hoofdstuk 5 Flashcards

1
Q

Cefalocaudaal principe

A

Het principe dat groei een patroon volgt dat begint met het hoofd en de bovenste lichaamsdelen en zich vervolgens uitstrekt naar de rest van het lichaam.
-> gaat over richting van de groei

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Proximodistaal principe

A

Het principe dat de ontwikkeling zich vanuit het centrum van ons lichaam naar buiten toe voltrekt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Principe van hiërarchische integratie

A

Het principe dat eenvoudige vaardigheden zich doorgaans afzonderlijk en onafhankelijk van elkaar ontwikkelen, en later geïntegreerd worden in complexere vaardigheden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Principe van onafhankelijke systemen

A

Het principe dat verschillende lichaamssystemen een verschillend groeitempo kennen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

neuronen

A

basiscellen van het zenuwstelsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

neurotransmitters

A

Stof die het mogelijk maakt dat neuronen met elkaar communiceren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

synaps

A

Kleine ruimte tussen neuronen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

meyeline

A

Een vettige substantie die de neuronen beschermt en de overdracht van zenuwsignalen versnelt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

hersenschors

A

De bovenste laag van de hersenen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Ritmen

A

zich herhalende, cyclische gedragspatronen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Gedragstoestand

A

De mate van bewustzijn van interne en externe stimuli.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Rapid eye movement- slaap (REM-slaap )

A

De periode tijdens de slaap van oudere kinderen en volwassenen die geassocieerd wordt met dromen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

voedselneofobie

A

angst voor ongekend voedsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

ossificatie

A

veranderen van kraakbeen in uiteindelijke botten ( botten worden harder)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

arborisatie

A

verdere vertakking van dendrieten en axonen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

pruning

A

het ‘snoeien’ van overbodige neuronen en verbindingen

17
Q

lateralisatie

A

hersenhelften steeds meer gedifferentieerder en gespecialiseerder