Hoofdstuk 12 - Schooltijd - Cognitieve ontwikkeling Flashcards

1
Q

Wat is het concreet-operationele stadium? Waar komt het vandaan?

A

De periode van cognitieve ontwikkeling tussen de 7 en 12 jaar, die wordt gekenmerkt door het actieve en juiste gebruik van logica.

Derde stadium van de cognitieve ontwikkelingstheorie van Piaget

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is decentreren?

A

Het vermogen om rekening te houden met verschillende aspecten van een situatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zegt Piaget over de cognitieve ontwikkeling tijdens de schooltijd?

A

Kinderen komen in het concreet-operationele stadium waarin ze logica gaan gebruiken voor concrete zaken die in de fysieke realiteit bestaan. Ze zijn nog niet in staat om dit te doen voor abstracte of hypothetische vragen.
Ze gaan ook decentreren, rekening houden met verschillende aspecten van een situatie doordat ze minder egocentrisch gaan denken.

De overgang is niet direct maar ze gaan heen en weer vanuit het pre-operationele stadium naar het concreet-operationele stadium, waarbij ze bijv. wel de juiste conclusies trekken maar niet kunnen uitleggen waarom.

Als voorbeelden van concreet operationeel denken:
1. concept van reversibiliteit
2. relatie tussen tijd en snelheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Reflecteer op de theorie van Piaget in de schooltijd

A

Er zijn kinderen die eerder dan 7 jaar blijk geven dat ze concreet-operationeel kunnen denken (onderschatte de capaciteiten van kinderen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat zijn twee Neopagiataanse theorieen over ontwikkeling? Leg uit waarom die zo worden genoemd.

A
  • Dynamische systeemtheorie
  • Skills theorie

Neopagiataanse theorieen bouwen voort op de theorie van Piaget en gebruiken daarbij:
1. Bouwstenen - opbouw van moeilijkere vaardigheden uit simpelere vaardigheden
2. Structurele veranderingen (kwalitatieve veranderingen - stadia)

Ze worden nieuw (neo) genoemd omdat ze ook een aantal zaken herzien:
1. Invloed van de context (sociaal en materieel)
2. Verwerken er informatieverwerkings principes in
3. Verklaren van het ontstaan van denkstructuren
4. Verklaren van inter en intra individuele verschillen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is de dynamische systeemtheorie?

A

Een theorie over de cognitieve ontwikkeling van kinderen die gebaseerd is op de ontwikkelingstheorie van Piaget. De theorie stelt dat:
- Cognitie een zelforganiserend proces is
- Er zowel complexiteit (complexe interactie tussen kind en omgeving) als orde (attractorstaat) is
- De interactie tussen kind en omgeving creeert bepaalde gedragspatronen (attractoren - gedrag waar het kind het vaakst in komt)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Welke principes zijn onderdeel van de dynamische systeemtheorie? Noem een vb.

A
  1. Wederzijdse interactie tussen het systeem (kind) en context (materiaal, andere mensen) - kinderen ontwikkelen zich niet in een vacuum
    Bijv. een kind dat interacteert met een stuk speelgoed door het in zijn mond te stoppen zonder handen te gebruiken waardoor het speelgoed omvalt. Dat zorgt ervoor dat het kind handen gaat gebruiken om het speelgoed te verkennen zodat het hondje niet meer omvalt.
  2. Ontwikkeling is een iteratief proces - herhaalde interactie tussen kind en omgeving die op elkaar voortbouwen. Complexiteit van begrip kan tijdens de taak toe- of afnemen.
    Vb. Kind zal de volgende interactie met het speelgoed eerder weer de handen gebruiken.
  3. Intra-individuele variabiliteit - door interactie met de omgeving en iterativiteit
  4. Gekoppeld tijdschalen - korte vs lange termijn, invloed heen en weer.
    Vb. als het kind nog niet in staat is om het speelgoed te grijpen (lange termijn) zal dit het ook niet doen op dat moment (korte termijn). Als het kind wel in staat is dit te doen, zal zij dat wel doen en vervolgens herhalen dus ontstaat een patroon waarbij meer de handen gebruikt worden op de lange termijn.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is de skills theorie? Wie heeft die bedacht?

A

Skills theorie legt de focus op complexiteit en variatie van skills, waarbij een skill een actie- en denkstructuur is in een bepaalde context. Toepasbaar in verschillende domeinen zoals taalvaardigheid, sociaal-emotionele ontwikkeling, etc.
Theorie gaat uit van 3 tiers (rangen) waarbinnen zich levels bevinden.

Fisher in 1980

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hoe ziet de skills theorie de ontwikkeling van skills? Geef een voorbeeld

A

Gaat uit van drie tiers (ranges):
1. Sensomotorisch
2. Representationeel
3. Abstract

Binnen die tiers zijn levels gedefineerd:
a. Single set - vastpakken van een bal
b. Mapping - vastpakken van een bal en de bal weggooien
c. System - bal op verschillende manieren weg te gooien en het effect te bekijken
d. System of systems (dit is vaak gelijk aan het eerste niveau in de vorige tier, behalve in de abstracte tier -> principles) - doen alsof de bal heet is (eerste level van de representational tier)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Piaget ziet de cognitieve ontwikkeling als een ladder, welke metafoor gebruikt de skills theorie?

A

Een spinnenweb, waarin elke streng een skill is die ontwikkeld en verandert over tijd in relatie tot andere skills en de omgeving. Daar zie je het systeem en de context weer terugkomen - net als bij de dynamische systeemtheorie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Welke gelijkenissen zijn er tussen de dynamische systeemtheorie en de skill theorie?

A

Samenvoegen van bouwstenen
Interactie tussen systeem(kind) en context

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat wordt bedoeld met developmental range in de skill theorie? Op welke andere theorie lijkt dit?

A

Developmental range geeft aan dat een kind een functioneel en optimaal level van presteren heeft. Het functionele niveau is waar het kind normaal presteert, maar als het kind hulp krijgt dan zal het op het optimale niveau presteren. Dit lijkt heel erg op de sociaal culturele theorie van Vygotsky.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat zegt de informatieverwerkingstheorie over de manier waarop het geheugen werkt?

A

Vermogen om informatie te:
1. coderen - opnemen van informatie in voor het geheugen bruikbare vorm
2. op te slaan - blijvend in een geheugensysteem worden geplaatst
3. terug te halen - retrieval -> lokalisatie, naar het bewustzijn halen en gebruiken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Welke drie opslagsystemen zijn er volgens de driesystemenbenadering van het geheugen?

A
  1. Sensorische (zintuigelijke) geheugen
  2. kortetermijngeheugen/ werkgeheugen
  3. Langetermijngeheugen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is het sensorische (zintuigelijke) geheugen?

A

Eerste tijdelijke opslag van informatie, die slechts heel kort duurt. Het slaat een exacte kopie op van de stimulus die snel weer verdwijnt, tenzij de aandacht erop gericht wordt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is het kortetermijngeheugen of werkgeheugen? Hoe werkt dit?

A

Opslagsysteem met beperkte capaciteit, waarin informatie kort kan worden bijgehouden om te bewerken

Informatie waarop de aandacht gericht wordt, gaat naar het kortetermijngeheugen. Opslagcapaciteit is iets van 2 tot 5/7 elementen), informatie kan er kort worden bijgehouden om te bewerken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat is het langetermijngeheugen? Hoe werkt dit?

A

Relatief permanente kennisopslag, gecategoriseerd op inhoud en met een zeer grote, zo niet onbeperkte capaciteit.

Hoe efficienter informatie wordt verwerkt, hoe groter de kans dat het opgeslagen wordt in het langetermijngeheugen. Informatie die er is opgeslagen, kan in principe opnieuw worden opgeroepen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Hoe verloopt de cognitieve ontwikkeling van kinderen in de schooltijd zich volgens de informatieverwerkingstheorie?

A

Kinderen leren steeds beter omgaan met informatie, ze kunnen meer gegevens verwerken naarmate de omvang van hun geheugen toeneemt.

Het kortetermijngeheugen verbeterd aanzienlijk, kinderen gaan van een getallenreeks van 2 cijfers onthouden en omdraaien op 6 jarige leeftijd naar het onthouden en omdraaien van een getallenreeks van 6 cijfers op 12 jarige leeftijd.

Het metageheugen verbeterd. Kinderen gaan steeds beter begrijpen hoe het geheugen werkt en geheugenstrategieen toepassen zoals het herhalen van informatie, het ordenen van informatie en het toepassen van ezelsbruggetjes.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat is het metageheugen?

A

De kennis en verwachtingen die mensen hebben van het functioneren, de ontwikkeling en de capaciteit van het geheugen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat is een geheugenstrategie? Noem er een aantal.

A

Doelbewuste tactiek ter verbetering van de cognitieve verwerking, waardoor je informatie beter kunt onthouden

Herhalen
Organiseren
Ezelsbruggetjes
Sleutelwoorstrategie
Cognitieve elaboratie
Mindmap

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat is een sleutelwoordstrategie?

A

Geheugenstrategie waarbij je een woord dat je moet onthouden of de klank ervan, koppelt aan een ander woord dat je al kent en dat je eraan doet denken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat is een cognitieve elaboratie?

A

Geheugenstrategie, Mentale beelden worden gekoppeld aan de informatie die je wil onthouden.
Bijv je wil het woord poes en pijp onthouden, dan denk je aan een poes die een pijp vasthoudt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wat is een mindmap?

A

Netwerk van sleutelwoorden, beelden en symbolen die opbouwt rond een centraal thema

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Hoe wordt de visie van Vygotsky op de cognitieve ontwikkeling van kinderen in de schooltijd gebruikt?

A

Deze theorie heeft invloed gehad op de ontwikkeling van verschillende klassikale werkmethoden, gebaseerd op de aanname dat kinderen actief moeten meedoen in hun onderwijs. Klassen worden gezien als plekken waar kinderen de gelegenheid moeten krijgen om te experimenteren en nieuwe activiteiten uit te proberen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Wat is de visie van Vygotsky op de cognitieve ontwikkeling van kinderen in de schooltijd?

A

Volgens Vygotsky zou onderwijs zich moeten richten op het samenwerken met anderen, omdat interactie met anderen (leerlingen en leerkrachten) leiden tot cognitieve groei.
De aard van de interacties moet zorgvuldig worden gekozen zodat ze in de zone van naaste ontwikkeling liggen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Noem drie concrete toepassingen van de visie van Vygotsky die in het onderwijs gebruikt worden.

A
  1. TEACCH - interventieprogramma gericht op het begeleiden van kinderen met ASS, nauwkeurig bepalen van ZPD en stimuleringsprogramma aanbieden
  2. Samenwerkend cooperatief leren
  3. Rolwisselend leren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Wat is samenwerkend cooperatief leren? Wat zijn hier de voordelen van?

A

Onderwijsmethode waarbij kinderen in groepen samenwerken om een gemeenschappelijk doel te bereiken.

Leerlingen profiteren van de inzichten van anderen, en ze weer op het recht spoor kunnen zetten, kinderen zijn het meest gebaat als er minstens een paar anderen competenter zijn op het gebied van een bepaalde taak en als deskundige kan fungeren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Wat is rolwisselend leren? Geef een voorbeeld waarvoor dit wordt gebruikt.

A

Onderwijsmethode waarbij leerlingen in groepjes samenwerken, ieder een andere rol hebben en tussentijds van groepje en van rol wisselen.

Dit wordt gebruikt om kinderen tekstbegripstrategieen bij te brengen. Ze leren de inhoud te scannen, vragen wat centrale punt is, samen te vatten en te voorspellen. Werken in groepjes en vervullen een rol, die verandert, net als het groepje. Geleidelijk breiden kinderen hun zone van naaste ontwikkeling uit kunnen zelf overdragen aan andere leerlingen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Noem de grote lijnen van de taalontwikkeling bij kinderen in de schooltijd

A
  1. Blijven nieuwe woorden leren, verbeterd gebruik van grammatica, verbeterd begrip van syntaxis, verbeterde pragmatiek
  2. Groeiend metalinguistisch bewustzijn
  3. Verbeterde zelfbeheersing door gebruik van taal
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Wat zijn fonemen? Welke zijn voor kinderen in de schooltijd moeilijker om te leren?

A

Klank die binnen de taal een betekenisonderscheidende functie heeft

r en sch klanken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Waar hebben kinderen in de schooltijd nog moeite mee als het gaat om taal?

A
  1. Bepaalde fonemen zoals r en sch klanken
  2. Interpretatie van zinnen als de betekenis van intonatie afhangt
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Wat is pragmatiek? Waar heeft dit betrekking op bij kinderen in de schooltijd?

A

Gebruik van taal in zijn natuurlijk context.
Betrekking op het vermogen om in sociale situaties de juiste, effectieve taal te gebruiken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Wat is metalinguistisch bewustzijn? Hoe ontwikkelt zich dat bij kinderen in de schooltijd en welke gevolgen heeft dat?

A

Het begrijpen van en kunnen reflecteren op taal

Kinderen van 5-6 jaar begrijpen bewust dat taal aan bepaalde regels moet voldoen.

Kinderen van 7-8 beseffen dat miscommunicatie het gevolg kan zijn van factoren die niet alleen aan henzelf liggen, maar ook aan de ander en ze zullen dus om opheldering vragen.
Ze begrijpen steeds meer woordgrapjes.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

Hoe hangen taal en zelfbeheersing samen?

A

Taal zorgt ervoor dat kinderen tegen zichzelf kunnen praten om hun gedrag te helpen reguleren.
(Marshmallow experiment)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

Wat is tweetaligheid?

A

Het zich regelmatig en met gemak van twee talen kunnen bedienen in de dagdagelijkse leefwereld, op een manier die passend is bij de leeftijd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

Welke correlaties zijn er gevonden met tweetaligheid bij kinderen?

A

Doen het beter op:
- Metalinguistische bewustzijns taken
- problemen doelgerichter, creatiever en veelzijdiger oplossen
- leren van nieuwe woorden
- geheugenvaardigheden
- beoordelen van emotionaliteit bij spreker
- hoger niveau van zelfcontrole en interpersoonlijke vaardigheden
- potentiele sociale, culturele en economische voordelen

37
Q

Moeten kinderen allemaal tweetalig worden opgevoed?

A

Onduidelijk, het is lastig en hangt ook van sociale en culturele factoren af, daarnaast moeten er geen intellectuele of andere beperkingen zijn.

38
Q

Wat is de situatie in het onderwijs wereldwijd?

A
  • In de meeste ontwikkelde landen is naar school gaan een universeel recht en wettelijke verplichting
  • 56% van de kinderen wereldwijd kan op 12 jarige leeftijd niet functioneel lezen of rekenen
  • In bijna alle ontwikkelingslanden is het onderwijs beperkter voor meisjes dan voor jongens
  • In ontwikkelde landen krijgen meisjes minder aanbod op wetenschappelijk en technologisch vlak.
39
Q

Welke trends worden er in het onderwijs gezien?

A
  • Algemeen positief
  • Zorgen over terugloop in gemiddelde resultaten, toenemende segregatie, blijvende genderspecificiteit bij het kiezen van opleidingen.
  • Afkomst en taal zijn sterke voorspellers van succes op school
40
Q

Hoe wordt er met inclusie omgegaan in het huidige onderwijs in NL en Belgie? Waar komt deze trend vandaan?

A

Kinderen moeten in de eerste plaats een plekje kunnen vinden in het reguliere onderwijs - de onderwijsbehoeften zijn bepalend en niet de beperkingen.
Deze overtuiging werd steeds sterker sinds de ondertekening van het VN-verdrag inzake de rechten van personen met een handicap.

41
Q

Wat betekent schoolrijpheid?

A

Het feit dat een kind het ontwikkelingsniveau heeft bereikt waarop het zonder al te veel problemen kan leren lezen, schrijven en rekenen.

42
Q

In hoeverre heeft de maand waarin het kind geboren is invloed in hoe het gaat op school?

A

Kinderen gaan meestal naar groep 3 in September van het jaar dat ze 6 worden. Dat betekent dat er een jaar verschil tussen kinderen kan zitten. Er is een verband tussen kalenderleeftijd en ontwikkelingsniveau. Uit onderzoek is gebleken dat kinderen die in de herfst zijn geboren een grotere kans hebben om de basisschool met een jaar achterstand te verlaten.

43
Q

Kun je een kind beter laten doorkleuteren of toch beginnen in groep 3?

A

Onderzoek toont aan dat doorkleuteren of zittenblijven in de lagere school geen effect heeft op betere of minder goede leerprestaties, maar wel op een lager sociaal-emotioneel welbevinden. Versnellen bleek echter samen te hangen met betere leerprestaties maar geen verband te houden met sociaal-emotioneel welbevinden.

44
Q

Welke leesstadia zijn er en welke periode omvatten die?

A
  1. Beginnende geletterdheid - klanken en woorden leren, herkennen van letters. Van 0 jr tot begin groep 3.
  2. Fonologische bewustzijn - begint met lezen. Groep 3 en groep 4.
  3. Vloeiend hardop lezen, zonder echt te begrijpen wat men leest - Groep 4 en groep 5.
  4. Gebruikt lezen als middel om te leren - groep 6 tot ca 14 jaar
  5. Begrijpt dat wat het leest vanuit verschillende perspectieven geschreven kan zijn - 14 jaar en ouder.
45
Q

Welke twee manieren om te leren lezen worden benoemd? Leg uit. En welke lijkt het best te werken?

A
  1. Structuurmethoden - presenteren van fundamentele onderliggende vaardigheden. Nadruk ligt op componenten van het lezen, zoals klanken van letters, combinaties en de manier waarop letters en geluiden tot woorden worden gecombineerd.
  2. Globaalmethoden - Lezen als een natuurlijk proces zoals praten, kinderen zouden het best leren door blootstelling aan het totaal: zinnen, verhalen, gedichten, etc.

Het lijkt erop dat structuurmethoden beter werken.

46
Q

Wat is het pygmalion effect in het onderwijs?

A

Het verschijnsel waarbij leerkrachten met hun positieve verwachtingen van bepaalde leerlingen , vaak onbewust, de prestaties van die leerlingen in positieve zin sturen.
Vorm van selffulfilling prophecy

47
Q

Wat is het golemeffect in het onderwijs?

A

Het verschijnsel waarbij leerkrachten hun negatieve verwachtingen van bepaalde leerlingen, vaak onbewust, de prestaties van die leerlingen in negatieve zin sturen.
Vorm van selffulfilling prophecy.

48
Q

Welke drie manieren om om te gaan met etnische diversiteit in de klas worden benoemd?

A
  1. Assimilatieaanpak
  2. Kleurenblinde aanpak
  3. Pluralistische aanpak
49
Q

Wat is de assimilatieaanpak mbt etnische diversiteit op school? Reflecteer hierop.

A

Diversiteitsaanpak gericht op het terugdringen van etnische verschillen.

Er wordt verwacht dat kinderen een deel van hun cultuur, religie, taal, of identiteit achter te laten thuis en dat zorgt dat kinderen zich moeilijk thuisvoelen. Wordt geredeneerd vanuit een deficit.

50
Q

Wat is een kleurenblinde aanpak mbt etnische diversiteit op school? Reflecteer hierop.

A

Diversiteitsaanpak gekenmerkt door het negeren van etnische verschillen.

Sociale groepen zijn irrelevant, alle mensen zijn uniek. Vorm van zelfbedrog omdat leerkrachten wel degelijk bewust zijn van de achtergrond van leerlingen en daar ook anders op reageren.

51
Q

Wat is de pluralistische aanpak mbt etnische diversiteit op school? Reflecteer hierop.

A

Diversiteitsaanpak gekenmerkt door het waarderen van etnische gelijkenissen en verschillen.

Etnische gelijkenissen worden actief gewaardeerd en in het onderwijsmateriaal staat niet 1 cultuur of etniciteit centraal. Leerkrachten kunnen voorbeelden uit meerdere culturen gebruiken.

52
Q

Wat is een biculturele identiteit?

A

Integratie in de dominante cultuur met behoud van de oorspronkelijke culturele identiteit

53
Q

Wat zijn specifieke leerproblemen? Hoe worden die ontdekt?

A

Problemen met het verwerven en gebruiken van luister-, spreek-, lees-, schrijf-, redeneer-, of rekenvaardigheden

Als er een verschil is tussen de daadwerkelijke schoolprestaties van een kind en het ogenschijnlijke vermogen om te leren

54
Q

Wat is dyslexie?

A

Specifieke leerstoornis die zich kenmerkt door een hardnekkig probleem met het aanleren en accuraat en/of vlot toepassen van lezen en/of spellen op woordniveau

55
Q

Wat is dyscalculie?

A

Specifieke leerstoornis die zich kenmerkt door hardnekkige problemen bij het aanleren en automatiseren van de basisvaardigheden van rekenen en wiskunde

56
Q

Wat is intelligentie?

A

Het vermogen om de wereld te begrijpen, rationeel te denken en effectief middelen in te zetten als mensen worden geconfronteerd met problemen

57
Q

Wat betekent mentale leeftijd en hoe is dat begrip ontstaan?

A

Mentale leeftijd is de leeftijd van de kinderen die gemiddeld genomen de score van het onderzochte kind halen.

Het begrip mentale leeftijd is ontstaan doordat Binet en Simon de eerste Intelligentietest (daar kwam geen IQ uit maar een mentale leeftijd) ontwikkelden en die werd geoptimaliseerd zodat duidelijk was hoe kinderen van een bepaalde leeftijd scoorden op de test. Als een kind hoger scoorde dan gemiddeld op die leeftijd dan was de mentale leeftijd hoger.

58
Q

Wat is de kalenderleeftijd?

A

Iemands leeftijd vanaf de geboorte volgens de officiele kalender

59
Q

Wat kun je niet goed met de oorspronkelijke intelligentietest van Binet en Simon? Hoe is dit ondervangen?

A

Vergelijkingen maken tussen prestatieniveaus van kinderen van verschillende kalenderleeftijden aangezien cognitieve ontwikkeling als kinderen klein zijn, veel sneller gaat dan als kinderen ouder worden.

Dit is ondervangen door over te stappen op het berekenen van een Intelligentie Quotient (IQ) op basis van het werk van Stern.

60
Q

Wat is een intelligentiequotient?

A

Een score die de verhouding uitdrukt tussen iemands mentale leeftijd en kalenderleeftijd

61
Q

Hoe ontwikkelde het IQ zich en waarom?

A

Eerst werd IQ berekend door de formule:
IQ-score = ML/KL*100
Dit werkte echter niet goed omdat de mentale leeftijd niet blijft stijgen hoe ouder mensen worden, voor volwassenen. Daarom is overgestapt op een ander soort IQ-score, deviatie-IQ, gebaseerd op de normaal verdeling met een gemiddelde van 100. en een standaarddeviatie van 15.

62
Q

Hoe heten de meest gebruikte intelligentietesten?

A
  • Kinderen 2,5 jaar tot 7 jaar - Wechsler Preschool en Primary scale of intelligence (WPPSI-IV-NL)
  • Kinderen 6 jaar tot 17 jaar - Wechsler Intelligence Scale for Children (WISC-IV-NL)
  • Vanaf 16 jaar - Wechsler Adult Intelligence Scale (WAIS-IV-NL)
63
Q

Waar zijn recente intelligentietests op gebaseerd? Hoe werkt dit model?

A

Op het CHC model ontworpen door het trio Cattell-Horn-Carroll. Dit model is hierarchisch opgebouwd in drie niveaus:
1. Overkoepelende algemene intelligentie - G
2. Brede cognitieve vaardigheden (BCV) - bijv. vloeiende intelligentie, werkgeheugencapaciteit
3. Specifiekere, nauwe cognitieve vaardigheden (NCV) die thuishoren onder een bepaalde BCV, zoals inductie en kwantitatief redeneren.

Intelligentietest meten NCV, aangezien deze het best meetbaar zijn met intelligentietests. Door verschillende NCV te meten, kun je ook de BCV in kaart brengen.

64
Q

Wat zijn niet-verbale intelligentietests en waarvoor worden ze gebruikt?

A

Deze tests worden afgenomen zonder gebruik te maken van gesproken of geschreven taal.

Ze worden gebruikt bij dove en slechthorende kinderen, of kinderen die een andere taal spreken, kinderen met ASS, en/of een ontwikkelingsachterstand.

65
Q

Wat is de consequentie van het gebruik van een standaard IQ test bij kinderen met een andere thuistaal?

A

Deze kinderen werden systematisch te laag ingeschaald omdat ze de taal niet goed begrepen. Het gebruik van niet-verbale IQ tests zorgt ervoor dat op een eerlijkere manier kan worden gemeten.

66
Q

Welke kritiek is er op traditionele IQ-tests?

A

Er zijn in traditionele IQ tests op subtiele wijze zaken meegenomen die witte mensen uit de hogere en middenklasse bevoordelen en andere groepen benadelen op basis van cultuur, taal, ervaringen, etc.

67
Q

In hoeverre wordt IQ bepaald door nature of door nuture en welke implicaties heeft dit?

A

Het huidige beeld is dat IQ een complex samenspel is van genen en omgevingsinvloeden en dat bij welvarende kinderen genen een grotere impact hebben en bij arme kinderen de omgevingsinvloeden een grotere rol spelen. Praktisch gezien is dit niet zo belangrijk aangezien wat telt is hoe je de onderwijsmogelijkheden en leefomstandigheden van kinderen kunt verbeteren, zodat het meer kans krijgt zijn/haar potentieel te bereiken.

68
Q

Welke alternatieve visies op intelligentie zijn er?

A
  1. Theorie van meervoudige intelligentie van Gardner
  2. Visie die zich richt op de processen onderliggend aan intelligent gedrag van Sternberg
  3. De triarchische theorie van intelligentie voortgekomen uit het werk van Sternberg
  4. Vygotsky’s kijk op intelligentie op basis van leervermogen en cultuur
69
Q

Wat zegt de theorie van meervoudige intelligentie? Van wie is die theorie? Reflecteer erop.

A

De theorie is van Gardner
Volgens de theorie bestaan er acht verschillende soorten intelligentie die allemaal relatief onafhankelijk van elkaar zijn, maar wel met elkaar samenwerken, afhankelijk van de taak.
1. muzikale intelligentie
2. natuurlijke intelligentie
3. intrapersoonlijke intelligentie
4. interpersoonlijke intelligentie
5. lichamelijke intelligentie
6. logisch-mathematische intelligentie
7. taalkundige intelligentie
8. ruimtelijke intelligentie

Wetenschappelijk basis wordt erg in vraag gesteld. Lijkt meer een theorie over talenten.

70
Q

Wat is vloeiende intelligentie?

A

capaciteiten op het vlak van informatieverwerking, redeneren en geheugen

71
Q

Wat is gekristalliseerde intelligentie?

A

capaciteiten op het vlak van verwerven van kennis, vaardigheden en strategieen die je kunt gebruiken om problemen op te lossen

72
Q

Wat zegt Sternberg over intelligentie?

A

Sternberg richt zich meer op de onderliggen processen dan de structuur van intelligentie. Hij meent dat intelligentie een kwestie is van informatieverwerking. Processen die worden gebruikt bij het oplossen van problemen zijn belangrijke manifestaties van intelligentieverschillen. De manier waarop mensen materiaal opslaan in hun geheugen en dat later gebruiken om intellectuele taken uit te voeren, vormt volgens hem de kern. Er zijn cruciale verschillen gevonden tussen mensen die hoog en laag scoren op traditionele IQ-tests.

73
Q

Wat is de triarchische theorie van intelligentie?

A

Sternbergs theorie dat intelligentie bestaat uit drie elementen van informatieverwerking: het analytische element, het creatieve element, en het praktische element.

74
Q

Wat is het analytische element uit het triarchische model van intelligentie?

A

Dat zegt iets over hoe efficient mensen informatie kunnen verwerken en analyseren. Als mensen dit efficient kunnen, kunnen ze relaties leggen tussen verschillende delen van een probleem, het probleem oplossen en hun oplossing evalueren. Mensen die hier sterk in zijn scoren hoog op IQ-tests.

75
Q

Wat is het creatieve element uit het triarchische model van intelligentie?

A

Inzichtrijke component van intelligentie. Mensen met een sterk creatief component, kunnen nieuw materiaal makkelijk vergelijken met wat ze al weten, en feiten die ze al kennen op nieuwe creatieve manieren combineren en koppelen.

76
Q

Wat is het praktische element uit het triarchische model van intelligentie?

A

Heeft betrekking op praktische intelligentie, manieren om met de dagelijkse praktijk om te gaan.

77
Q

Hoe kijkt Vygotsky naar intelligentie?

A
  • Moeten ook processen in ogenschouw nemen die in ontwikkeling zijn, dus niet alleen hoe kinderen alleen presteren maar ook hoe ze presteren als een volwassenen hen helpt. Hij gebruikt hiervoor een proces dat ‘dynamisch testen’ heet.
  • Wat we als intelligent gedrag zien, zouden we op verschillende manieren moeten invullen, afhankelijk van iemands cultuur.
78
Q

Wat is dynamisch testen en waar komt het vandaan?

A

Tijdens het testen van intelligentie is er een cooperatieve interactie tussen het individu dat getest wordt en de persoon die de test uitvoert.

Uit de manier waarop Vygotsky tegen intelligentie aankeek, dat het ook tot uiting komt uit de manier waarop kinderen presteren als iemand ze helpt.

79
Q

Wat is een verstandelijke beperking? Waar komt de term vandaan en wat is de indeling?

A

Ontwikkelingsstoornis met beperkingen in zowel het verstandelijke als het adaptieve functioneren.
Komt uit DSM-5, die de volgende indeling aanhoudt: lichte (50-69), matige (35-49), ernstige (20-35) en zeer ernstige (diepe - <20) beperking.

80
Q

Waar komt een verstandelijke beperking vandaan?

A
  • Genetisch
  • Aantoonbare oorzaak zoals zuurstoftekort bij geboorte, syndroom van down of foetaal alcohol spectrumsyndroom
81
Q

Hoe kijkt men tegenwoordig naar een verstandelijke beperking?

A

Er wordt niet alleen naar intelligentie gekeken maar ook naar functioneren in andere aspecten van het dagelijks leven. Standaard intelligentietests meten niet goed onder een IQ van 55. Het kan wel zin hebben om IQ te testen zolang er ook naar andere ontwikkelingsdomeinen gekeken wordt.

82
Q

Wat is een cognitief sterk functionerende leerling? En waar ligt de grens van sterk?

A

Leerling met sterke cognitieve vaardigheden, die al dan niet tot uiting komen in sterke leerprestaties onder invloed van niet-cognitieve leerling- en/of contextkenmerken.

De grens van sterk ligt bij een IQ>120

83
Q

Hoe wordt gekeken naar begaafdheid?

A
  1. Modellen beschouwen begaafdheid als multidimensionaal - verschillende domeinen zoals cognitief, creatief, sportief en sociaal
  2. Modellen zijn ontwikkelingsgericht: sterke vaardigheden ontwikkelen zich geleidelijk door oefening, training en investering van tijd en energie.
  3. Modellen beklemtonen de potentieel faciliterende of juist belemmerende rol van zowel persoonskenmerken (bijv. motivatie) als omgevingskenmerken (bijv. ondersteuning)
84
Q

Hoe komen sterke cognitieve vaardigheden tot uiting? Wat gebeurt er als het onderwijsaanbod niet aansluit?

A

Snel van begrip, makkelijk abstract denken, weten veel en leren met minimale instructie.
De schoolse motivatie wordt bepaald door in hoeverre het onderwijsaanbod aansluit op de vaardigheden. Te makkelijk zorgt voor verveling en te moeilijk zorgt voor frustratie.

85
Q

Welke interventies worden toegepast bij cognitief sterke kinderen?

A
  1. Compacten
  2. Versnellen/acceleren
  3. Verrijken
86
Q

Wat is compacten?

A

Overbodige instructie- en oefentijd uit het reguliere aanbod schrappen, zodat er tijd en ruimte komt om nieuwe leerstof aan te bieden

87
Q

Wat is versnellen/acceleren? Welke effecten heeft dit?

A

Sneller door leerstof laten gaan dan normaal gebeurt.
Kan bijzonder effectief zijn. Uit de meeste onderzoeken komt dat cognitief sterke kinderen die versnellen het net zo goed of beter doen als kinderen die op traditionele leeftijd aan de stof beginnen.

88
Q

Wat is verrijken? Welke twee manieren zijn er, leg uit.

A

Individuele activiteiten aanbieden waarmee op een verdiepende of verbredende manier kan worden ingegaan op specifieke onderwerpen.

Dit kan verdieping zijn, waarbij stof aansluit op het reguliere curriculum maar uitgebreider en diepgaander behandeld wordt.

Dit kan verbreding zijn, waarbij stof behandeld wordt die geen onderdeel is van het reguliere curriculum