gebeurt er daarvoor?

A

Vanaf 2 jaar, daarvoor ontstaan alleen impliciete herinneringen, die opgeslagen worden in het cerebellum en de hersenstam. De voorloper van het expliciete geheugen huist in de hippocampus.

36
Q

Wat is intelligentie bij baby’s?

A

Dat is onduidelijk. Men focust zich met name op het vergelijken van ontwikkeling van een baby met een gemiddelde.

37
Q

Wat is een ontwikkelingsquotient?

A

Een overkoepelende ontwikkelingsscore die betrekking heeft op de prestaties op 4 vlakken: motorische vaardigheden, taalgebruik, aanpassingsgedrag, en persoonlijke en sociale vaardigheden

38
Q

Noem een voorbeeld van een meetmethode voor ontwikkeling van baby’s

A

Bailey Scales of Infant Development

39
Q

Wat is het voordeel van een ontwikkelingsquotient? Waar moeten we voorzichtig mee zijn?

A

Geeft een goed beeld van het huidige ontwikkelingsniveau van een baby en bij achterstand geeft het de kans om een interventie op te zetten.
Het is geen goede indicator voor de toekomst.

40
Q

Wat is het visuele herkenningsgeheugen?

A

De herinnering en herkenning van een stimulus die eerder is gezien

41
Q

Welke vaardigheden relateren wel aan IQ op latere leeftijd?

A

Informatieverwerking, crossmodale perceptie
(voorkeur voor iets nieuws, gewenning, paarsgewijs vergelijken, geheugen, reactietijd, en herkennen van patronen)

42
Q

Hoe weten we of een baby informatie snel of langzaam verwerkt?

A

Door gewenningstests uit te voeren, baby’s die informatie sneller verwerken, raken sneller gewend en wenden hun aandacht sneller af.
Metingen van het visuele herkenningsgeheugen, aandacht en representationele competentie.

43
Q

Wat is crossmodale perceptie?

A

Het vermogen om een stimulus die op een eerder tijdstip slechts via 1 zintuig is ervaren later door middel van een ander zintuig te identificeren

44
Q

Welke aspecten zijn naast genetische aspecten nog meer van invloed op de intelligentie ontwikkeling van een kind?

A

Omgevingsinvloeden

45
Q

Reflecteer op de informatieverwerkingstheorie in de babytijd

A
  1. Verschilt sterk van Piagets theorie - veel geleidelijker
  2. De informatieverwerkingstheorie gaat ervan uit dat het bij cognitieve ontwikkeling gaat om aparte vaardigheden, die dus beter te meten zijn dan bij Piagets theorie. Echter, er is een minder goed overzicht over het geheel, zoals bij Piaget wel het geval is.
  3. Belangrijk onderdeel samen met Piagets theorie op de cognitieve ontwikkeling van baby’s
46
Q

Wat is taal?

A

De systematische, betekenisvolle, ordening van symbolen die de basis vormt voor de communicatie

47
Q

Wat is fonologie?

A

Heeft betrekking op de basisklanken van een taal, die fonemen heten, en die je kunt combineren tot woorden en zinnen. (NL heeft er ongeveer 40)

48
Q

Wat is morfologie?

A

Heeft betrekking op hoe je woorden vormt. Morfemen zijn dan de kleinste betekeniseenheden in een taal. Sommige zijn complete woorden en anderen informatie zijn die wordt toegevoegd, zoals -en voor meervoud

49
Q

Wat is semantiek?

A

Het geheel van regels die de betekenis van woorden en zinnen bepalen

50
Q

Wat is taalbegrip?

A

Begrijpen wat iemand zegt

51
Q

Wat is taalproductie?

A

Het inzetten van taal om te communiceren, contact te hebben en te spreken met elkaar

52
Q

Wat is communiceren?

A

Het uitwisselen en overdragen van informatie met behulp van woorden (verbaal) of gebaren, gelaatsuitdrukkingen, lichaamshouding (non-verbaal)

53
Q

Wat komt eerst: taalbegrip of taalproductie?

A

Taalbegrip

54
Q

Wat is prelinguistische communicatie?

A

Communicatie dmv geluiden, gezichtsuitdrukkingen, gebaren, imitatie en andere niet-linguistische middelen voordat een baby kan praten

55
Q

Wat is brabbelen?

A

Het maken van het op spraak lijkende maar betekenisloze geluiden
Duidelijkste manifestatie van prelinguistische communicatie.

56
Q

Hoe ontwikkelt brabbelen zich bij baby’s?

A

Volgt op kirren
Begint met geluiden die het makkelijkst te maken zijn, dan volgen complexere geluiden
In het begin is brabbelen niet gebonden aan de taal van de ouders maar bij een 6 maanden oude baby kun je wel horen welke taal de ouders spreken.

Tijdens hun gebrabbel produceren baby’s spontaan alle klanken die in elke taal voorkomen, niet alleen de taal die mensen om hen heen spreken. Vanaf de leeftijd van zes maanden begint blootstelling aan een specifieke taal invloed te hebben op het gebrabbel.

57
Q

Wanneer zegt de gemiddelde baby zijn eerste woordje. En hoe werkt de groei van de woordenschat tot 18 maanden?

A

Tussen de 10-14 maanden zeggen baby’s hun eerste woord. De woordenschat stijgt daarna gestaag tot 18 maanden.

58
Q

Wat is een holofrase? Hoe noem je dit ook wel?

A

Uiting van een woord die voor een hele zin staat en waarvan de betekenis afhangt van de context waarin de uiting wordt gebruikt
Wordt ook wel eenwoordzin genoemd

59
Q

Zijn er culturele verschillen in de taalontwikkeling en woordenschat van baby’s?

A

Kinderen over de hele wereld bereiken bepaalde mijlpalen in de taalontwikkeling rond dezelfde leeftijd. Het begint met brabbelen. Rond de leeftijd van 1 jaar volgen de eerste woordjes. Ergens tussen de 18 en 24 maanden wordt de eerste ‘twee-woord-zin’ gevormd. Ongeacht de cultuur laten alle kinderen deze progressie in taalontwikkeling zien.
Baby’s rond de 10-12 maanden kunnen alleen nog de klanken onderscheiden die in hun eigen taal gebruikt worden of klanken waaraan ze de afgelopen twee maanden zijn blootgesteld.

Qua woordenschat - Ja die zijn er, bijv. in Honkong en Beijing zijn de eerste 10 woordjes van baby’s bijna allemaal gerelateerd aan mensen, in Amerika is een deel gerelateerd aan mensen en een deel aan dieren.
Hoewel er ook overeenkomsten zijn, bijv. dat 20 maanden oude kinderen in veel culturen een woordenschat hebben met een groter percentage zelfstandige naamwoorden dan andere woordklassen.

60
Q

Wat gebeurt er met taal van baby’s rond 18 maanden? Hoe noemen we dit?

A

Baby’s gaan woorden combineren en beginnen tweewoordzinnen te proceduren. We noemen dit telegramstijl.

61
Q

Wat is telegramstijl in het kader van babypraat?

A

Manier van praten waarbij woorden worden weggelaten die niet cruciaal zijn voor de boodschap

62
Q

Behalve dat baby’s in telegramstijl praten, wat onderscheidt vroege taal nog meer van de taal van volwassenen?

A

Onderextensie (ondergeneralisatie)
Overextensie (overgeneralisatie)

63
Q

Wat is onderextensie? Hoe noem je dit ook wel?

A

De gewoonte om woorden te beperkt te gebruiken die veel voorkomt bij jonge kinderen die net leren praten.
Ondergeneralisatie.

64
Q

Wat is overextensie? Hoe noem je dit ook wel?

A

De gewoonte om woorden te algemeen te gebruiken, waardoor de betekenis ervan teveel wordt gegeneraliseerd.
Overgeneralisatie.

65
Q

Waar duidt overextensie op in de ontwikkeling van het kind?

A

Op het ontwikkelen van mentale categorieën en concepten, ofwel schema’s zoals Piaget ze noemt.

66
Q

Welke individuele verschillen zijn er in de stijl van praten bij baby’s?

A

Referentiele stijl
Expressieve stijl

67
Q

Wat is een referentiele stijl?

A

Spreekstijl waarbij taal primair wordt gebruikt om objecten te benoemen

68
Q

Wat is een expressieve stijl?

A

Spreekstijl waarbij taal primair wordt gebruikt om gevoelens en behoeften van zichzelf en van anderen uit te drukken

69
Q

Wat is babytaal? Zijn hier culturele verschillen tussen? Waarom is dat zo?

A

De manier van praten tegen baby’s, die bestaat uit korte, eenvoudige zinnetjes, een hoge toonsoort en een zangerige intonatie.
Ja, er zijn verschillen maar er zijn ook ontzettend veel overeenkomsten.

70
Q

Noem 2 hypotheses waarom er zoveel overeenkomsten zijn tussen babytaal in verschillende culturen?

A

Een hypothese is dat babytaal bij kinderen een aangeboren respons activeert, ze prefereren babytaal boven gewone taal, wat doet vermoeden dat hun perceptuele systemen er beter op reageren. Een andere hypothese is dat het de taalontwikkeling stimuleert omdat baby’s de betekenis van woorden kunnen onderscheiden voordat ze woorden begrijpen.

71
Q

Welke drie perspectieven zijn er op de ontwikkeling van taal bij kinderen?

A
  1. Leertheorie
  2. Nativistische benadering
  3. Interactionele benadering
72
Q

Wat is de leertheorie (taalontwikkeling)?

A

Theorie vanuit het behavioristische perspectief die zegt dat de ontwikkeling van gedrag, en dus ook taal, verloopt via de wetten van bekrachtiging en conditionering.

73
Q

Wat is modelleren? Waar komt het vandaan?

A

Leren vanuit het observeren en imiteren van gedrag van anderen.
UIt de sociaal-cognitieve leertheorie (Bandura).

74
Q

Wat zegt de leertheorie over taalontwikkeling bij kinderen?

A

Dat kinderen taal leren door bekrachtiging of door modelleren van volwassenen.

75
Q

Welke kritiek is er op de leertheorie bij taalontwikkeling?

A

Geen adequate verklaring voor het feit dat kinderen de taalregels zo snel leren. Ze worden evenveel beloond voor incorrecte als correcte grammatica.

76
Q

Wat is de nativistische benadering van taalontwikkeling? Welke concepten horen hierbij?

A

De visie dat er een genetisch bepaald, aangeboren mechanisme bestaat dat de ontwikkeling van taal aanstuurt.

  1. Universele grammatica
  2. Taalverwervingsmechanisme in de hersenen.
77
Q

Wie is de belangrijkste aanhanger van de nativistische benadering voor taalontwikkeling?

A

Chomsky

78
Q

Wat is universele grammatica?

A

Chomsky’s theorie dat alle talen eenzelfde onderliggende structuur hebben

79
Q

Wat is het taalverwervingsmechanisme? Hoe heet het ook wel?

A

Een neuraal systeem in de hersenen dat ervoor zou zorgen dat mensen de structuur van taal begrijpen
Language acquisition device (LAP).

80
Q

Welke bewijzen zijn er voor Chomsky’s nativitistische benadering voor taalontwikkeling?

A
  1. Er blijkt een gen te zijn gerelateerd aan spraakproductie
  2. Jonge kinderen gebruiken dezelfde hersenstructuren voor taalverwerking als volwassenen voor spraakprocessen - wijst op een evolutionaire basis.
81
Q

Welke kritiek is er op Chomsky’s nativitistische benadering voor taalontwikkeling

A
  1. Sommige critici beweren dat jongen kinderen algemene cognitieve vermogens gebruiken voor taalontwikkeling
  2. Andere critici wijzen erop dat sociale ervaringen noodzakelijk zijn om taal effectief te kunnen gebruiken.
82
Q

Wat is de interactionele benadering voor taalontwikkeling?

A

De visie dat zowel genetische aanleg als de omgeving van invloed is op de taalontwikkeling bij kinderen.

83
Q

Zijn er bewijzen voor de interactionele benadering voor taalontwikkeling?

A

Uit onderzoek blijkt dat baby’s een soort van statistiek bijhouden voor het type klanken dat ze het vaakst horen (genetisch). Bij brabbelen gebruiken baby’s alle klanken (genetisch) maar als ze 6 maanden zijn dan gaan ze een voorkeur ontwikkelen voor de taal die ze het meest horen en rond een jaar kunnen ze alleen nog maar klanken onderscheiden uit die taal (omgeving).

84
Q

Wat zijn universele aspecten van babytaal?

A

Het gebruik van hoge tonen, het verlengen van klinkerklanken, het overdrijven van de intonatie en het duidelijk benadrukken van sleutelwoorden.

85
Q

Zijn er sekseverschillen in babytaal? Heeft dit invloed op de ontwikkeling?

A

Ja, ouders praten anders tegen jongens dan tegen meisjes.
Meisjes krijgen meer verkleinwoorden te horen, ook krijgen ze minder vastberaden taal te horen dan jongens, en meer op emoties gericht. Het is duidelijk dat er een verschil is tussen hoe mannen en vrouwen praten maar het is onduidelijk of dit de oorzaak is.