Hoofdstuk 3.1 "Machthebbers in Europa" Flashcards

1
Q

Wie was de machtigste persoon in de 17e eeuw?

A

Lodewijk XIV.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welk land was het machtigste in de 17e eeuw?

A

Frankrijk.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hoezo werd Lodewijk XIV de zonnekoning genoemd?

A

Omdat de edelen als planeten om de cirkelen zo om de zon draaide, draaide ze ook om Lodewijk heen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Waarom vond Lodewijk dat niemand anders dan hem alleen mochten beslissen?

A

Volgens Lodewijk kregen koningen hun macht van god en kon alleen God hun daden beoordelen, de ministers en edelen mochten hem wel advies geven maar ook niet meer dan dat.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat was er in de 16e eeuw aan de hand?

A

Er waren in Frankrijk bloedige godsdienstoorlogen tussen de katholieken en hugenoten (calvinisten).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat was de godsdienst van Frankrijk rond de 16e eeuw?

A

Frankrijk was katholiek maar de hugenoten hadden ook rechten, ze moeten kerken en scholen hebben en in meer dan 100 steden bleven ze de baas. Ze kregen zelfs het recht die steden te verdedigen met forten en militairen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat was er in 1648?

A

Er brak weer oorlog uit, 5 jaar lang terroriseerde krijgsheren het land.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat was het gevolg van de oorlog in 1648?

A

Meer Franse verlangde naar naar een sterke koning die orde en rust bracht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat gebeurde er in 1643?

A

Lodewijk XIV werd koning, maar hij kon nog niet regeren omdat hij een kleuter was. Die taak namen de eerste minister en zijn moeder voor een tijdje van hem over totdat hij oud genoeg is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat veranderde er in 1661?

A

De eerste minister overleed, Lodewijk XIV wou zelf gaan regeren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat veranderde aan Frankrijk toen Lodewijk aan de macht kwam?

A

Hij maakte een einde aan de zelfstandigheid van de steden en staten, voortaan moest iedereen doen wat hij wou, hij liet ook een ontzagwekkend groot en duur paleis bouwen in versailles, bij Parijs.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat veranderde er aan de krijgsmacht?

A

De privélegertjes moesten weg en Frankrijk kreeg een groot strak georganiseerd leger, dat bracht rust en veiligheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat veranderde aan het geloof in Frankrijk?

A

Lodewijk nam het recht van de protestanten af en dwong ze met militair geweld om katholiek te worden, veel hugenoten vluchtten naar andere landen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is de sterfdatum van Lodewijk XIV?

A

in het jaar 1715, hij was toen 72 en de langst regerende vorst uit de geschiedenis.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat gebeurde er toen de koningen van Engeland ook alle macht wou hebben?

A

Ze hadden constant conflicten met het parlement.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat moest Willem III beloven toen hij Jacobus verdreef.

A

Hij moest zich houden aan de Bill of Rights: in deze verklaring stond dat de koning voor belangrijke dingen eerst toestemming moest hebben van het parlement, ook verloor hij de macht over de recht die onafhankelijk werden.

17
Q

Wat was de Glorious Revolution?

A

Roemrijke revolutie.

18
Q

Waaruit bestond de republiek?

A

Holland, Zeeland, Utrecht, Gelderland, Overijssel, Groningen en Friesland.

19
Q

Wat waren de Staten?

A

De hoogste bestuurder van elk gewest, waarin vertegenwoordigers van de steden en adel zaten.

20
Q

Waar besliste de Staten- Generaal?

A

Die besliste over de buitenlandse politiek, het leger en de vloot en het bestuur van de gebieden die in de 17e eeuw op de Spanjaarden veroverd waren; Noord- Brabant, Zeeuws- Vlaanderen en delen van Limburg.

21
Q

Waar kwamen de regenten vandaan?

A

Uit de adel en de rijke burgerij.

22
Q

Hoe kon iets worden veranderd in de wet ofzo?

A

Als iedereen van de Staten- Generaal het ermee eens waren.

23
Q

Wat was de raadspensionaris?

A

De machtigste regent.

24
Q

Wat deed, was de raadspensionaris?

A

Voorzitter van de staten- generaal, waarvoor hij alle besluiten voorbereidde, hij was ook de belangrijkste vertegenwoordiger van Holland, hij vertegenwoordigde de Republiek ook aan het buitenland.

25
Q

Tussen wie was er een heftige machtsstrijd?

A

Johan van Oldenbarnevelt en stadhouder Maurits.

26
Q

Wat liet Maurits doen met van Oldenbarnevelt.

A

Hij liet hem arresteren en hij kreeg de doodstraf.

27
Q

Waarom wouden ze geen nieuwe stadhouder?

A

Omdat hij de macht alleen maar zelf wou hebben.

28
Q

Wie werd de machtigste man nadat ze besloten hadden geen stadhouder te kiezen.

A

Johan de Witt.

29
Q

Begrip; Absolutisme.

A

Regering waarbij de macht van de vorst door niets wordt beperkt.

30
Q

Begrip; Minister.

A

Hoogste dienaar van de staat, lid van de regering.

31
Q

Begrip; Oligarchie.

A

Regering door een kleine groep bevoorrechte personen.

32
Q

Begrip; Regent.

A

Overheidsbestuurder.

33
Q

Begrip; Stadhouderloos tijdperk.

A

Tijd zonder stadhouder (van 1651 tot 1672 en van 1707 tot 1747).

34
Q

Begrip; Tijd van regenten en vorsten.

A

Zesde tijdvak (1600-1700)