hoofdstuk 3 onderzoeken Flashcards
Karl Lashley
(Lesiestudies bij ratten)
Verloop: Taak aanleren – hersendeel weggenomen – Evalueren hoe goed taak nog uitgevoerd kon worden.
Bevindingen:
i. Reductie in prestatie i.f.v. grootte van lesie.
ii. Geenverbandmetlokalisatievanletsel
= Geen sprake van engram als gelokaliseerd geheugenspoor
= Wijst op gedistribueerd geheugen
Conclusie: (Twee theoretische principes)
i. Mass Action
ii. Equipotentiality
Quigora et al. 2005
Verloop: Elektroden werden ingepland in de regio rond de epileptische focus en de activiteit van neuronen werden geregistreerd.
Bevindingen:
i. Ze konden 132 cellen afleiden in de mediaal-temporale lob met erg selectieve
responsen
ii. Een van de cellen reageerden op foto’s en woorden van Jennifer Anniston.
iii. Cellen waren buiten de visuele cortex – cellen zijn meer gekoppeld aan betekenis van een prikkel dan visuele aspecten van prikkel
Conclusie: Combinatie van gelokaliseerd en gedistribueerd geheugen.
Hermann Ebbinghaus
Verloop:
i. 2300 kaartjes met lettergrepen (zinvolle en willekeurige combinaties)
ii. Pakte regelmatig 10 willekeurige kaartjes en leerde ze vanbuiten
iii. Nagaan hoeveel sequenties nodig op ze allemaal vanbuiten te kennen
iv. Op voorhand vastgelegde tijdstippen opnieuw doen, kijken hoeveel sequenties nu
nodig.
v. Als maar groter retentie-interval (besparing tussen leren en herleren)
Bevindingen:
i. Na 20min - 40% weg,1uur- 55% weg,1 dag- 65% weg,1maand -20% over
ii. Verval functie loopt steil in het begin maar heel langzaam na verloop van 1week.
Conclusie:
i. “Besparingsmethode”
ii. Vond “recall” en “recognition” te subjectief
iii. Was ervan overtuigd dat vergeten niet bestaat.
iv. Verval is niet altijd even sterk, tijdens slaap veel minder dan tijdens dag.
= Doorheen de dag meer interferentie want met andere dingen bezig
Jenkins & Dallebach 1924
(vervolgonderzoek Hermann Ebbinghaus)
Verloop: Deelnemers leerden een lijst met woorden en moesten deze na verschillende tijdsintervallen reproduceren, variërend van direct na het leren tot enkele dagen later.
Bevindingen: Ze ontdekten dat de herinnering het beste was wanneer de herinneringstest direct na het leren werd uitgevoerd, maar de prestaties geleidelijk verslechterden naarmate er meer tijd verstreek tussen leren en testen.
Conclusie: Dit experiment benadrukte het belang van het tijdsinterval tussen leren en herinneren, wat bekend staat als het fenomeen van “vergeetcurve”. Het suggereerde dat informatie sneller wordt vergeten naarmate er meer tijd verstrijkt zonder herhaling of oefening.
kritische analyse van Hermann Ebbinghaus studie
- Confounding variabele: Moment van leren tijdens de dag
- Foutieve interpretatie dat er tijdens het slapen niks gebeurt– je gaat door verschillende fases.
- Onderzoek toont dat REM-fase heel belangrijk is voor consolidatie: Netwerken die overdag tussenkomen tijdens het leren, herhalen datzelfde patroon s ’nachts nog is (reverberating cell- assemblies)
Bartlett (1932) “War of ghosts”
Verloop: De deelnemers kregen een verhaal te horen en moesten het vervolgens herhaaldelijk gedurende een periode van maanden of jaren reproduceren. (Methode van seriële reproductie)
Bevindingen: Bij de reproductie traden er vaak vertekingen, weglatingen, rationalisaties en transformaties naar meer vertrouwde zaken.
Conclusie: Geheugen is geen letterlijke registratie van het leermateriaal, maar er vindt verwerking plaats. Herinneringen zijn geen kopieën van ervaringen, maar eerder reconstructies.
Carmichael et al. (1932)
Verloop: Ze lieten mensen een plaatje zien van een kat, maar vertelden ze daarna dat het eigenlijk een hond was.
Bevindingen: Wat opviel, was dat mensen vaak hun herinnering aan het plaatje aanpasten en begonnen te denken dat ze eigenlijk een hond hadden gezien, hoewel dat niet waar was.
Conclusie: Dit toont aan dat onze herinneringen soms kunnen veranderen door wat anderen ons vertellen, zelfs als het niet klopt, wat consistent is met Bartletts idee dat we informatie interpreteren en opslaan volgens onze bestaande schema’s.
Allport and Postman (1947)
Verloop: Blanke deelnemers kregen een foto te zien van een ruzie tussen een goed geklede zwarte man en een blanke man met een mes. Deelnemers gaven het verhaal aan elkaar door via seriële reproductie. Herhaald met zwarte deelnemers.
Resultaten:
* Blanke deelnemers; na een paar keer vertellen was de zwarte man de agressor.
* Zwarte deelnemers; de resultaten waren nauwkeuriger, de blanke man was nog steeds de agressor.
Conclusie: Studie toont aan dat de sociale omgeving en wat we verwachten ons geheugen verstoort. Blanke mensen hadden culturele stereotypen die hun verhaal beïnvloeden.
Brewer and Treyens (1981)
Verloop: Deelnemers werden 35 sec in een studiekamer gebracht waarin zowel consistente en inconsistente voorwerpen aanwezig waren. Daarna onverwachte geheugentest.
Resultaten:
i. Free recall; meer consistente dan inconsistente voorwerpen benoemd.
ii. Recognition; zekerder bij consistente voorwerpen ookal waren die niet aanwezig.
Conclusie: Vertekening van visueel geheugen door invloed van cognitieve schema’s.
Sperling 1960
Verloop: Deelnemers zagen rijen of matrices van letters voor 50ms
* Conditie 1 “Whole report”: Ze werden gevraagd om alle 12 items op te schrijven
* Conditie 2 “Partial report”: Een toon werd gespeeld en ze moesten de ‘corresponding’ rij opschrijven. (Hoge toon-bovenste rij, Medium toon-middelste rij, Lage toon-onderste rij)
Resultaten:
* Conditie 1: Deelnemers konden 4 à 5 letters produceren
* Conditie 2: Deelnemers konden ong. 9 letters produceren
Conclusie: Meteen na wegnemen stimulus goede representatie beschikbaar voor uitlezing; lukt echter niet goed waarschijnlijk door inferentie (opzeggen en onthouden tegelijkertijd)
Brown and Peterson paradigma (1958/1959)
(Experiment om korte duur van KTG te testen)
Verloop:
* Deelnemers kregen telkens korte lijstjes van 3 items gevolgd door een kort interval van 0 – 18 sec. (Rehearsal prevention task: Om te vermijden dan deelnemers de items inwendig herhalen.)
Bevindingen: Over een kort interval spectaculaire terugval in proportie onthouden items.
Conclusie:
* Contrasteerde met wat men klassiek verstond onder “vergeten” (Verval).
* Met deze studies hebben ze een onderscheid kunnen maken tussen Verval en Interferentie.
Baddely and Hitch (1966)
(Meet de mate van verwarbaarheid)
Verloop:
Deelnemers kregen woordenlijsten met 5 of 10 woorden
* 5 woorden = onthouden door gebruik van KTG
* 10 woorden overstijgt capaciteit dus moet naar LTG gestuurd worden
Deelnemers krijgen lijst met zelfde woorden van lijst (=’targetwoorden’) en ‘distractor woorden’.
* Distractor woorden waren:
i. Gelijk met ‘target’ woorden qua klank (K)
ii. Gelijk met ‘target’ woorden qua betekenis (B)
iii. Niet gelijk aan target woorden
Bevindingen:
* % fouten 5-woordenlijst groter bij K conditie
* % fouten 10-woordenlijst groter bij B conditie
Conclusies: KTG codeert voor klank en LTG codeert voor betekenis
Sternberg (1966)
(Sternberg voerde een reeks experimenten uit om te bepalen of mensen items in het
kortetermijngeheugen een voor een scannen (seriële verwerking) of allemaal tegelijk (parallelle verwerking).)
Experiment 1: “Varied-set” procedure
* Deelnemers kregen 1-6 items aangeboden (varieert) aan constant tempo (1.2s)
* Gevolgd door “Delay period” 2s (kort interval)
* Testitem aangeboden en met detectie taak beslissen of het was voorgekomen in de sequentie (Zo snel mogelijk)
Experiment 2: “Fixed-set procedure”
* Deelnemers moesten vooraf 1, 2 of 4 items vanbuiten leren
* Reeks van 120 testbeurten waarin per aangeboden testitem weer detectietaak dpen, ook zo snel mogelijk
Resultaten: Lineaire regressie van reactietijd ifv ‘setsize’ (aantal items aangeboden); meer dan 99% van variantie verklaard = zeer straf
Conclusie:
* Sternberg concludeerde dat zijn experiment evidentie was tegen een parallel zoekproces.
* Besluit dat we seriële verwerking uitvoeren tegen hoge snelheden (25 tot 30 items per sec).
* Exhaustief zoekproces: Volgens vaste volgorde gezocht doorheen volledige set
* Geen self-terminating proces: Er wordt gezocht tot het item al dan niet gevonden is.
Logie and Baddeley (1987)
Verloop: Tellen hoevaak vierkantje komt op een scherm.
* conditie 1: enkel teltaak
* conditie 2: teltaak & constant “the” zeggen (=phonological loop)
* conditie 3: teltaak & tapping met voetpedaal (=central executive)
Bevindingen:
* conditie 1: minder dan 10% fouten
* conditie 2: percentage fouten stijgt
* conditie 3: percentage fouten tussen conditie 1 en 2
Conclusie: Dit experiment toont het concept van interferentie aan en hoe dat een rol speelt in het verstoren van verschillende activiteiten.
Craik and lockhart (1972)
Verloop: Oriënteringstaak om verschillende soorten informatiewerking te induceren en niet op voorhand gezegd dat er nadien een geheugentest volgde.
* Orthografisch: heeft dit woord een ‘n’?
* Fonologisch: Rijmt dit woord op piano?
* Semantisch: Is dit woord een voertuig?
Bevindingen: beter onthouden bij semantisch > fonologisch > orthografisch
Conclusie: semantische verwerking leidt tot betere herinnering MAAR mechanisme is niet duidelijk