Hoofdstuk 5 - Babytijd, fysieke ontwikkeling Flashcards

1
Q

Wat noemt men de babytijd?

A

Van geboorte tot aan de tweede verjaardag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn de vier principes van menselijke groei?

A
  1. Cefalocaudaal principe
  2. Proximodistaal principe
  3. Principe van hiërarchische integratie
  4. Principe van de onafhankelijkheid van systemen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is het cefalocaudaal principe? Geef hier een voorbeeld van.

A

Het principe van groei volgens een patroon dat begint bij het hoofd en de bovenste lichaamsdelen en zich vervolgens uitstrekt naar de rest van het lichaam
Van boven naar beneden
Vb - eerst het hoofd, dan de romp
Vb - eerst de benen, dan de voeten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is het proximodistaal principe? Geef hier een voorbeeld van.

A

Het principe dat ontwikkeling zich vanuit het centrum van ons lichaam naar buiten toe voltrekt
Van binnen naar buiten
Vb - Eerst de romp, dan de ledematen
Vb - Eerst de armen dan de handen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is het principe van hiërarchische integratie? Geef hier een voorbeeld van.

A

Het principe dat eenvoudige vaardigheden zich doorgaans afzonderlijk en onafhankelijk van elkaar ontwikkelen, en later worden geïntegreerd in complexere vaardigheden
Van eenvoudig naar complex
Vb - eerst afzonderlijke vingerbewegingen, dan het grijpen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is het principe van onafhankelijkheid van systemen? Geef hier een voorbeeld van.

A

Het principe dat verschillende lichaamssystemen een verschillend groeitempo kennen.
Vb - lichaamsomvang, zenuwstelsel, en sexuele rijpheid kennen verschillende groeipatronen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is het zenuwstelsel van een mens?

A

Hersenen en zenuwen die zich door het hele lichaam bevinden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat zijn neuronen?

A

Basiscellen van het zenuwstelsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Waaruit bestaan neuronen?

A

Celkern, dentrieten en een axon

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat kunnen neuronen dat ze onderscheidt van andere cellen?

A

Ze kunnen met elkaar communiceren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hoe communiceren neuronen met elkaar?

A

Dentrieten ontvangen boodschappen van andere neuronen. De axon bevat boodschappen die voor andere cellen bedoeld zijn. De communicatie gebeurt via chemische boodschappers, neurotransmitters genaamd, die tussen de ruimte tussen neuronen bewegen. Die ruimtes heten synapsen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is een neurotransmitter?

A

Stof die het mogelijk maakt dat neuronen met elkaar communiceren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is een synaps?

A

De kleine ruimte tussen neuronen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Hoeveel neuronen hebben baby’s bij de geboorte? Hoe kan dit aantal ontstaan?

A

100 tot 200 miljard
Tijdens de foetale ontwikkeling vormen zich wel 250000 neuronen per minuut

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat gebeurt er in de eerste twee jaar na de geboorte met neuronen?

A

Er ontstaan miljarden nieuwe verbindingen, het netwerk van neuronen wordt steeds complexer.
1. Neuronen die geen verbindingen vormen met andere neuronen, raken overbodig en sterven af. (snoeien van synapsen) Geactiveerde neuronen kunnen hierdoor uitgebreidere communicatienetwerken kunnen vormen en het zenuwstelsel efficiënter wordt.
2. Neuronen krijgen steeds meer dentrieten en worden bedekt met myeline.
3. Ze groeperen zich naar functie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is apoptose?

A

Neuronen die steeds minder verbindingen vormen met andere neuronen terwijl het kind steeds
meer ervaringen opdoet, kunnen in zogenaamde apoptose gaan. Dit is een zorgvuldig proces van celzelfmoord,
waarbij neuronen uitschakelen en zichzelf opruimen om de efficiëntie van het zenuwstelsel te bevorderen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat is pruning?

A

Als de ervaringen van de baby bepaalde zenuwverbindingen niet
stimuleren, worden deze, net als ongebruikte neuronen, geëlimineerd. Wordt ook wel snoeien van synapsen genoemd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat is het gevolg van pruning van synapsen en apoptose van neuronen?

A

Het resultaat is dat geactiveerde neuronen uitgebreidere
communicatienetwerken kunnen vormen met andere neuronen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat is myeline?

A

Vettige substantie die de neuronen beschermt en de overdracht van zenuwsignalen versnelt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat is hersenschors (cortex)?

A

De buitenste laag van de hersenen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Hoe komt het dat de hersenen in omvang en gewicht toenemen in de eerste 2 jaar terwijl er neuronen afsterven?

A

Groei en toenemende complexiteit van de resterende neuronen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Hoe verloopt het proces van de vorming van het zenuwstelsel op hoofdlijnen?

A
  1. Neurulatie
  2. Ontwikkeling van de primaire en secundaire hersenblaasjes en het ventriculaire systeem
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wat is neurulatie?

A

Vorming van de neurale buis uit de neurale plaat.
1. Uitwendige formatie van de neurale plaat.
2. Het ectoderm is te onderscheiden grenzend aan de neurale plaat (7 dagen), endoderm ontwikkelt zich inwendig.
3. Mesoderm ontwikkelt zich (9 dagen) tussen het endoderm en het ectoderm.
4. Onder de instulpende invloed van het mesoderm ontstaat de neurale gleuf, waaruit zich uiteindelijk
de neurale buis vormt.

Tijdens neurulatie vormen zich neuronen en andere hersencellen aan de buitenwand van de
neurale buis, terwijl de binnenwand wordt bedekt met cellen die een kanaal vormen dat zich vult
met cerebrospinale vloeistof.

Neurale weefsels beginnen zich te differentiëren en migreren richting boven- en
onderzijde van de neurale buis. Het bovenste, craniale deel van de neurale buis ontwikkelt zich uiteindelijk tot het brein, terwijl het
onderste, caudale deel het ruggenmerg zal vormen. Na ongeveer 25 dagen na de bevruchting sluit de neurale
buis, dan is het proces van neurulatie beëindigend.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Wat is de neurale buis?

A

Deel van het embryo dat het zenuwstelsel zal vormen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Wat is het craniale deel van de neurale buis?

A

Het deel wat uiteindelijk de hersenen zal vormen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Wat is het caudale deel van de neurale buis?

A

Het deel dat uiteindelijk de ruggenmerg zal vormen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Welke twee afwijkingen hangen samen met het zich niet geheel sluiten van de neurale buis?

A
  1. Spina bifida (open rug), waarbij de neurale buis aan de onderzijde niet sluit
  2. Anencefalie, waarbij
    juist de bovenste, craniale pool van de neurale buis niet sluit.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Wat gebeurt er nadat het proces van neurulatie is beëindigd?

A
  1. Er vormen drie blaasjes om de neurale buis die uitgroeien tot
    het voorbrein (prosencefalon), het middenbrein (mesencefalon) en het achterbrein (rhombencefalon).
  2. Bij 5 weken splitsen 2 van de primaire hersenblaasjes splitsen zich. Zo ontstaan 5 secundaire hersenblaasjes.
  3. Uit de 5 secundaire hersenblaasjes ontwikkelen de verschillende delen van de hersenen.
  4. Het bovenste hersenblaasje ontstaan uit het voorbrein overgroeit de andere blaasjes. De wand eromheen vormt de cortex.

Het cerebrale ventriculaire systeem vormt zich tegelijkertijd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Wat is het ventriculaire systeem?

A

Een viertal hersenkamers of ventrikels die door smalle openingen met elkaar in verbinding staan. De ventrikels zijn gevuld met cerebrospinale vloeistof, die via het centrale kanaal in het ruggenmerg circuleert in de ruimte tussen het zachte zenuwweefsel en de harde, benige omkadering daarvan, bestaande uit de schedel en de
wervelkolom.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Wat is hydrocefalie?

A

Een aandoening waarbij in de hersenventrikels te veel cerebrospinale vloeistof
aanwezig is door een belemmering in de natuurlijke afvloeimogelijkheid van het hersenvocht. Kan hersenfuncties aantasten en leiden tot zware mentale retardatie of zelfs dood.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Welke afwijking heeft te maken met het niet goed kunnen afvloeien van het hersenvocht?

A

Hydrocefalie (waterhoofd)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Wat is corticoginese?

A

Het proces van cortexvorming

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Hoe verloopt corticoginese?

A

De hersenschors is opgebouwd uit 6 verschillende lagen neuronen die aanvankelijk in de neurale buis liggen.
1. Corticale neuronen ontstaan (6 weken)
2. Gliacellen worden naar het hersenoppervlak gestuurd (2 maanden)
3. Neuronen uit de neurale buis migreren naar buiten (3-4 maanden)

De verschillende lagen van de hersenschors ontwikkelen zich van binnen naar buiten: de neuronen die als eerste aankomen bij de hersenschors vormen de binnenste laag en de neuronen die het laatst de hersenschors bereiken passeren de
eerder aangekomen neuronen en vormen zo de buitenste laag.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

Wat zijn gliacellen?

A

Steuncellen waarlangs neuronen uit de neurale buis naar buiten migreren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

Wanneer en waarom neemt de cortex in dikte toe en begint deze te plooien? Hoe heet het als dit plooien niet gebeurt?

A

Vanaf de vijfde maand.
Hierdoor kan het oppervlak en daarmee het aantal verbindingen tussen de cellen worden vergroot bij een relatief geringe toename in volume.
Lissencefalie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

Wat is lissencefalie?

A

In zeer zeldzame gevallen vouwt de cortex niet. Kinderen met lissencefalie worden geboren met zware verstandelijke
handicaps en sterven vaak binnen enkele maanden na de geboorte.
Lissencefalie betekent letterlijk “gladde hersenen” betekent

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

Wat is frontalisatie?

A

De hersenschors of cerebrale cortex lijkt zich van achter naar voren te ontwikkelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

Hoe verloopt het proces van corticale rijping en differentiatie zich na de geboorte?

A

Sommige neuronen verplaatsen zich – zoals eerder besproken – naar de hersenschors, de buitenste
laag van de hersenen, terwijl andere op subcorticale niveaus, onder de hersenschors, terechtkomen. De
subcorticale niveaus, die verantwoordelijk zijn voor basale activiteiten als ademhaling en hartslag, zijn tijdens de geboorte het meest ontwikkeld. Na verloop van tijd gaan ook de cellen in de hersenschors, die verantwoordelijk zijn voor hogere processen als denken en redeneren, zich verder ontwikkelen en onderlinge
verbindingen vormen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

In welke richting ontwikkeld de cortex zich?

A

Van achter naar voren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
40
Q

Benoem de verschillende hersendelen van achter naar voren en hun functie

A

Occipitaal kwabben - Visuele informatie verwerking
Temporaal kwabben - Gehoor, visuele herkenning, verbaal geheugen, taal
Parietaal kwabben - verwerken en integreren van zintuigelijke informatie, ruimtelijk denken, visuele aandacht, organiseren van bewegingen
Frontaal kwabben - Bewustzijn, aansturing van beweging, spraak, gedrag, impulsbeheersing, emotieregulatie, plannen, (werk) geheugen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
41
Q

Wat is het belang van stimulatie en omgevingsinvloeden op de ontwikkeling van de hersenen van een baby?

A

Het stimuleren en uitdagen van de hersenen ervoor zorgt
dat ons brein actief en in ontwikkeling blijft
Extreme verwaarlozing van het kind en een gebrek aan stimulatie kan leiden tot remming van de hersengroei en verstoring van de genetisch geplande organisatie van de hersenen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
42
Q

Wat is het shakenbabysyndroom? Wat zijn mogelijke gevolgen

A

Syndroom waarbij baby letsel vertoont doordat het door elkaar geschud is.
Blindheid, gehoorverlies, spraakstoornissen, leerproblemen, gedragsstoornissen, dood.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
43
Q

Hoe komt de plasticiteit van de hersenen de ontwikkeling ten goede bij hersenletsel bij baby’s?

A

Het is vaak mogelijk dat bepaalde hersenfuncties door andere hersendelen overgenomen worden omdat de hersenen nog niet volledig ontwikkeld zijn. Plasticiteit biedt geen volledige bescherming bij hersenletsel.

44
Q

Hoe heeft een prikkelarme of prikkelrijke omgeving invloed op de hersenontwikkeling van kinderen?

A

Structuur en gewicht van hersenen van kinderen die in een prikkelarme omgeving zijn opgegroeid zijn anders dan die van kinderen die in een stimulerendere omgeving zijn opgegroeid.

45
Q

Bestaan er kritische of gevoelige periode in de ontwikkeling van een baby?

A

Uit onderzoek met katten komt een kritieke periode voor het gezichtsveld. Voor baby’s is dit onduidelijk. (hoe zit het met baby’s die zeer weinig hadden om mee te spelen en geen lichamelijk contact hebben gehad - tehuizen?)

46
Q

Wat zijn ritmen?

A

Zich herhalende, cyclische patronen

47
Q

Wat is een gedragstoestand?

A

De mate van bewustzijn van interne en externe stimulatie

48
Q

Welke verschillende gedragstoestanden zijn er bij jonge baby’s te herkennen? Welke invloed hebben deze verschillende toestanden op de mate van stimulatie?

A

stadia van waken zoals alertheid, agitatie, huilen
Stadia van slapen
De mate van stimulatie die nodig is om de aandacht van het kind te trekken verandert.

49
Q

Hoe ontwikkelt het slaappatroon van een baby zich?

A

Pasgeboren baby’s slapen veel maar doen dat in spurts van ongeveer 2 uur, gevolgd door perioden van wakker zijn, ook ‘s nachts. Ze slapen gemiddeld 16-17 uur per dag. Na 4 maanden slapen ze gemiddeld 6 uur per nacht en doen een aantal korte dutjes overdag. De meeste baby’s slapen aan het eind van hun eerste jaar de hele nacht door. Ze hebben dan 15 uur slaap nodig.

50
Q

Wat gebeurt er in de perioden dat baby’s slapen? Aanpassen

A

Hartslag neemt toe en wordt onregelmatig, bloeddruk stijgt en ademhaling versnelt. Soms bewegen pupillen van links naar rechts. REM-achtige slaapperioden.

51
Q

Wat is Rapid eye movement (REM)?

A

de periode tijdens de slaap van oudere kinderen en volwassenen, geassocieerd met dromen, waarin de ogen voortdurend bewegen en het hartritme en de ademhaling onregelmatig zijn.

52
Q

Baby’s kennen geen REM zoals volwassenen, waarom denken we dat?

A

Hersengolven van slapende baby’s zien er heel anders uit dan die van dromende volwassenen.

53
Q

Wat is de functie van de REM-achtige slaap bij baby’s?

A

Dat weten we niet. Sommige onderzoekers denken dat die een manier is voor de hersenen om zichzelf te stimuleren. Baby’s slapen relatief veel en het zenuwstelsel wordt anders niet vaak gestimuleerd.

54
Q

Kunnen omgevings-invloeden impact hebben op het slaapritme van baby’s?

A

Ja, ouders die hun kinderen wakker maken of in een bepaald ritme duwen, hitte, volle luier

55
Q

Zijn er culturele invloeden op het slaapritme van baby’s?

A

Ja, het gebruik van kunstlicht en schaduw kan het slaapritme beinvloeden. Of kinderen continu meegedragen worden, of ze ‘s nachts bij de ouders slapen. Of ze mogen drinken wanneer ze willen.

56
Q

Wat is Wiegendood of SIDS?

A

Het plots en overwachts overlijden van een baby, die ogenschijnlijk gezond was en bij wie geen lichamelijke afwijking kon worden vastgesteld die het overlijden zou verklaren.

57
Q

Waar staat SIDS voor?

A

Sudden infant death syndrome

58
Q

Welke factoren verhogen de kans op SIDS?

A
  1. Jongens lopen een groter risico
  2. laag geboortegewicht
  3. lagere APGAR scores
  4. Roken tijdens de zwangerschap
  5. Hersenafwijking die invloed heeft op de ademhaling
59
Q

Wat kan je doen om de kans op SIDS zoveel mogelijk te vermijden?

A
  1. Baby’s op hun rug laten slapen
  2. Baby’s tot 1 jaar in dezelfde kamer als ouders laten slapen maar niet in hetzelfde bed
  3. Niet roken tijdens of na de zwangerschap
  4. Baby niet te warm laten slapen
  5. Speen geven tijdens het slapen
  6. Borstvoeding geven
  7. Vermijden van zachte dekens, kussens, knuffels, zachte bedranden
60
Q

Waar staat SUID voor en wat is het?

A

Sudden Unexpected Infant Death. Plotseling onverwachte kindersterfte: elke onverwachte en plotselinge dood van een baby, meestal tijdens de slaap en/of in de slaapomgeving van het kind.

61
Q

Welke reflexen kent een baby en wanneer verdwijnen ze?

A
  1. Zoekreflex (3 weken)
  2. Stapreflex (2 maanden)
  3. Zwemreflex (4-6 maanden)
  4. Moro-reflex (6 maanden)
  5. Babinski-reflex (8-12 maanden)
  6. Schrikreflex (blijft in andere vorm)
  7. Knipperreflex (blijft)
  8. Zuigreflex (blijft)
  9. Kokhalsreflex (blijft)
  10. Grijpreflex (4 weken)
62
Q

Wat is de moro-reflex? Waar dient het voor?

A

Spreiding van de armen, waarbij deze zich ergens aan vast lijken te willen klampen als de ondersteuning van de nek en het hoofd ineens wegvallen.
Ws als bescherming tegen vallen

63
Q

Wat is de Babinski-reflex? Waar dient deze voor?

A

Spreiding van de tenen in reactie op een aanraking van de buitenkant van de voet.
Onbekend waar deze voor dient.

64
Q

Wat is de stap-reflex? Waar dient deze voor?

A

Beweging van de benen wanneer de baby rechtop wordt gehouden en zijn voeten de grond raken.
Ws ter voorbereiding op onafhankelijk voortbewegen.

65
Q

Wat zijn verklaringen voor het hebben van reflexen ook als deze geen nut meer dienen in de huidige tijd?

A

Evolutionair gezien hebben baby’s meer reflexen nodig omdat ze relatief hulpeloos zijn.
Sommige reflexen dienden een nut bij onze niet-menselijke voorouders en zijn gebleven.
Reflexen kunnen ook nuttig zijn doordat ze de sociale relatie kunnen verbeteren tussen baby en verzorger(s).

66
Q

Hoe gebruiken kinderartsen reflexen van kinderen?

A

Door de aan- of afwezigheid van bepaalde reflexen te testen in een periode kunnen kinderartsen mogelijke afwijkende ontwikkeling detecteren.

67
Q

Wat zijn de mijlpalen van motorische ontwikkeling van een baby?

A
  1. Omrollen (3.2 maanden)
  2. Een rammelaar vastpakken (3.3 maanden)
  3. Zitten zonder ondersteuning (5.9 maanden)
  4. Staan met houvast (7.2 maanden)
  5. Grijpen met duim en wijsvinger (8.2 maanden)
  6. Goed zelfstandig staan (11.5 maanden)
  7. Los lopen (12.3 maanden)
  8. Een toren bouwen van 2 blokken (14.8 maanden)
  9. Stokjes in gaatjes plaatsen (16 maanden)
  10. Traplopen (16.6 maanden)
  11. Springen op de plaats (23.8 maanden)
  12. Een cirkel natekenen (33 maanden)
68
Q

Wat zijn mijlpalen in de fijne motoriek van een baby?

A

1.Opent hand duidelijk (3 maanden)
2. Grijpt rammelaar (3.5 maanden)
3. Grijpt met duim en wijsvinger (8.5 maanden)
4. Houdt potlood op de juiste manier vast (11 maanden)
5. Bouwt toren van twee blokken (14 maanden)
6. Plaatst stokjes in gaatjes (16 maanden)
7. Imiteert lijnen op papier (24 maanden)
8. Kopieert cirkel (33 maanden)

69
Q

Welk principe volgt de ontwikkeling van motorische activiteiten?

A

Principe van hiërarchische integratie

70
Q

Culturele verschillen zorgen ervoor dat er anders met mobiliteit van baby’s wordt omgesprongen in verschillende culturen. Wat zijn de gevolgen en zijn dit blijvende verschillen?

A

Kinderen ontwikkelen vaardigheden waar meer focus op ligt in een cultuur sneller. Er zit natuurlijk een limiet hieraan (genetisch bepaald).
De vroege motorische verschillen zijn verdwenen als kinderen 6 jaar zijn.

71
Q

Wat is de dynamische systeemtheorie van ontwikkeling?

A

Theorie waarin de motorische ontwikkeling van een kind wordt gezien als een dynamisch systeem; alles ontwikkelt zich tegelijk en hangt nauw samen met de ervaringen die het kind opdoet. (Thelen)

72
Q

Hoe kijkt de dynamische systeemtheorie van ontwikkeling naar de motorisch ontwikkeling van kinderen?

A

Beschrijft hoe motorische gedragingen worden samengesteld. Met samengesteld wordt bedoelt de coordinatie van vaardigheden of capaciteiten.
Bijv. het kruipen. De hersenen starten een ‘kruipprogramma’, waardoor de spieren aanzetten om vooruit te gaan. Om te kunnen kruipen moeten het spiergebruik, de waarneming, het begrip en de motivatie ook nog worden gecoördineerd.
De theorie benadrukt hoe verkennende activiteiten tot nieuwe uitdagingen leiden wanneer ze reageren op hun omgeving, waardoor hun motorische vaardigheden zich ontwikkelen.

73
Q

Wat staat er centraal in de dynamische systeemtheorie van ontwikkeling?

A

De motivatie van het kind

74
Q

Wat zijn normen?

A

De gemiddelde prestaties van een representatieve steekproef uit een grotere groep (populatie)

75
Q

Welke norm wordt gebruikt om te kijken hoe kinderen zich motorisch ontwikkelen?

A

Bayley scales of infant development

76
Q

Wat is de Bayley Scales of Infant Development?

A

Instrument om de ontwikkeling van kinderen vanaf 16 dagen tot 42 maanden en 15 dagen in kaart te brengen. (cognitief, talig, motorisch)

77
Q

Op welke gebieden brengt de Bayley Scales of Infant Development de ontwikkeling van kinderen in kaart?

A

Cognitief
Motorisch
Talig
Sociaal emotioneel (dmv vragenlijsten)
Adaptief functioneren (vermogen om aan te passen aan eisen van de omgeving)

78
Q

Waarom moet voorzichtig worden omgegaan met normen over de normale motorische ontwikkeling van baby’s?

A

Normen gaan over gemiddelden en er zijn grote onderlinge verschillen mogelijk tussen kinderen die niet direct op een probleem hoeven te duiden.
Er zijn grote culturele verschillen in de ontwikkeling van baby’s en normen zijn nog te vaak op WEIRD baby’s gebaseerd.

79
Q

Kun je je kind beter fles- of borstvoeding geven? Waarom?

A

Borstvoeding is beter voor baby’s vanwege de voedingsstoffen en de ontstekingswerende en immunologische bestanddelen van borstvoeding

80
Q

Wat is een belangrijk bestanddeel van borstvoeding? Waarom?

A

Human Milk Oligosacharides (HMO)
Immunologische functie als voeding voor de darmbacteriën, die belangrijke beschermingsfuncties hebben.

81
Q

Wanneer kunnen baby’s het beste beginnen met vast voedsel?

A

Tussen de 4 en 6 maanden

82
Q

Wat zijn de negatieve gevolgen van ondervoeding?

A
  1. Tragere groei
  2. Lager IQ en mindere schoolprestaties
83
Q

Wat is ondervoeding?

A

Onvoldoende en niet goed uitgebalanceerde voedingsstoffen

84
Q

Wat is Marasme?

A

Door ondervoeding veroorzaakte ziekte waarbij kinderen stoppen met groeien. Het lichaam raakt uitgemergeld, met uiteindelijke dood tot gevolg.

85
Q

Wat is Kwashiokor?

A

Door ondervoeding veroorzaakt ziekte waarbij de maag, de ledematen en het gezicht van een kind water vasthouden en opzwellen

86
Q

Wat is het failure to thrive syndrome?

A

Stoornis waarbij kinderen stoppen met groeien door een gebrek aan stimulatie en aandacht van hun ouders. Dit lijkt op ondervoeding maar heeft hier niets mee te maken.

87
Q

Wat is obesitas?

A

Chronische ziekte door te veel vetophoping in het lichaam, waarbij iemand een BMI heeft van 30 of meer

88
Q

Waar staat BMI voor? Wat is het?

A

Body Mass Index; de meestgebruikte maat om overgewicht te definieren, gebaseerd op de verhouding tussen lengte en gewicht. Het gewicht in kg gedeeld door het kwadraat van de lengte in meters.

89
Q

Wat zijn mogelijke consequenties van obesitas tijdens de babytijd?

A

Mogelijk grotere kans op obesitas tijdens de volwassenheid. Overgewicht tijdens de babytijd correleert met overgewicht op 6-jarige leeftijd, en op 6-jarige leeftijd met volwassen leeftijd. Direct verband tussen babytijd en volwassen leeftijd is nooit aangetoond.

90
Q

Wat betekent sensatie?

A

De eerste gewaarwording van een stimulus die wordt opgevangen door de zintuigen

91
Q

Wat betekent perceptie?

A

Het proces van betekenisgeving of interpretatie van zintuigelijke informatie door de hersenen

92
Q

Wanneer ontwikkelen baby’s het binoculaire gezichtsvermogen? En wat is dat?

A

Het vermogen om beelden van beiden ogen te combineren zodat we diepte en beweging kunnen onderscheiden.
Het ontwikkeld zich met 14 weken en het is experimenteel vastgelegd dat baby’s van 6 maanden diepte kunnen zien en interpreteren.

93
Q

Welke voorkeuren hebben baby’s als het gaat om visuele stimuli?

A

Ze kijken liever naar stimuli met patronen dan naar een eenvoudige stimuli
Gezichten van mensen, met name dat van de moeder (tussen de 6 en 9 maanden leren baby’s om gezichten van mensen beter uit elkaar te houden)
Liever kromme dan rechte lijnen
Liever 3D dan 2D

94
Q

Wanneer manifesteert het vermogen om te horen bij een baby?

A

In de baarmoeder

95
Q

Voor welke auditieve signalen zijn baby’s gevoeliger en minder gevoelig dan volwassenen? Wanneer verdwijnt dit en hoe komt dat?

A

Voor zeer hoge en zeer lage frequenties (hoge en lage geluiden) zijn baby’s gevoeliger
Voor middenfrequenties zijn baby’s minder gevoelig.
Gevoeligheid voor middenfrequenties neemt toe, mogelijk door rijping van het zenuwstelsel.
Vermogen om zeer hoge en lage frequenties te horen neemt na de babytijd geleidelijk af. De reden is onduidelijk. Mogelijk door blootstelling aan harde geluiden.

96
Q

Waarom heeft een baby meer moeite dan een volwassenen om te bepalen waar een geluid vandaan komt? Wanneer is dit verschil opgeheven?

A

Om een geluid te lokaliseren maken we gebruik van het subtiele verschil tussen wanneer het geluid het ene oor en het andere oor. Omdat het hoofd van een baby minder groot is dan die van een volwassenen, is het verschil ook minder groot en is het lokaliseren moeilijker.
Na een jaar is dit verschil al weg.

97
Q

Waar zijn baby’s gevoelig voor als het gaat om geluiden en taal? Aanpassen

A

Verschillen tussen moedertaal en andere talen
Patronen in akoestische eigenschappen van groepen geluiden
Onderscheid tussen op elkaar lijkende geluiden
Voorkeur voor stem van hun moeder

98
Q

Hoe goed is de reukzin bij pasgeboren baby’s ontwikkeld?

A

Zeer goed, sommige kunnen zelfs hun moeder herkennen, puur op basis van geur

99
Q

Smaakzin is bij baby’s ook zeer goed ontwikkeld. Hoe weten we dat?

A

Baby’s reageren met walging op een bittere smaak
Baby’s glimlachen als ze iets zoets te drinken krijgen

100
Q

Hoe creeeren baby’s mogelijk voorkeuren voor bepaalde smaken?

A

Evolutionair erfenis -> borstvoeding is zoet dus houden van zoet betekent grotere kans op overleven
Voorkeur op basis van wat moeder dronk tijdens de zwangerschap

101
Q

Kunnen baby’s pijn voelen?

A

Ja, alleen is het onduidelijk in welke mate. Het lijkt erop dat reacties op pijn sterker worden naarmate kinderen ouder worden.

102
Q

Waar kan blootstelling aan pijn bij baby’s mogelijk voor zorgen?

A

Permanente veranderingen in het zenuwstelsel die kunnen leiden tot grotere gevoeligheid voor pijn in de volwassenheid. (onderzoek bij ratten)

103
Q

Wat is het meest geavanceerde zintuig bij de geboorte? Wanneer ontstaat die?

A

De tastzin
32 weken na conceptie

104
Q

Welke reflexen hangen af van de tastzin?

A

De zoekreflex, zuigreflex, stapreflex, moro-reflex

105
Q

Hoe speelt tastzin een rol in de ontwikkeling van een kind?

A
  1. Verkennen van de wereld
  2. Prikkeling van de tast zet complexe chemische reacties in gang die kinderen helpt om te overleven:
    a. aanzet tot groei
    b. sociaal-emotionele ontwikkeling
    c. positieve reactie van de hersenen
106
Q

Wat is een multimodale benadering van perceptie? Hoe snel kunnen baby’s dit?

A

Benadering waarbij gekeken wordt hoe informatie die door verschillende individuele zintuigen wordt opgevangen, wordt geïntegreerd en gecoördineerd.
Baby’s kunnen al heel vroeg verbanden leggen tussen wat ze via verschillende zintuigen over een object weten. De ontwikkeling van multimodale perceptie wordt gestimuleerd doordat baby’s affordances ontdekken.

107
Q

Wat zijn affordances?

A

De actiemogelijkheden die een bepaalde situatie of stimulus verschaft