hoofdstuk 1 begrippen Flashcards

1
Q

mind-body problem

A

er vindt toch interactie plaats tussen lichaam en geest => hoe kan dat als deze niet samenvallen ( cf. dualisme )?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

monisme

A

lichaam en geest niet opvatten als twee entiteiten, maar als twee delen van 1 entiteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

ontologisch materialisme

A

alleen het fysische bestaat echt .

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

epistemologisch materialisme

A

men kan enkel het fysische wetenschappelijk bestuderen
=> leidt tot het reductionisme: alles wordt tot een soort werkelijkheid herleidt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

ontologisch idealisme

A

alles in de natuur heeft een ziel => panpsychisme

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

epistemologisch idealisme

A

we kennen werkelijkheid enkel door eigen zintuigen en denken => leidt tot solipsisme: elke geest in eigen bubbel met werkelijkheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

pareidolia

A

het zien van betekenisvolle voorwerpen in vormloze prikkels

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

onderscheid natuurwetenschappen en menswetenschappen

A
  • natuurwetenschappen: gericht op het verklaren van wetmatigheden in de natuur => natuurfenomenen verklaart door externe krachten die inwerken op levenloze objecten, onveranderlijk
  • menswetenschappen: gericht op het begrijpen van mens en zijn geschiedenis => voortbrengsel ( variabel, complexe interactie ) van langdurige samenwerking tussen mensen, niet doelloos, complex systeem
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

onbewuste interferentie

A

waarneming impliceert onbewuste redenering

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

frenologie

A

methode om iemand persoonlijkheid en vaardigheden af te lezen van knobbels van een schedel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

substractiemethode

A

identificeren van mentale basisprocessen door vergelijking van condities die maar op één component van elkaar verschillen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

aktpsychologie

A

mentale fenomenen zijn geen inhouden, maar acties/functies

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

1879: WAT en WIE

A

START VAN PSYCHOLOGIE ALS WETENSCHAP :)
-> Willhelm Wundt krijgt fonds voor het opzetten eerste experimenteel psychologisch labo ( Leipzig )

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

theoretische bijdrage van Wundt ( 3)

A
  • voor bewuste waarneming zijn fysische prikkels noodzakelijke maar niet voldoende voorwaarde ( ook psychische factoren die bepalen of men iets opneemt of niet) => apperceptie ( aandachtsfunctie ) speelt centraal belang
  • bewustzijn als activiteit, proces, stromend water waarbij soms iets naar achtergrond verdwijnt en weer naar voor als aandacht erop gericht wordt. => stream of conciousness
  • belangrijk onderscheid tussen psychische en fysische causaliteit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

fysische causaliteit

A

gelijke oorzaken hebben gelijke gevolgen, behoud van energie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

psychische causaliteit

A

iets wat soms een effect heeft, heeft de andere keer weer ander effect => geest onderworpen aan eigen wetten en eigen soort mentale energie.

17
Q

structuralisme

A
  • ESSENTIE: psychologische delen samengesteld uit elementaire delen
  • DOEL: bouwstenen ontdekken en kijken hoe ze zijn samengesteld tot één geheel
  • METHODOLOGIE: systematische introspectie door sterk getrainde observatoren
  • wil weten wat de geest is, uit welke structuren deze bestaat ( = studie van de bewustzijnsinhouden, ontleden in bouwtsenen )
  • TITCHENER -> onderscheid tussen 3 soorten elementen: gewaarwording - beelden - affecties => benadrukte vermijden van stimulusfout: introspectieve beschrijvingen moeten beperkt blijven tot analyse van inhouden van bewuste ervaringen, niet beïnvloed door kennis over aard van stimulus.
18
Q

functionalisme

A
  • ESSENTIE: bewustzijn is geen passief orgaan om ervaringen op te vangen, maar toolbox van functies om adaptief te reageren op nieuwe situaties
  • voorlopers: Franz Brentano, William james
  • wil weten waar de geest voor dient, welke functies ze vervuld ( = studie van aard, functies en hoe deze processen werken )
  • onderscheid Chicago functionalisten en Columbia functionalisten
19
Q

gestaltpsychologie GRAZ SCHOOL VS BERLIJNSCHOOL

A

GRAZ:
- “Gestalten” als emergerende kwaliteiten
- afhankelijk van objecten,maar er boven uit stijgend
- the mind produces a percept”
- de geest als productie-systeem

BERLIJN
- “Gestalt” als een op zichzelf staand geheel (“sui generis”)
- niet gebaseerd op meer elementaire bouwstenen
- een percept organiseert zichzelf door wederzijdse interacties
- geest als dynamisch systeem

20
Q

phi motion

A

het zien van beweging tussen twee kort na elkaar aangeboden prikkels dus je ziet een beweging, maar geen afzonderlijke objecten => nieuw GESTALT
=> bijzonderheid: waarneming die niet gebasseerd is op elementaire waarneming

21
Q

aha erlebniss

A

probleemoplossend denken dat opeens uit het niets opduikt ( cognitief inzicht ), duikt opeens op als één volledig geheel n ( = gestalt )

22
Q

wat zijn de 3 soorten reflexen die John B Watson ( behaviorisme ) onderscheidt

A

1) emoties: interne activiteiten obv ongestreepte spieren
2) instincten: obv gestreepte spieren, erfelijk
3) gewoontes: aangeleerde responsen in de vorm van aaneengeschakelde reflexpatronen

23
Q

drie fases klassieke conditionering

A

1 ) UCS => UCR
2) CS + UCS => UCR
3) conditionering vindt plaats; CS => CR

’’ neutrale stimulus wordt herhaaldelijk samen aangeboden met betekenisvolle stimulus, dan lokt na verloop van tijd neutrale stimulus zelfde respons uit als betekenisvolle stimulus ( door associatie )

24
Q

test-operate-test-exit

A

mechanistische implementatie van plan of doel, kan ook
recursief zijn ( => complexe gedragsplannen nodig )