Hoofdstuk 4.1 "De pruikentijd" Flashcards
Hoe waren de standen verdeeld?
- de geestelijken
- adel (koningen)
- burgers
Hoe kon het dat de adel en geestelijken altijd alles konden doen wat ze wilden qua stemmen?
- De adel ⇒ 600 mensen
- De geestelijken ⇒ 600 mensen
- De burgers ⇒ 600 mensen
2/3 van de mensen moest het eens zijn met de regel wat werd gemaakt en als de geestelijken en adel samenwerken is het 2/3.
Hoe kon het dat de burgers zo arm waren?
In de wet stond dat de geestelijken en de adel geen belasting hoefde te betalen alleen de burgers.
Wat is de uiteindelijke conclusie van de manier van regering?
De burgers waren altijd de sjaak!
Wat was er met Nederland in de 17e eeuw?
Het was het rijkste land van Europa.
Wat veranderde er in de 18e eeuw met die rijkdom?
Het ging slechter met de armoede en de VOC.
Wat was het modeartikel van die tijd? en wat kon je ermee?
De pruik, je kon er mee laten zien dat je rijk was, alleen rijke mensen konden dat betalen.
Begrip; pruikentijd.
18e eeuw.
Waaraan verloor Nederland in 1707 zijn economische koppositie?
- Aan Engeland en Schotland, die samen Groot- Brittannië vormden.
Begrip; Standenmaatschappij.
Maatschappij waarin de bevolking is verdeeld in standen met eigen rechten en plichten.
Wat voor mensen leefden in de 3e stand?
- Boeren van het platteland,
- Landarbeiders (platteland),
- Burgers uit de steden,
- Uit eenvoudig volk; arbeiders.
Begrip: Standenstaat.
Staat die gebaseerd is op standen.
Wat hadden de eerste 2 standen meer dan de 3e stand?
- Meer privileges,
- Betere banen, bijvoorbeeld; aan het hof of in het leger.
- vrijgesteld van belasting.
Begrip; Indirecte belasting.
Belasting die betaald wordt bij de aankoop van producten.
Wie is Immanuel Kant, en wat wou hij bereiken?
Hij was een Duitse filosoof, iedereen moest zelf denken en niet zomaar alles geloven wat de kerk zei.